Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/1.3
1.3 Publiekrechtelijke handhaving van privaatrechtelijk geaarde regels
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS449453:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
O.O. Cherednychenko, ‘Toezichtcontractenrecht: vooruitgang in het burgerlijk recht?’, Contracteren special Willem Grosheide 2011/5.5, p.12. Zie ook Scheltema & Scheltema 2009, p. 62.
Zie voor nadere uiteenzetting O.O. Cherednychenko, ‘De bijzondere zorgplicht van de bank in het spanningsveld tussen het publiek- en privaatrecht’, NTBR 2010/11, p. 66.
Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/ 2004 van het Europees Parlement en de Raad, PbEU L 149.
Om de hiervoor genoemde publiekrechtelijke handhaving van privaatrechtelijk geaarde regels door publiekrechtelijke toezichthouders te bewerkstelligen, dient een juridische koppeling te worden gemaakt tussen de privaatrechtelijk geaarde regels en de handhavingsmiddelen van het bestuursrecht. Dit kan op twee manieren:
door privaatrechtelijk geaarde regels te vertalen in zelfstandige bestuursrechtelijke regels in de bestuursrechtelijke wetgeving; en
door in de bestuursrechtelijke wetgeving een verwijzing naar privaatrechtelijk geaarde regels in het BW op te nemen.1
Voorbeelden van een vertaling van privaatrechtelijk geaarde regels naar het bestuursrecht zijn te vinden in afdeling 4.2.3 van de Wft: ‘Zorgvuldige dienstverlening’. In artikel 4:23 en 4:24 Wft is het ken-uw-cliënt-beginsel voor beleggingsdiensten te vinden. In artikel 4:24a Wft is zelfs een generieke zorgplicht opgenomen. Deze zorgplichten zijn (mede) afkomstig uit de civiele rechtspraak.2
Een voorbeeld van verwijzingen naar privaatrecht is te vinden in de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc). In de Whc wordt in de bijlage onderdeel a verwezen naar de Richtlijn Oneerlijke handelspraktijken3 die is geïmplementeerd in artikel 6:193a e.v. BW. De ACM is bevoegd op grond van artikel 2.2 Whc deze richtlijn te handhaven.
Incorporatie en verwijzing zijn twee manieren waarop privaatrechtelijk geaarde regels bestuursrechtelijk gehandhaafd kunnen worden.
De vorm waarin door een toezichthouder invulling wordt gegeven aan de handhaving van privaatrechtelijk geaarde regels is ook van invloed op de toepassing van privaatrechtelijk geaarde regels. Bijzondere vermelding verdient in dit kader artikel 12.2 Telecommunicatiewet (Tw). In dit artikel is de zogenaamde geschilbeslechtende functie van de ACM inzake telecomdisputen neergelegd. Op grond van artikel 12.2 Tw kunnen ondernemingen of aanbieders op de telecommunicatiemarkt geschillen voorleggen aan de ACM met betrekking tot bepaalde overtredingen van de Tw. Het besluit van de ACM kan directe gevolgen hebben voor de contractuele relatie van de marktpartijen.
In deze paragraaf is de term ‘privaatrechtelijk geaarde regels’ geïntroduceerd als begrip voor het type regelgeving dat in dit onderzoek centraal staat. De keuze voor deze term is louter pragmatisch en is bedoeld om daarmee regels aan te duiden, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze naar hun inhoud bezien zijn te rekenen tot het terrein van het materiële (civiele) contractenrecht. Hier en daar spreek ik, tegen dezelfde achtergrond, ook kortweg van (handhaving van) ‘privaatrecht’.