Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie
Artikel 163 Aanvraag van een vergunning op basis van een douaneaangifte
Geldend
Geldend vanaf 16-07-2020
- Bronpublicatie:
03-04-2020, PbEU 2020, L 203 (uitgifte: 26-06-2020, regelingnummer: 2020/877)
- Inwerkingtreding
16-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2020, PbEU 2020, L 203 (uitgifte: 26-06-2020, regelingnummer: 2020/877)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 6, leden 1 en 2, artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 211, lid 1, van het wetboek)
1.
In de volgende gevallen wordt een douaneaangifte, mits zij wordt aangevuld met aanvullende gegevenselementen zoals vastgesteld in bijlage A, beschouwd als een aanvraag voor een vergunning:
- a)
wanneer goederen onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst, tenzij de douaneautoriteiten een formele aanvraag eisen in gevallen die onder artikel 236, onder b), vallen;
- b)
wanneer goederen onder de regeling bijzondere bestemming worden geplaatst en de aanvrager voornemens is de goederen integraal de voorgeschreven bijzondere bestemming te geven;
- c)
wanneer andere dan de in bijlage 71-02 opgenomen goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst;
- d)
wanneer andere dan de in bijlage 71-02 opgenomen goederen onder de regeling passieve veredeling worden geplaatst;
- e)
wanneer een vergunning voor de regeling passieve veredeling is verleend en vervangende producten in het vrije verkeer worden gebracht met gebruikmaking van het systeem uitwisselingsverkeer, waarvoor die vergunning niet geldt;
- f)
wanneer veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht na passieve veredeling en de veredeling betrekking had op goederen zonder handelskarakter;
- g)
wanneer de in bijlage 71-02 opgenomen goederen waarvan de douanewaarde niet meer dan 150 000 EUR bedraagt al onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst of daaronder worden geplaatst en onder douanetoezicht worden vernietigd wegens uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden.
2.
Lid 1 is in geen van de volgende gevallen van toepassing:
- a)
vereenvoudigde aangifte;
- b)
gecentraliseerde vrijmaking;
- c)
inschrijving in de administratie van de aangever;
- d)
wanneer een andere vergunning dan voor tijdelijke invoer waarbij meer dan één lidstaat is betrokken, wordt aangevraagd;
- e)
wanneer een aanvraag wordt gedaan voor het gebruik van equivalente goederen overeenkomstig artikel 223 van het wetboek;
- f)
wanneer de bevoegde douaneautoriteit de aangever meedeelt dat de economische voorwaarden moeten worden onderzocht overeenkomstig artikel 211, lid 6, van het wetboek;
- g)
vervallen;
- h)
wanneer een vergunning met terugwerkende kracht overeenkomstig artikel 211, lid 2, van het wetboek wordt aangevraagd, behalve in gevallen zoals bedoeld in lid 1, onder e) of f), van dit artikel.
3.
Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat er een groot risico bestaat dat een van de in de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen niet wordt nageleefd als vervoermiddelen of reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting van vervoermiddelen onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst, mag de in lid 1 bedoelde douaneaangifte niet mondeling of in overeenstemming met artikel 141 worden gedaan. In dat geval stellen de douaneautoriteiten de aangever daarvan onmiddellijk in kennis na het aanbrengen van goederen bij de douane.
4.
De in lid 1 genoemde verplichting om aanvullende gegevenselementen te verstrekken, is niet van toepassing in gevallen waarbij een van de volgende soorten aangiften wordt gedaan:
- a)
douaneaangiften voor het vrije verkeer die mondeling worden gedaan overeenkomstig artikel 135;
- b)
douaneaangiften voor tijdelijke invoer of aangiften tot wederuitvoer die mondeling worden gedaan overeenkomstig artikel 136;
- c)
douaneaangiften voor tijdelijke invoer of aangiften tot wederuitvoer overeenkomstig artikel 139 die worden geacht te zijn gedaan overeenkomstig artikel 141.
5.
ATA- en CPD-carnets worden beschouwd als een aanvraag voor een vergunning voor tijdelijke invoer wanneer zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:
- a)
het carnet is afgegeven in een overeenkomstsluitende partij bij de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul en is goedgekeurd en gegarandeerd door een organisatie die is aangesloten bij een waarborgketen zoals omschreven in artikel 1, onder d), van bijlage A bij de overeenkomst van Istanbul;
- b)
het carnet heeft betrekking op goederen en toepassingen die worden gedekt door de overeenkomst op grond waarvan het is afgegeven;
- c)
het carnet is gewaarmerkt door de douaneautoriteiten;
- d)
het carnet is geldig in het hele douanegebied van de Unie.