Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/6.1.2:6.1.2 Onderscheid 'schrikschade'
Archief
Smartengeld 1998/6.1.2
6.1.2 Onderscheid 'schrikschade'
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Nadeel in de vorm van verdriet om de verwonding of het overlijden van een naaste laat zich tot op zekere hoogte onderscheiden - maar niet steeds scheiden - van schade als gevolg van ernstige schrik door bijvoorbeeld een ernstig ongeval. Dat onderscheid kan worden gemaakt naar de wijze waarop de schade is ontstaan. Ruwweg zijn drie typen van gevallen te onderscheiden. In de eerste plaats valt te denken aan gevallen waarin iemand als gevolg van ernstige schrik psychische schade oploopt door een gebeurtenis waarbij geen naasten betrokken waren. In de tweede plaats zijn er die gevallen waarin bij een dergelijke gebeurtenis tevens naasten gewond raken of komen te overlijden. In de derde plaats doen zich gevallen voor waarin de gelaedeerde zelf niet betrokken was bij de schadeveroorzakende gebeurtenis, maar later verneemt dat een naaste is verwond of gedood. In de eerste groep van gevallen speelt de problematiek van de affectieschade geen rol. In de derde groep van gevallen gaat het bij uitstek om affectieschade, dat wil zeggen schade als gevolg van de verwonding of het overlijden van een naaste. In die gevallen vormt 'het ongeval' weliswaar de oorspronkelijke oorzaak, maar wordt de schade bij uitstek gekenmerkt en bepaald door de affectieve band die de gelaedeerde met het (primaire) slachtoffer onderhield. Het zal daarbij doorgaans gaan om ernstig verdriet en niet zozeer om ziekte in de vorm van geestelijk letsel. In de tweede groep van gevallen is sprake van een soort mengvorm. Aannemelijk is dat de schade enerzijds wordt bepaald door het schokkende karakter van de schadeveroorzakende gebeurtenis en anderzijds door het verlies of de verwonding van de naaste.
De eerste groep van gevallen kan worden aangeduid als gevallen van (zuivere) schrikschade. In die gevallen komt de geschrokkene een recht op schadevergoeding toe wanneer jegens hem onrechtmatig is gehandeld. Dat zou ik willen aannemen indien hij zelf in gevaar heeft verkeerd.1 Vermogensschade komt in die gevallen in beginsel steeds voor vergoeding in aanmerking, ander nadeel slechts voorzover sprake is van geestelijk letsel dat kan worden aangemerkt als persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder b.
Voor de tweede groep van gevallen zou ik hetzelfde willen aannemen indien de geschrokkene zelf in gevaar heeft verkeerd. In die gevallen lijkt het mij niet wenselijk om beperkingen te ontlenen aan artikel 6:107 en/of artikel 6:108.2
Heeft de gelaedeerde zelf niet in gevaar verkeerd en is hij in het geheel niet betrokken geweest bij de (oorspronkelijke) schadeveroorzakende gebeurtenis, dan gaat het om gevallen waarin de schade bij uitstek het gevolg zal zijn van de verwonding of het overlijden van een naaste. Vooral die gevallen vormen het voorwerp van onderzoek in dit hoofdstuk.