Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/1.2
1.2 Toezichthouders en privaatrecht
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS442073:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor term ‘systeemfalen’ I. Giesen, ‘Handhaving in, via, door en met het privaatrecht: waar staan we nu?’, in: E.F.D. Engelhard e.a. (red.), Handhaving van en door het privaatrecht. Vijftien bijdragen over handhaving van het privaatrecht en publieke handhaving, Den Haag: BJu 2009 308.
W.H. van Boom, Efficacious Enforcement in Contract and Tort (oratie Rotterdam), Den Haag: BJu 2006, par 3. In zijn oratie geeft Van Boom drie voorbeelden van tekortschietend privaatrecht; zie par. 3.
Van Boom 2006, p. 19; A.H. Scheltema & M. Scheltema, Financieel toezicht in bestuursrecht en privaatrecht. Noodzakelijke veranderingen na de crisis (preadvies), Deventer: Kluwer 2009, p. 65; F. Cafaggi & H.M. Watt, The Regulatory Function of European Private Law, Cheltenham: Edward Elgar 2009, p. xxiv; W. Dijkshoorn, ‘Het privaatrecht is niet geschikt om het algemeen belang te dienen. Nou en?’, NJB 2012/2467, p. 3020-3024.
Scheltema & Scheltema 2009, p. 56.
Scheltema & Scheltema 2009, p. 56.
Het privaatrecht kent overigens wel de regeling van artikel 3:305d BW waarmee het hof Den Haag verzocht kan worden een overtreding uit de Whc te verbieden.
Scheltema & Scheltema 2009, p. 57.
Publiekrechtelijke toezichthouders worden in toenemende mate belast met het toezicht op belangrijke onderdelen van het privaatrecht, met name het contractenrecht. Gedacht kan worden aan de geschilbeslechtende functie van de ACM op grond van de Telecommunicatiewet (Tw), het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken door de ACM en handhaving door de AFM van de zorgplicht die banken hebben jegens cliënten.
De verplichting tot het instellen van onafhankelijke toezichthouders komt veelal voort uit Europese (mededingings)rechtelijke regels. Normaal gesproken wordt privaatrecht gehandhaafd door de civiele rechter met privaatrechtelijke instrumenten en op initiatief van burgers of rechtspersonen zelf. De oorsprong van het handhaven van privaatrecht door publiekrechtelijke toezichthouders ligt in de gedachte dat de handhaving van privaatrecht in bepaalde opzichten tekortschiet. Er is dan sprake van een ‘systeemfalen’.1 Dit tekortschieten zou er dan uit bestaan dat het privaatrecht niet geschikt is voor het realiseren van voldoende bescherming voor de zwakkere partij, het bevorderen van een goede marktwerking en/of het waarborgen van de onafhankelijkheid van voormalige staatsbedrijven.
Dit handhavingstekort wordt onder andere veroorzaakt door drempels die genomen dienen te worden om in het privaatrecht een actie te laten slagen. Zo dient er voor het verkrijgen van schadevergoeding sprake te zijn van schade, soms van een gestelde en bewezen tekortkoming en zal een afweging gemaakt dienen te worden tussen de kosten van een procedure en het belang dat gemoeid is met de actie.2
Een andere verklaring voor het handhavingstekort is te vinden in enkele specifieke kenmerken die het privaatrecht ten opzichte van het bestuursrecht heeft. Privaatrechtelijke regels worden vaak pas achteraf gehandhaafd (ex post). Privaatrechtelijke regels zijn in principe gericht op het herstel van de oorspronkelijke situatie.3 Hiertegenover staat dat het bestuursrecht overwegend ex ante van karakter is en daarmee heeft bestuursrechtelijke handhaving een preventief karakter.
Met handhaving van privaatrecht zijn in principe alleen de betrokken partijen geholpen en de regels zijn bedoeld voor het specifieke individuele geval. Het bestuursrecht dient echter het algemeen belang en daarmee een breder doel dan slechts het bieden van een oplossing voor een individuele casus. Bestuursrechtelijke handhaving is er op gericht de overtreding te doen staken en is niet in eerste instantie gericht op het beschermen van individuen die lijden onder de overtreding. Het publieke belang is van ondergeschikt belang bij privaatrechtelijke handhaving.4 In de parlementaire geschiedenis van de Wft is dat als volgt verwoord:
‘In principe kan het feit dat een bepaald gedrag ook reeds op grond van het civiele recht van een financiële onderneming wordt verlangd een reden zijn om het stellen van publiekrechtelijke regels achterwege te laten. Of dit wenselijk is hangt af van de vraag of het civiele recht het gedrag van de financiële ondernemingen voldoende (duidelijk) normeert en of de effectiviteit daarvan publiek toezicht overbodig maakt. Het regelen van aspecten van de relatie tussen klant en onderneming in publieke toezichtwetgeving biedt immers vergaande mogelijkheden om de naleving van regels af te dwingen.’5
Een ander verschil is dat een privaatrechtelijke sanctie in het algemeen pas mogelijk is als er sprake is van benadeling van individuen (ex post handhaving).6 Een bestuursrechtelijke toezichthouder kan daarentegen overgaan tot handhaving zonder afhankelijk te zijn van individuele benadeelden.7 Als professionele instantie met juridische kennis kan de toezichthouder overtredingen aanpakken en beoordelen.8
Handhaving van privaatrecht door publiekrechtelijke toezichthouders dient ertoe de tekorten van privaatrechtelijke handhaving op te vangen.