Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/6.4.2.6
6.4.2.6 Onderzoek van zaken
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS448723:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 7 maart 1980, NJ 1980, 441, m.nt. PAS.
Zie par. 6.4.1.3.
Zie par. 6.4.3.
Parlementaire Geschiedenis nieuw bewijsrecht 1988, p. 343, Nadere MvA TK (1985).
Bijv. Hof Den Bosch 2 november 2003, LJN AT0447 ; Hof Den Bosch 20 januari 2004, LJN AT5401; Hof Den Bosch 20 januari 2005, LJN AS7173.
Vernede 1845, p. 127.
Van Hamelsveld 1823, p. 192.
Zie par. 7.5.3.4.
Bijv. Hof Den Bosch 2 november 2003, LJN AT0447; Hof Den Bosch 20 januari 2004, LJN AT5401; Hof Den Bosch 20 januari 2005, LJN AS7173.
Bijv. Rb. Roermond 15 januari 1914, NJ 1914, p. 603-605; HR 7 maart 1980, NJ 1980, 441, m.nt. PAS, r.o.3.
HR 20 december 2002, NJ 2004, 4 m.nt. JBMV, (Lightning Casino/Nederlandse Antillen), no. 4.4.6 onder iv.
Zie par. 6.2.6.2.
Zie par. 6.2.3.3.
Zie par. 6.2.4.2.
Zie par. 6.2.6.1.
Zie par. 6.2.2.1.
Zie par. 6.2.3.2.
Onderzoek ter plaatse
Een deskundige kan het nodig achten een onderzoek te verrichten aan een zaak, dat wil zeggen onderzoek van een voorwerp of onderzoek ter plaatse, ook wel aangeduid als een plaatsopneming of een bezichtiging. Zoals ik heb laten zien in par. 6.4.2.1, zal een deskundigenonderzoek waarvan de resultaten normatieve invloed hebben op de uitkomst van de zaak en waarin materieel bewijslevering plaatsvindt, controleerbaar moeten zijn voor partijen om hen in staat te stellen bij de rechter effectief commentaar te leveren op het deskundigenadvies. In mijn opvatting heeft dit tot gevolg dat, als het erom gaat of partijen aanwezig mogen zijn bij het onderzoek van een zaak, de vrijheid van de deskundige bij de inrichting van het onderzoek niet doorslaggevend is, maar onderdeel is van een belangenafweging, waarin bijvoorbeeld ook het belang van partijen meeweegt om in een deskundigenonderzoek te participeren, het belang dat een procedure voortvarend wordt afgewikkeld, en het belang dat de kosten van een procedure aanvaardbaar zijn.
In de rechtspraak wordt echter de vrijheid van de deskundige bij de inrichting van het onderzoek voorop gesteld en kunnen de omstandigheden meebrengen dat hij partijen gelegenheid moet bieden het onderzoek bij te wonen. In de opvatting van de Hoge Raad zijn die omstandigheden bij een onderzoek ter plaatse gegeven: dan moet de deskundige partijen uitnodigen om bij het onderzoek te zijn.1 Uit het voorschrift dat tijd en plaats van het onderzoek voor partijen kenbaar moeten zijn,2 en uit de aanspraak van partijen op opmerkingen en verzoeken,3 leidde de Hoge Raad af dat partijen desgewenst bij een plaatsopneming door een deskundige aanwezig mogen zijn om hun standpunten naar voren te brengen. De Minister van Justitie heeft bij de totstandkoming van het bewijsrecht van 1988 eenzelfde standpunt ingenomen.4 Ook in de 'Leidraad deskundigen in civiele zaken' is vermeld dat partijen aanwezig mogen zijn bij een onderzoek ter plaatse (par. 11.4). Wanneer de rechter voorziet dat een deskundige een onderzoek ter plaatse zal verrichten, wordt ook wel met zoveel woorden bepaald dat partijen het mogen bijwonen.5
Onderzoek ter plaatse in het verleden
Hoewel het in Rv 1811 en Rv 1838 niet met zoveel woorden was bepaald, hadden partijen toen, net zoals onder de Code Louis van 1667, eveneens het recht om aanwezig te zijn bij een onderzoek van deskundigen ter plaatse. Dat werd afgeleid uit het recht op het doen van voordrachten en vorderingen (art. 317 Rv 1811, art. 230 lid 2 Rv 1838). Van Hamelsveld beschreef dat, als de deskundigen een onderzoek ter plaatse moesten doen, in het vonnis was bepaald wanneer dat moest plaatsvinden. Als één van partijen niet verscheen, wachtten de deskundigen een uur. Als de partij er dan nog niet was, begonnen zij met hun werkzaamheden. Ook Vernede vermeldde het recht van partijen om bij het onderzoek aanwezig te zijn.6 Deskundigen waren volgens hem bovendien verplicht de vragen, aanmerkingen en ophelderingen van de aanwezige partijen aan te horen en daarvan in hun rapport melding te maken. Als er problemen ontstonden die zij niet konden oplossen zonder buiten hun opdracht te gaan, moesten zij zich tot de rechtbank wenden om nadere last en volmacht te verzoeken. Was de rechter-commissaris bij het deskundigenonderzoek ter plaatse aanwezig, dan kon hij daarin voorzien, tenzij hij eerst de andere leden van de meervoudige kamer wilde raadplegen. Indien er meer tijd nodig was voor inspectie en expertise, mochten de deskundigen zelf bepalen wanneer het onderzoek zou worden voortgezet.7
Deze gewoonten wijzen erop dat er algemene gezichtspunten zijn op grond waarvan in Nederland reeds lang buiten twijfel staat dat partijen aanwezig mogen zijn bij een onderzoek van deskundigen ter plaatse. Kennelijk werd en wordt het zo belangrijk gevonden dat partijen aanwezig kunnen zijn bij onderzoek ter plaatse, dat er met betrekking tot dit soort onderzoek nooit behoefte is geweest aan een belangenafweging om te bepalen of partijen bij een onderzoek ter plaatse aanwezig mogen zijn. Dat partijen hier volop in het feitenonderzoek van een deskundige mogen participeren, laat zich goed verklaren uit de normatieve invloed van de deskundige op de uitkomst van de zaak en op het bewijsrechtelijk karakter van zijn waarnemingen. Bij onderzoek ter plaatse gaan de waarnemingen van een deskundige immers bij uitstek gepaard met oordeelsvorming op basis van zijn kennis, ervaring en intuïtie.8 Dan is van belang dat partijen uit eigen waarneming kennis kunnen nemen van het onderzoek. Partijen weten in het algemeen bovendien vrij nauwkeurig op welke punten de aandacht van de deskundige in hun zaak moet worden gevestigd om te bevorderen dat de deskundige die waarnemingen doet die de deskundige nodig heeft voor de beantwoording van de vragen van de rechter. In het algemeen is het daarom ook efficiënt dat zij een onderzoek ter plaatse kunnen bijwonen.
Onderzoek van een voorwerp
Naar huidig recht is onzeker of partijen er aanspraak op hebben om het onderzoek van een voorwerp bij te wonen. Het primaat van de vrijheid van de deskundige om het onderzoek in te richten zoals hij wenselijk acht, brengt mee dat het in de praktijk in hoge mate aan de deskundige is of partijen gelegenheid krijgen om aanwezig te zijn bij het onderzoek van een voorwerp. Uit de verplichting van de deskundige om partijen bij het onderzoek gelegenheid te geven tot het maken van opmerkingen en het doen van verzoeken, wordt niet afgeleid dat partijen het recht hebben om het onderzoek van een voorwerp bij te wonen. Wel wordt soms bij de opdracht bepaald dat een deskundige partijen bij een bepaald onderzoek moet uitnodigen.9 In mijn visie hebben partijen, op de gronden die ik uiteen heb gezet in par. 6.4.2.1, in beginsel een zwaarwegend belang om een onderzoek van een voorwerp bij te wonen, als de resultaten ervan normatieve invloed zullen hebben op de uitkomst van de zaak en er materieel bewijslevering plaatsvindt. Dat zal zich in ieder geval voordoen wanneer het onderzoek van het voorwerp cruciaal is voor de uitkomst van de zaak. Dan zal de rechter aan de deskundige meestal (vrijwel) dezelfde vraag hebben gesteld als de vraag die de rechter na deskundigenadvies dient te beantwoorden. Te denken valt bijvoorbeeld aan onderzoek naar de werking van een computer, als in geschil is of de computer naar behoren werkt, of aan onderzoek naar de echtheid van een schilderij, als in geschil is of het schilderij vervalst is.
Toestemming van de partij die eigenaar is van de zaak
Voor een onderzoek ter plaatse of een onderzoek van een voorwerp is toestemming van de eigenaar nodig. De deskundige kan dus zonder toestemming van de partij die eigenaar is, het onderzoek niet buiten aanwezigheid van die partij verrichten. De partij die eigenaar is, zal het onderzoek veelal willen bijwonen. Tijdens onderzoek ter plaatse of onderzoek van een voorwerp worden vaak bij uitstek waarnemingen gedaan die bijdragen aan de oordeelsvorming van de deskundige en waarmee materieel bewijslevering plaatsvindt. In mijn opvatting zal de deskundige dan tevens de wederpartij moeten uitnodigen. Zoals ik in par. 5.5.3.4 heb laten zien, kan onachtzaamheid van de deskundige op dit punt aanleiding geven tot een klacht over partijdigheid. Het komt wel eens voor dat de partij die eigenaar is van de te onderzoeken zaak, wil verhinderen dat de wederpartij het onderzoek bijwoont.10 Dat is in strijd met de verplichting om mee te werken aan het deskundigenonderzoek (art. 198 lid 3 Rv). Wordt de rechter hierover benaderd, dan zal hij die partij daarop wijzen en gelegenheid moeten geven alsnog mee te werken.11
Onderzoek buiten aanwezigheid van partijen
Evenals in Duitsland, zal de deskundige onderzoek van een zaak buiten aanwezigheid van partijen mogen verrichten als gezondheids- of veiligheidsrisico's zich tegen hun aanwezigheid verzetten.12 Naar mijn opvatting behoort een deskundige, evenals in Frankrijk13 en België,14 vrij te zijn of hij partijen uitnodigt, indien het onderzoek van ondergeschikt belang betreft, of de aanwezigheid van partijen geen redelijk doel dient. Evenals in Duitsland,15 Engeland16 en Frankrijk,17 moet de deskundige instructies aan de rechter kunnen vragen als hij twijfelt of hij partijen moet uitnodigen. Het is immers aan de rechter om erop toe te zien dat partijen na deskundigenadvies effectief commentaar kunnen leveren op het deskundigenadvies.
Onderzoek van zaken van derden
Een onderzoek van zaken van derden kan slechts plaatsvinden met toestemming van de derde. Wordt de toestemming niet verleend, dan biedt de wettelijke regeling van het deskundigenonderzoek geen basis om de medewerking van de derde af te dwingen.