Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 45 terdecies Rapporten
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf uiterlijk 28-12-2020.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/879)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/879)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In samenwerking met de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten dient de EBA bij de Commissie jaarlijks een rapport in waarin ten minste het volgende wordt beoordeeld:
- a)
hoe het overeenkomstig artikel 45 sexies of artikel 45 septies vastgestelde vereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op nationaal niveau ten uitvoer is gelegd, en met name of er tussen de lidstaten verschillen in de voor vergelijkbare entiteiten vastgestelde niveaus zijn;
- b)
hoe afwikkelingsautoriteiten de in artikel 45 ter, leden 4, 5 en 7, bedoelde bevoegdheid hebben uitgeoefend en of er tussen de lidstaten verschillen in de uitoefening van die bevoegdheid zijn;
- c)
het geaggregeerde niveau en de samenstelling van eigen vermogen en in aanmerking komende passiva van instellingen en entiteiten, de bedragen van in de betreffende periode uitgegeven instrumenten, en de aanvullende bedragen die nodig zijn om aan de toepasselijke vereisten te voldoen.
2.
Naast het jaarlijkse verslag als bepaald in lid 1 dient de EBA elke drie jaar bij de Commissie een rapport in met een beoordeling van:
- a)
het effect van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, en van eventuele voorgestelde geharmoniseerde niveaus van dat minimumvereiste, op:
- i)
de financiële markten in het algemeen en de markten voor ongedekte schuld en derivaten in het bijzonder;
- ii)
de bedrijfsmodellen en balansstructuren van instellingen, met name het financieringsprofiel en de financieringsstrategie van instellingen, en de juridische en operationele structuur van groepen;
- iii)
de winstgevendheid van instellingen, met name hun financieringskosten;
- iv)
de migratie van risicoblootstellingen naar entiteiten die niet aan prudentieel toezicht zijn onderworpen;
- v)
financiële innovatie;
- vi)
het overwicht van eigenvermogensinstrumenten en achtergestelde in aanmerking komende instrumenten en hun aard en verhandelbaarheid.
- vii)
het risicogedrag van instellingen of entiteiten bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b), c) en d);
- viii)
de mate van bezwaring van activa van instellingen of entiteiten bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b), c) en d);
- ix)
de door instellingen of entiteiten bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b), c) en d), genomen maatregelen om aan het minimumvereiste te voldoen, en met name de mate waarin aan het minimumvereiste is voldaan door de afstoting van activa, de uitgifte van langlopend schuldpapier en het aantrekken van kapitaal; en
- x)
het niveau van de kredietverlening door kredietinstellingen, met bijzondere aandacht voor kredietverlening aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, lokale en regionale overheden en publiekrechtelijke lichamen, en voor handelsfinanciering, met inbegrip van kredietverlening in het kader van officiële exportkredietverzekeringsregelingen;
- b)
de interactie van de minimumvereisten met de in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU neergelegde eigenvermogensvereisten, hefboomratio en liquiditeitsvereisten;
- c)
het vermogen van instellingen of entiteiten bedoeld in artikel 1, lid 1, punten b), c) en d), om zelfstandig kapitaal of financiering van markten aan te trekken teneinde aan eventuele voorgestelde geharmoniseerde minimumvereisten te voldoen;
3.
Het in lid 1 bedoelde rapport wordt uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar dat volgt op het laatste jaar waarop het verslag betrekking heeft, bij de Commissie ingediend. Het eerste rapport wordt uiterlijk op 30 september van het jaar na de toepassingsdatum van deze richtlijn bij de Commissie ingediend.
Het in lid 2 bedoelde rapport heeft betrekking op drie kalenderjaren en wordt uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar dat volgt op het laatste jaar waarop het verslag betrekking heeft, bij de Commissie ingediend. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 december 2022 bij de Commissie ingediend.