De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/3.5:3.5 Slot: toegang tot de rechter en eisen van een goede procesorde of rechtspleging
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/3.5
3.5 Slot: toegang tot de rechter en eisen van een goede procesorde of rechtspleging
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS376270:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
134. In de inleiding op dit hoofdstuk werd uiteengezet dat in art. 6 EVRM, zoals uitgelegd door het EHRM, mede het recht op een effectieve toegang tot de rechter ligt besloten. Dit recht staat er niet aan in de weg dat de toegang tot de rechter nader wordt geregeld en daarbij aan bepaalde voorwaarden wordt gebonden, mits deze regels de essentie van het recht op toegang niet aantasten, een legitiem doel dienen en in het licht van dat doel proportioneel zijn.
Het Nederlandse burgerlijk procesrecht kent een gedetailleerd uitgewerkte wettelijke regeling van de wijze waarop partijen zich toegang tot de rechter kunnen verschaffen. Uit dit hoofdstuk blijkt dat daarnaast de eisen van een goede procesorde of rechtspleging van belang zijn voor de omvang van het recht op toegang tot de rechter en de wijze waarop dit recht in de praktijk gestalte krijgt. De Hoge Raad blijkt met een beroep op de eisen van een goede procesorde of rechtspleging zowel de toegang tot de rechter binnen de wettelijk aan dat recht gestelde grenzen te kunnen beperken, als wel deze toegang tot buiten de wet gestelde grenzen te kunnen verruimen.
Zo blijken deze eisen zich te kunnen verzetten tegen ontvankelijkverklaring van eiser in een herhaalde, reeds inhoudelijk berechte vordering. Ook blijken de eisen te kunnen meebrengen dat een partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in een louter declaratoire vordering. In beide gevallen wordt geen afbreuk gedaan aan het recht op een effectieve toegang. Integendeel: de effectiviteit van de rechtspleging is er juist bij gebaat dat een eenmaal afgewezen vordering niet eindeloos op dezelfde gronden kan worden herhaald en dat de berechting van vorderingen niet willekeurig wordt gesplitst in de berechting van een condemnatoire en een declaratoire vordering.
Anderzijds biedt de rechtspraak van de Hoge Raad tal van voorbeelden waarin hij met een beroep op de eisen van een goede procesorde of rechtspleging buitenwettelijke mogelijkheden schept tot het herstel van verzuimen die bij strikte toepassing van de wet een ontzegging van de toegang tot de rechter tot gevolg zouden hebben. In de kwesties waarin de Hoge Raad herstel van een verzuim mogelijk maakte, stond de mate waarin de door het geschonden voorschrift beschermde belangen waren geschaad niet in redelijke verhouding tot het nadeel dat eiser door een ontzegging van de toegang zou ondervinden.
Deze 'deformaliserende' toepassing van de eisen van een goede procesorde, waarbij de Hoge Raad overigens de belangen van de gedaagde en het algemeen belang betrokken bij een goede rechtspleging geenszins uit het oog verliest, ligt dan ook geheel in lijn van art. 6 EVRM. Dat geldt overigens ook voor de beslissing dat de eisen van een goede procesorde zich verzetten tegen de behandeling van een reeds berechte vordering, die opnieuw wordt ingesteld op dezelfde gronden als in de eerdere procedure aangevoerd.
135. Ten slotte zij opgemerkt dat veel van de regels die de Hoge Raad onder verwijzing naar de eisen van een goede procesorde of rechtspleging heeft geformuleerd in de uitspraken die in dit hoofdstuk aan de orde kwamen, met de herziening van de wettelijke regeling van het procesrecht in 2002 zijn gecodificeerd. Op het belang van de eisen van een goede procesorde voor de ontwikkeling van het procesrecht, wordt in hoofdstuk 10 nader ingegaan.