Politiedossier, mutatie 4 februari 2010 en Advies verzoek betreffende beslag van de officier van justitie aan de Rechtbank van 22 februari 2010.
HR, 12-06-2012, nr. 10/05471 B
ECLI:NL:HR:2012:BW7365
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-06-2012
- Zaaknummer
10/05471 B
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BW7365
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW7365, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW7365
ECLI:NL:HR:2012:BW7365, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑06‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW7365
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑01‑2011
- Vindplaatsen
Conclusie 12‑06‑2012
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 10/05471 B
Mr. Vellinga
Zitting: 27 maart 2012
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
Bij beschikking van 20 juli 2010 heeft de Rechtbank te Utrecht klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift tegen de inbeslagneming van een bromfiets, type Zip RST 45 KM.
2.
Namens klager heeft mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Voorafgaand aan het bespreken van de middelen wijs ik er volledigheidshalve op dat volgens de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden de bromfiets, nadat klager er - zoals hierna aan de orde komt - afstand van heeft gedaan, reeds ten tijde van de behandeling in raadkamer is vernietigd.1. Over de vraag of dit betekent dat het beslag op de voet van art. 134, tweede lid, Sv is geëindigd - wegens een door het OM verleende machtiging tot vernietiging (art. 117 Sv)2. of wegens een last van een (hulp)officier van justitie te handelen als ware de bromfiets onttrokken aan het verkeer (art. 116, tweede lid, onder c, Sv) - biedt het dossier geen uitsluitsel. Omdat - zoals hierna aan de orde komt - het oordeel van de Rechtbank dat klager afstand heeft gedaan van de bromfiets de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring zelfstandig kan dragen laat ik dit punt hier rusten.
4.
De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordelingen van de middelen, in:
"De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige beklag uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
onder verzoeker is op 24 augustus 2009 in beslag genomen: een bromfiets, type Zip RST 45 KM;
uit de rapportage van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat het motornummer van de bromfiets vervalst is;
in de 'eigen waarneming', nr.: 09-258998, van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat vermeld: "verdachte verklaarde te overwegen afstand te doen van zijn bromfiets indien dan de mogelijkheid bestond dat het dossier zou worden geseponeerd.";
op 21 oktober 2009 is de zaak geseponeerd en bij de sepotmotivatie staat vermeld: "Tevens heeft de verdachte de afstandsverklaring ondertekend.";
in het dossier bevindt zich een niet ondertekende afstandsverklaring.
Overwegingen
Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is ofhet belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen.
De rechtbank is van oordeel dat teruggave aan klager niet aan de orde is aangezien voldoende uit de stukken is gebleken dat klager reeds afstand heeft gedaan van de betreffende bromfiets.
Bovendien is duidelijk geworden dat de bromfiets geen geldig motornummer bezit. Derhalve betreft het een illegaal voertuig en dient het onttrokken te blijven aan het verkeer. Legalisatie is niet langer mogelijk.
Klager dient niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn klaagschrift.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beklag niet-ontvankelijk;"
5.
Het eerste middel klaagt dat het oordeel van de Rechtbank dat klager afstand heeft gedaan van de bromfiets onbegrijpelijk is.
6.
Volgens de toelichting op het middel is de Rechtbank voorbij gegaan aan het beroep dat ter zitting is gedaan op klagers minderjarigheid ten tijde van de inbeslagneming en de hieruit voortvloeiende handelingsonbekwaamheid inzake het tekenen van een afstandsverklaring. Alleen de moeder van klager had afstand kunnen doen. Voorts wordt erop gewezen dat de Rechtbank heeft vastgesteld dat zich in het dossier geen ondertekende afstandsverklaring bevindt.
7.
Dat ter zitting is aangevoerd dat klager niet handelingsbekwaam was om afstand te doen van de bromfiets, blijkt niet uit het proces-verbaal van de zitting van 22 juni 2010. Evenmin bevat het klaagschrift een dergelijke stelling. Maar zelfs als dit wel was aangevoerd, dan had de Rechtbank aan dit punt voorbij kunnen gaan. Volgens art 1:234 BW is een minderjarige bekwaam rechtshandelingen te verrichten ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten.3. In zulke gevallen wordt de toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger verondersteld te zijn verleend. Het beschikken over een tweedehands bromfiets4. door een bijna zeventienjarige, immers bijna volledig handelingsbekwame5., kan zonder meer als een dergelijke rechtshandeling worden aangemerkt.
8.
Daarnaast staat, anders dan in de toelichting op het middel wordt gesteld, de enkele omstandigheid dat zich in het dossier geen getekende afstandsverklaring bevindt niet in de weg aan het gemotiveerde oordeel van de Rechtbank dat door klager afstand is gedaan van de bromfiets.
9.
Het middel faalt.
10.
Het tweede middel klaagt dat het oordeel van de Rechtbank dat de bromfiets onttrokken dient te blijven aan het verkeer, onbegrijpelijk is.
11.
Het oordeel van de Rechtbank dat klager afstand heeft gedaan van de bromfiets kan de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring zelfstandig dragen.6. De overweging van de Rechtbank over het onttrokken aan het verkeer blijven van de bromfiets is kennelijk een overweging ten overvloede. Het tweede middel behoeft daarom geen bespreking.
12.
De middelen kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
13.
Ik heb mij nog afgevraagd of de afstand niet aan ontvankelijkheid van het beroep in cassatie in de weg staat. Gezien o.m. HR 1 juli 2003, LJN AF8776 en HR 23 december 2003, LJN AN8258 is dat niet het geval.
14.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑06‑2012
Vgl. HR 27 november 2011, LJN AD5210
Volgens de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1992-1993, 23 012, nr. 3, p. 13) gaat het om handelingen en transacties ten aanzien waarvan men ervaringsgewijs weet dan wel in het handelsverkeer de ongeschreven regel bestaat dat toestemming van de ouders/voogd niet wordt gevraagd.
Verdachte kocht de bromfiets tweedehands voor € 375,--. Zie politiedossier, proces-verbaal van verhoor van klager.
Klager is geboren op [geboortedatum] 1992 en zou op 20 oktober 2009 afstand van de bromfiets hebben gedaan. Zie over het belang van de leeftijd Kamerstukken II 1992-1993, 23 012, nr. 3, p. 12, 13.
Vgl. HR 1 juli 2003, LJN AF8776 en HR 23 december 2003, LJN AN8258.
Uitspraak 12‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. De Rechtbank heeft klager niet-ontvankelijk verklaard aangezien hij afstand heeft gedaan van de bromfiets. Nu noch uit het klaagschrift noch uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer volgt dat een beroep is gedaan op handelingsonbekwaamheid van de klager m.b.t. de afstandsverklaring faalt de klacht dat de Rechtbank niet heeft beslist op een gedaan beroep op handelingsonbekwaamheid bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het kennelijke oordeel van de Rechtbank dat het ten overstaan van een opsporingsambtenaar doen van afstand van een bromfiets een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat een minderjarige van de leeftijd van klager deze zelfstandig verricht en dat de in art. 1:234 BW bedoelde toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger wordt verondersteld te zijn verleend, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.
Partij(en)
12 juni 2012
Strafkamer
nr. S 10/05471 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht van 20 juli 2010, nummer RK 10/201, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel is gericht tegen het oordeel van de Rechtbank dat de klager afstand heeft gedaan van de bromfiets.
2.2.
De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in het klaagschrift en daartoe het volgende overwogen:
"De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige beklag uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
onder verzoeker is op 24 augustus 2009 in beslag genomen: een bromfiets, type Zip RST 45 KM;
uit de rapportage van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat het motornummer van de bromfiets vervalst is;
in de 'eigen waarneming', nr.: 09-258998, van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat vermeld: "verdachte verklaarde te overwegen afstand te doen van zijn bromfiets indien dan de mogelijkheid bestond dat het dossier zou worden geseponeerd.";
op 21 oktober 2009 is de zaak geseponeerd en bij de sepotmotivatie staat vermeld: "Tevens heeft de verdachte de afstandsverklaring ondertekend.";
in het dossier bevindt zich een niet ondertekende afstandsverklaring.
(...)
Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen.
De rechtbank is van oordeel dat teruggave aan klager niet aan de orde is aangezien voldoende uit de stukken is gebleken dat klager reeds afstand heeft gedaan van de betreffende bromfiets.
Bovendien is duidelijk geworden dat de bromfiets geen geldig motornummer bezit. Derhalve betreft het een illegaal voertuig en dient het ontrokken te blijven aan het verkeer. Legalisatie is niet langer mogelijk."
2.3.
Art. 1:234 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
"1.
Een minderjarige is, mits hij met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger handelt, bekwaam rechtshandelingen te verrichten, voor zover de wet niet anders bepaalt.
2.
De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling en voor een bepaald doel.
3.
De toestemming wordt aan de minderjarige verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten."
2.4.
Voor zover het middel klaagt dat de Rechtbank niet heeft beslist op een door of namens de klager gedaan beroep op handelingsonbekwaamheid van de klager met betrekking tot de afstandsverklaring, faalt de klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag. Uit het op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden klaagschrift noch uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer blijkt dat zo een beroep is gedaan.
2.5.
De Rechtbank heeft kennelijk geoordeeld dat het ten overstaan van een opsporingsambtenaar doen van afstand van een bromfiets in een situatie als waarvan hier sprake is, een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat een minderjarige van de leeftijd van de klager (geboren op [geboortedatum] 1992) deze zelfstandig verricht, en op die grond vastgesteld dat de in art. 1:234 BW bedoelde toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger wordt verondersteld te zijn verleend. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Voor zover het middel daarover klaagt is het tevergeefs voorgesteld.
3. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2012.
Beroepschrift 25‑01‑2011
Edelhoogachtbaar College,
Hierbij wend ik mij tot u namens mijn cliënt, de heer [klager], geboren [geboortedatum] 1992 en wonende te [woonplaats] aan het adres [adres] ([postcode]).
Bij brief van 14 januari jongstleden stelde u cliënt in de gelegenheid het cassatieschriftuur in te dienen. Meneer heeft mij verzocht hiervoor zorg te dragen.
Aan zijn verzoek geef ik bij deze gevolg. In verband hiermee verzoek ik u dit schrijven aan te merken als cassatieschriftuur in de procedure met het bovenvermelde kenmerk. Ik verklaar hierbij door mijn cliënt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het indienen van deze cassatieschriftuur.
Ik verzoek u mij een afschrift te doen toekomen van alle stukken van het geding.
Namens mijn cliënt wil ik hierbij in cassatie het volgende aanvoeren.
De uitspraak van de rechtbank komt voor vernietiging in cassatie in aanmerking op basis van de onderstaande middelen.
Eerste middel van cassatie:
Schending van het recht en/of vormen doordat de rechtbank heeft geoordeeld dat teruggave aan klager niet aan de orde is aangezien voldoende uit de stukken is gebleken dat klager reeds afstand heeft gedaan van de betreffende bromfiets
Toelichting:
Klager was minderjarig toen de bromfiets in beslag werd genomen. Als minderjarige is hij handelingsonbekwaam inzake rechtshandelingen met betrekking tot de bromfiets. De enige die afstand had kunnen doen was zijn moeder. Deze had op dat moment het ouderlijk gezag over klager.
Ter zitting is namens klager het bovenstaande aangevoerd. Uit de beslissing blijkt dat de rechtbank zich geen rekenschap heeft gegeven van de handelingsonbekwaamheid van klager. Had de rechtbank dat wel gedaan dan had het beroep gegrond moeten worden verklaard.
Denkbaar was ook dat de rechtbank ondanks de handelingsbekwaamheid van klager toch concludeerde tot een rechtsgeldige afstand van de bromfiets. Dat had de rechtbank dan wel in een motivering tot uiting dienen te brengen. Nu deze ontbreekt is de beslissing van de rechtbank onbegrijpelijk.
Relevant is ook dat zich in het dossier een niet getekende afstandsverklaring bevindt. De rechtbank vermeldt dit nadrukkelijk in haar beschikking in de zin boven Overwegingen (beschikking, p. 1). Hieruit blijkt ook al dat de afstand niet in rechte als vaststaand kan worden aangenomen.
Met name niet nu deze verklaring (blijkens de bevindingen van de rechtbank) volgens de sepotbeschikking wel zou zijn ondertekend (quod non!). En er voorts door de rechtbank slechts een overweging tot afstandverklaren bij klager in het dossier werd aangetroffen.
Op grond hiervan had de rechtbank niet kunnen en mogen oordelen dat klager afstand had gedaan.
Het middels is gezien het bovenstaande gegrond.
Tweede middel van cassatie:
Schending van het recht en/of vormen doordat de rechtbank heeft gemotiveerd dat duidelijk is geworden dat de bromfiets geen geldig motornummer bezit, waardoor (derhalve) het een illegaal voertuig betreft dat ontrokken dient te blijven aan het verkeer, waarbij legalisatie niet langer mogelijk is.
Toelichting:
De motivering van de rechtbank roept diverse essentiële vragen op. Deze betreffen de kern van de zaak.
Waarom is een bromfiets illegaal als het geen geldig motornummer bezit? Dat is wellicht een aanwijzing daarvoor maar zeker geen (sluitend) bewijs.
Waarom dient een brommer zonder geldig motornummer onttrokken te blijven aan het verkeer? Onttrekking voor enige tijd is wellicht geboden. Waarom die onttrekking zou moeten voortduren is nu juist inzet van het geding.
Blijkbaar oordeelt de rechtbank dat de onttrekking moet blijven voortduren. Maar waarom dat zo is wordt niet gemotiveerd.
Blijkbaar ten overvloede overweegt de rechtbank dat legalisatie niet mogelijk is. Waarom dit zo is wordt niet gemotiveerd.
De beslissing van de rechtbank is onbegrijpelijk. In het bijzonder omdat uit de beslissing en motivering niet het antwoord op de bovenstaande vragen blijkt. Daarom komt de beslissing van de rechtbank ook op dit onderdeel in aanmerking voor cassatie.
Conclusie:
De bovenstaande middelen leiden er toe dat de beschikking van de rechtbank niet in stand kan blijven. Namens appellant verzoek ik u dan ook dit beroep gegrond te verklaren.
Hopelijk bent u hiermee voor dit moment voldoende geïnformeerd over het beroep van appellant. Mocht dat niet zo zijn dan verneem ik dat graag.
Uw berichten over de verdere behandeling van deze zaak zien meneer en ik met veel belangstelling tegemoet.
Hoogachtend,
J.A.P.F. Hoens