Hof 's-Hertogenbosch, 30-06-2015, nr. HD 200.149.632/01
ECLI:NL:GHSHE:2015:2434
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
30-06-2015
- Zaaknummer
HD 200.149.632/01
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2015:2434, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 30‑06‑2015; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2014:2781
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2017:4524
Na prejudiciële beslissing van: ECLI:NL:HR:2015:841
- Vindplaatsen
IER 2015/56 met annotatie van P.G.F.A. Geerts
Uitspraak 30‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Auteursrecht op beeldverslagen van sportwedstrijden. Resultaat prejudiciële vragen van de Hoge Raad in arrest van 3 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:841 ) ook voor deze zaak relevant en wordt daarom afgewacht.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.149.632/01
arrest van 30 juni 2015
in de zaak van
MyP2P BV,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna aan te duiden als MyP2P,
advocaat: mr. R.J. Kramer te Maastricht,
tegen
1. The Football Association Premier League Limited,gevestigd te [vestigingsplaats 2], Verenigd Koninkrijk,
advocaat mr. A. Tsoutsanis,
2. The Scottish Premier League Limited, gevestigd te [vestigingsplaats 3], Verenigd Koninkrijk,
3. Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, gevestigd te [vestigingsplaats 4],
4. DFL Deutsche Fussball Liga GmbH,
gevestigd te [vestigingsplaats 5], Duitsland,
5. PGA European Tour Productions Limited,
gevestigd te [vestigingsplaats 6], Verenigd Koninkrijk,
6. PGA European Tour,
gevestigd te [vestigingsplaats 6], Verenigd Koninkrijk,
7. Federation Française de Tennis,
gevestigd te [vestigingsplaats 7], Frankrijk,
8. Union des Associations Européennes de Football (UEFA),
gevestigd te [vestigingsplaats 8], Zwitserland,
9. ICC Development (International) Limited,
gevestigd te [vestigingsplaats 8], Britse Maagdeneilanden,
10. UFA Sports GmbH,
gevestigd te [vestigingsplaats 9], Duitsland,
advocaat geïntimeerden sub 2 tot en met sub 10 mr. S.A. Klos,
geïntimeerden in principaal appel,
ten aanzien van geïntimeerde sub 2: appellante in incidenteel appel,
op het bij exploot van dagvaarding van 3 april 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg van 26 maart 2014, gewezen tussen MyP2P als gedaagde en geïntimeerden in principaal appel als eiseressen.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/04/110328/HAZA 11-485)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de appeldagvaarding
- -
de memorie van grieven met productie 9 (abusievelijk aangeduid als 42)
- -
de memorie van antwoord van geïntimeerde sub 1 met twee producties: prod. 30 (drie delen) en prod. 31
- -
de memorie van antwoord in het principaal appel van geïntimeerden sub 2 tot en met 10, tevens houdende grieven in het incidenteel appel van geïntimeerde sub 2
- -
de memorie van antwoord in het incidenteel appel.
Bij H16-formulier van 17 april 2015 heeft MyP2P ten behoeve van het pleidooi op 30 april 2015 ingezonden 19 producties, te weten prod. 10 tot en met 28, waarvan prod. 10 een resumé betreft van de hand van [eigenaar MyP2P], opgesteld ten behoeve van dit pleidooi.Geïntimeerden maken daartegen bezwaar.
Mrs. Kramer, Tsoutsanis en Klos hebben ieder op 29 april 2015 een aanvullende kostenstaat toegezonden aan het hof.
Partijen hebben hun standpunten doen bepleiten aan de hand van pleitnotities die bij de stukken zijn gevoegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3. De beoordeling
in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
Wat het resumé van [eigenaar MyP2P] betreft: het hof zal daarvan, zo nodig, kennis nemen wat betreft de technische weergave van de gang van zaken; het is echter geen processtuk dat stellingen bevat waarop het hof dient in te gaan.
3.2.
De rechtbank heeft de vordering tegen geïntimeerde sub 6, PGA European Tour, afgewezen. Desondanks heeft MyP2P deze partij in het hoger beroep betrokken. Zij heeft daarbij geen belang, heeft geen grieven gericht tegen de afwijzing van de vordering en kan dus niet in haar tegen deze partij gerichte hoger beroep worden ontvangen.
3.3.
Hetzelfde geldt voor geïntimeerde sub 2, The Scottish Premier League Ltd. Deze heeft echter wel tegen de afwijzing van haar vordering incidenteel geappelleerd. Dit komt hierna aan de orde.
3.4.
Nu geïntimeerde sub 1 enerzijds en de overige geïntimeerden anderzijds bij afzonderlijke advocaten procederen, doch voor geïntimeerde sub 2 geldt dat deze (in verband met de afwijzing van haar vordering en het daartegen door haar ingestelde incidenteel appel) een andere positie heeft dan geïntimeerden 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 10, zal het hof hierna geïntimeerde sub 1 aanduiden als Premier League, geïntimeerde sub 2 als SPL, en de overige geïntimeerden als KNVB c.s.
3.5.
De vaststelling van de feiten in het vonnis van 26 maart 2014 onder 2 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt:
2.1.
The Football Association Premier League Limited (eiseres sub 1) is de organisator van de Premier League, de hoogste Engelse voetbalcompetitie.
2.2.
The Scottish Premier League Limited (eiseres sub 2) is de organisator van de Scottish Premier League, de hoogste voetbaldivisie in Schotland.
2.3.
De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (eiseres sub 3) organiseert - voor zover van belang voor deze procedure - de competities voor de KNVB-beker en de Johan Cruijff-schaal.
2.4.
DFL Deutsche Fuszball Liga GmbH (eiseres sub 4) organiseert de voetbalwedstrijden in de Bundesliga, de hoogste Duitse voetbalcompetitie.
2.5.
PGA European Tour Productions Limited (eiseres sub 5) is producent en distributeur van televisiegolfprogramma´s.
2.6.
Federation Française de Tennis (eiseres sub 7) is de organisator van het grand slam tennistoernooi Roland Garros.
2.7.
Union des Associations Européennes de Football (eiseres sub 8) is de Europese voetbalbond die de Champions League en de Europa League organiseert.
2.8.
ICC Development (International) Limited (eiseres sub 9) is de internationale overkoepelende organisatie voor cricket. Zij organiseert de World Cup, de World Twenty 20, de World Cricket League, de Women´s World Cup en de U19 Cricket World Cup.
2.9.
UFA Sport GmbH (eiseres sub 10) is een internationale sportmarketingorganisatie.
2.10.
Gedaagde exploiteert een website op de internetadressen www.[webadres].us, www.[webadres].nl en -voor een bijbehorend forum - op het internetadres www.[webadres].eu.
2.11.
In de periode van 2006 tot 19 augustus 2011 heeft gedaagde via haar website gratis live streams aangeboden van sportwedstrijden. Deze live streams waren afkomstig van niet daartoe geautoriseerde derden.
2.12.
Van de door eiseressen sub 1 t/m 4 en 7 t/m 9 georganiseerde sportwedstrijden [verder aangeduid als sportwedstrijd(en)] werden beeldverslagen gemaakt door omroeporganisaties. Van de sportwedstrijden van het IHF Men’s World Championchip van de International Handball Federation werden eveneens beeldverslagen gemaakt. De betrokken producent had bij de sportwedstrijd in de ruimte waar deze werd gespeeld, een groot aantal camera’s ter beschikking en hij regisseert de live-uitzending vanuit een productie-unit. De sportwedstrijd werd aan de hand van de instructies en keuzes van de regisseur vastgelegd ten behoeve van de live-uitzending. De tijdens de sportwedstrijd opgenomen beelden en omgevingsgeluiden werden ten behoeve van televisie-uitzendingen doorgegeven aan een productie-eenheid, IMG Media (TWI), die logo’s, videomontages, grafische afbeeldingen op het scherm, muziek en commentaar toevoegde. De beeldverslagen werden via televisiekanalen door of met toestemming van eiseressen uitgezonden door omroeporganisaties. Het televisiesignaal werd per satelliet doorgezonden naar die organisaties. Daarna werd het signaal gecomprimeerd en gecodeerd en vervolgens per satelliet verzonden naar de abonnees, die het signaal op televisie konden ontvangen. Het signaal werd ten slotte gedecodeerd en gedecomprimeerd met behulp van een satellietdecoder, voor de werking waarvan decodeerapparatuur zoals een decoderkaart noodzakelijk was.
2.13.
Als een sportwedstrijd live werd uitgezonden via een door eiseressen gekozen kanaal, konden bezoekers van de website van gedaagde die wedstrijd gelijktijdig live via die website gratis, maar zonder toestemming van eiseressen, bekijken. Gedaagde had voor het aanbieden van live streams van sportwedstrijden evenmin toestemming verkregen van eiseressen en zij heeft eiseressen daarvoor ook geen vergoeding betaald. Met dit gratis aanbieden heeft gedaagde inkomsten uit donaties en advertenties verworven.
2.14.
Het bekijken van een sportwedstrijd via de website van gedaagde ging als volgt. De bezoeker zocht op die website (met behulp van de op zijn computer geïnstalleerde, door gedaagde beschikbaar gestelde software) de sportwedstrijd van zijn keuze op. Door vervolgens op een zogenaamde play-knop op de website van gedaagde te klikken, begon de gekozen live stream volautomatisch - dus zonder verdere handelingen van de bezoeker – op de computer van de bezoeker te spelen in een scherm (venster) met daarin een banner van gedaagde. De stream werd automatisch tot de volledige schermgrootte uitvergroot.
3.6.
In eerste aanleg overwoog de rechtbank dat de gestelde auteursrechtinbreuk naar Nederlands recht beoordeeld diende te worden, gelet op de eenstemmige en uitdrukkelijke verklaring van partijen. Daartegen is geen grief gericht en dit geldt mitsdien ook in hoger beroep.
3.7.
Premier League, SPL en KNVB c.s. hebben gesteld auteursrechthebbende te zijn op de beelden van sportwedstrijden, die door haar wordt georganiseerd dan wel waarbij zij anderszins is betrokken. MyP2P maakt op grote schaal beelden van die sportwedstrijden openbaar in auteursrechtelijke zin. MyP2P heeft daarvoor geen toestemming van eiseressen noch betaalt hij hen daarvoor een vergoeding. Deze openbaarmaking vindt simultaan plaats met de oorspronkelijke live televisie-uitzendingen. Voor Premier League, SPL en KNVB c.s. betekent het ongeautoriseerd exploiteren van beeldverslagen van sportwedstrijden zoals MyP2P dat doet, een verlies aan inkomsten. In relatie met de gebruiker functioneert MyP2P feitelijk als degene die de illegale streams openbaar maakt. Door aldus te handelen pleegt MyP2P inbreuk op het auteursrecht van Premier League, SPL en de KNVB c.s. op die beeldverslagen. Subsidiair handelt MyP2P onrechtmatig jegens Premier League, SPL en de KNVB c.s. door een illegale ruilmarkt te organiseren; zij neemt het initiatief tot het uitwisselen van illegaal materiaal, stelt er regels voor op, stelt de ruimte ter beschikking, deelt die ruimte zo optimaal mogelijk in en helpt gebruikers (zowel degenen die streams willen aanbieden als degenen die streams willen bekijken) bij het gebruiken van haar website. Aldus de weergave van het standpunt van Premier League, SPL en de KNVB c.s. in eerste aanleg.
3.8.
In eerste aanleg zijn door MyP2P diverse weren gevoerd.Zij betwistte het bestaan van auteursrecht op de beeldverslagen van de sportwedstrijden. De rechtbank overwoog en besliste in r.o. 4.4 tot en met 4.6 dat aan de beeldverslagen auteursrechtelijke bescherming toe kwam.Voorts overwoog en besliste de rechtbank in r.o. 4.7 e.v. dat het auteursrecht aan Premier League en aan de KNVB c.s. (niet: aan SPL) toe kwam.Tegen beide voornoemde oordelen zijn geen grieven gericht, zodat dit tussen partijen vast staat. Overigens onderschrijft het hof het oordeel van de rechtbank op deze onderdelen.
3.9.
Incidenteel appel
3.9.1.
Het door SPL ingestelde incidenteel appel betreft de vraag of ook aan SPL een gelijksoortig auteursrecht als aan Premier League en de KNVB c.s. toe kwam.De rechtbank constateerde dat Premier League en enkele van de andere eiseressen/geïntimeerden voldoende hadden gesteld en toegelicht met bescheiden dat zij door overdracht auteursrechthebbenden waren geworden, maar dat SPL dat niet had gedaan.
3.9.2.
In incidenteel appel stelt SPL auteursrechthebbende te zijn. Volgens MyP2P is een organisator van een voetbalcompetitie, zoals SPL, echter niet automatisch auteursrechthebbende en het hof deelt dat standpunt. Dit is ook een voldoende gemotiveerde betwisting van het auteursrecht van SPL. SPL zal enkel auteursrechthebbende zijn indien het auteursrecht aan haar is overgedragen. Zij heeft echter niet gesteld dat dit auteursrecht aan haar is overgedragen.
3.9.3.
SPL beroept zich voorts op de bewijsregel van art. 4 Auteurswet, doch heeft geen feiten gesteld waaruit blijkt dat zij op het werk als de maker daarvan is aangeduid.
3.9.4.
SPL beroept zich ten slotte op het “bezit” van het auteursrecht in de zin van art. 3:113 en 3:119 BW en stelt in dat verband al vele jaren ongestoord het auteursrecht op de beelden van haar wedstrijden uit te oefenen en met succes te handhaven.
3.9.5.
Dit laatste wordt door MyP2P betwist. Niet ontkend kan worden dat die “betwisting” door MyP2P nauwelijks van enige feitelijke onderbouwing is voorzien, maar datzelfde geldt voor de stelling van SPL, die niet één voorbeeld heeft gegeven en in het pleidooi ook in het geheel niet meer op deze aangelegenheid is terug gekomen.
3.9.6.
Dit alles laat onverlet dat SPL haar auteursrecht onvoldoende heeft onderbouwd zodat de afwijzing van haar vorderingen zal worden gehandhaafd. De incidentele grief faalt.
3.10.
Principaal appel
3.10.1.
Het principaal appel loopt dus nog slechts tussen MyP2P enerzijds en Premier League en de KNVB c.s. anderzijds. Grieven 1 tot en met 5 in het principaal appel lenen zich voor gezamenlijke behandeling en hebben uiteindelijk alle betrekking op de vraag of het handelen van MyP2P aangemerkt kan worden als openbaarmaking in de zin van de Auteurswet.
3.10.2.
De begrippen “openbaar maken” en “openbaarmaking in de zin van de Auteurswet” moeten worden uitgelegd in overeenstemming met het begrip “mededeling aan het publiek” als bedoeld in de Auteursrichtlijn. De relevante wetsbepalingen dienen immers richtlijnconform te worden uitgelegd. Het begrip “mededeling aan het publiek” omvat twee elementen: er moet sprake zijn van een handeling, bestaande in een mededeling, en die “in een mededeling bestaande handeling” moet zijn gedaan aan een publiek.
3.10.3.
Bij de handeling welke bestaat in een mededeling gaat het om actieve interventie van degene die de mededeling zou hebben gedaan. Bij publiek gaat het om nieuw publiek, dat wil zeggen publiek dat door degene die als eerste – zelf rechthebbende zijnde of met toestemming van de rechthebbende – het werk openbaar maakte, bij die openbaarmaking niet was ingecalculeerd.
3.10.4.
Het hof verwijst voor het overige naar de – terecht – niet bestreden overwegingen 4.12 tot en met 4.16 van het vonnis waarvan beroep en maakt die tot de zijne.
3.10.5.
In eerste aanleg hebben partijen – en heeft de rechtbank – aandacht besteed aan het arrest van het HvJEU van 13 februari 2014, C-466/12, in de zaak van Svensson c.s. tegen Retriever Sverige AB, ECLI:EU:C:2014:76 (hierna: Svensson arrest). De rechtbank achtte dat arrest niet toepasselijk. Premier League (niet: de KNVB c.s.) wijst erop dat MyP2P tegen dat oordeel geen grief heeft gericht, doch het hof dient zelf het recht toe te passen en kan dus desondanks zo nodig tot een afwijkend oordeel komen.
3.10.6.
In de Svensson zaak ging het om het dagblad Götenborgs Posten, dat ook een website had waarop de in het dagblad gepubliceerde artikelen te lezen waren; die website was voor iedereen toegankelijk en de artikelen waren door de auteursrechthebbende zelf op die website geplaatst. Op de website van Retriever Sverige kan iedereen linken naar de website van Götenborgs Posten en aldus de artikelen benaderen en lezen. De links verwezen aldus naar een website die reeds voor iedereen toegankelijk was, en waarop de auteursrechthebbenden zelf artikelen hadden geplaatst, zodat die auteursrechthebbenden zich moeten hebben gerealiseerd dat feitelijk de gehele wereld vrijelijk van die artikelen kennis kon nemen.Een belangrijk verschil van de onderhavige zaak met de Svensson-zaak is daarin gelegen, dat in die zaak de auteursrechthebbenden willens en wetens ermee in hebben gestemd dat de artikelen aan een in beginsel onbeperkt publiek bekend werden gemaakt terwijl dat in de onderhavige zaak juist niet het geval is. In zoverre overwoog de rechtbank dus terecht dat de feiten – op relevante onderdelen – anders lagen en bij die stand van zaken kan niet worden gezegd dat evident is dat de regel uit het Svensson-arrest in het onderhavige geval van toepassing is. Daaruit kan evenwel niet automatisch, a contrario, worden afgeleid dat de regel uit dat Svensson-arrest niet van toepassing zou zijn en dat in dit geval dus wèl sprake is van openbaar maken. Zie ook de overwegingen van de AG en de beslissing van de HR in de GeenStijl-zaak, hierna.
3.10.7.
Voorts kan in deze zaak gewezen worden het arrest van het HvJEU van 21 oktober 2014, C-348/13 inzake BestWater tegen Mebes en Potsch, ECLI:EU:C:2014:2315. In deze zaak ging het om een reclamefilmpje van Bestwater. Derden hadden dit op YouTube geplaatst, doch daarin werd “embedded” gelinkt naar concurrerende producten. In de onderhavige zaak is embedded linken niet aan de orde.
3.10.8.
Ten slotte heeft de Hoge Raad op 3 april 2015 gewezen het arrest GS Media tegen Sanoma e.a., ECLI:NL:HR:2015:841 (hierna: GeenStijl arrest). In deze zaak ging het om naaktfoto’s van een bekende Nederlandse actrice. Deze waren opgeslagen in een digitale kluizen bij o.m. Filefactory en/of Imageshack. Er was, zo begrijpt het hof, geen beveiliging, doch die beveiliging lag besloten in het gegeven dat men de exacte locatie (de exacte URL) moest kennen om die foto’s te kunnen benaderen; het was niet mogelijk om door middel van een zoekmachine naar die foto’s te zoeken.GeenStijl plaatste echter hyperlinks naar die exacte URL zodat deze probleemloos kon worden benaderd.
3.10.9.
De website van GeenStijl heeft ook los van de hyperlinks als die waarvan in het arrest sprake was, een eigen inhoud. MyP2P ontleent haar bestaansrecht daarentegen voor het overgrote deel aan het grote aantal hyperlinks; zonder die links is MyP2P slechts matig interessant.MyP2P stelt dat de links in feite gelijk te stellen zijn met voetnoten in een boek, welke verwijzen naar een vindplaats. Die gelijkstelling gaat niet op, want miskent dat een boek met vele voetnoten ook zonder die voetnoten goed valt te lezen, terwijl, omgekeerd, een boek dat uitsluitend voetnoten bevat, geen boek (in de gebruikelijke zin van het woord) is. Bovendien bevat een voetnoot – als het geen inhoudelijke voetnoot is – enkel een verwijzing naar de vindplaats, zonder dat daarmee die vindplaats zelf wordt geopend. Het is niet alleen het grote aantal hyperlinks dat MyP2P interessant maakt, maak ook het systematische karakter van de weergave daarvan. Aannemende al dat de URL’s waarnaar de links verwijzen op eigen kracht door de gebruikers gezocht en gevonden zouden kunnen worden (hetgeen Premier League betwist), dat zou zo onevenredig veel tijd en moeite vergen dat dit zelfs voor hartstochtelijke voetballiefhebbers veelal te veel gevraagd zou zijn. MyP2P biedt echter ook aan lieden met een matige hoeveelheid computerkennis de mogelijkheid om zonder decoder toegang te kunnen krijgen tot sportwedstrijden welke gewoonlijk achter de decoder zitten.
3.10.10.
In het voetspoor van de Advocaat-Generaal is de Hoge Raad in de GeenStijl-zaak van oordeel dat het Svensson-arrest vragen open liet welke beantwoording behoefden vooraleer tot een uitspraak kon worden gekomen. De Hoge Raad heeft in het kader van het incidentele cassatieberoep prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU.
3.10.11.
De Hoge Raad formuleerde de volgende vragen:
1.a Is sprake van een ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van art. 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29 wanneer een ander dan de auteursrechthebbende door middel van een hyperlink op een door hem beheerde website verwijst naar een door een derde beheerde, voor het algemene internetpubliek toegankelijke website, waarop het werk zonder toestemming van de rechthebbende beschikbaar is gesteld?
1.b Maakt het daarbij verschil of het werk ook anderszins niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?
1.c Is van belang of de ‘hyperlinker’ op de hoogte is of behoort te zijn van het ontbreken van toestemming van de rechthebbende voor de plaatsing van het werk op de bij 1.a genoemde website van de derde en, in voorkomend geval, van de omstandigheid dat het werk ook anderszins niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?
2.a Indien het antwoord op vraag 1.a ontkennend luidt: is in dat geval wél sprake van een mededeling aan het publiek, of kan daarvan sprake zijn, indien de website waarnaar de hyperlink verwijst, en daarmee het werk, voor het algemene internetpubliek weliswaar vindbaar is, maar niet eenvoudig, zodat het plaatsen van de hyperlink het vinden van het werk in hoge mate faciliteert?
2.b Is bij de beantwoording van vraag 2.a van belang of de ‘hyperlinker’ op de hoogte is of behoort te zijn van de omstandigheid dat de website waarnaar de hyperlink verwijst voor het algemene internetpubliek niet eenvoudig vindbaar is?
3. Zijn er andere omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden bij beantwoording van de vraag of sprake is van een mededeling aan het publiek indien door middel van een hyperlink toegang wordt verschaft tot een werk dat niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?
3.10.12.
Het hof wijst erop dat de beantwoording van de vragen door het HvJEU ook voor de onderhavige zaak van belang kan zijn. Daaraan doet niet af dat op voorhand niet is uitgesloten dat in het geval de Hoge Raad, nadat de vragen door het HvJEU zijn beantwoord, in de GeenStijl-zaak tot het oordeel zou komen dat – kort gezegd – van openbaarmaking geen sprake is, het hof in de onderhavige zaak op grond van de omstandigheden van het geval in de onderhavige zaak alsnog tot het oordeel zal komen, ofwel dat hier wel sprake is van openbaarmaking en schending van het auteursrecht, ofwel van onrechtmatig handelen. Doch eerst dient duidelijkheid te bestaan over de ook voor de onderhavige zaak relevante prejudiciële vragen zoals door de Hoge Raad gesteld.
3.10.13.
Diverse van de feitelijke verweren van MyP2P – zoals de stellingen dat:
- -
de wedstrijden ook via andere websites, zie mvg sub 14, te zien waren, en ook nadat MyP2P haar activiteiten heeft gestaakt nog steeds te zien zijn,
- -
er geen sprake was van simultaan streamen doch er een tijdsverschil van enkele minuten bestond,
- -
de wedstrijden binnen een apart scherm werden getoond met een andere URL dan die van MyP2P,
al welke stellingen - tezamen met andere stellingen; bovenstaande opsomming is niet limitatief - strekken ter onderbouwing van het standpunt van MyP2P dat:
- -
geen sprake is van een handeling van MyP2P, bestaande in een mededeling,
- -
geen sprake is van enige interventie van de zijde van MyP2P,
- -
geen sprake is van een nieuw publiek,
- -
zodat er geen sprake is van openbaarmaking in de zin van de Auteurswet,
kunnen, indien nodig, nader aan de orde komen nadat duidelijkheid is verkregen van het HvJEU omtrent de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen.
3.10.14.
Datzelfde geldt voor het standpunt van Premier League en de KNVB c.s. dat er anders dan MyP2P stelt, geen sprake is van eenvoudig “hyperlinken”, maar van een samenstel van handelingen van MyP2P, zoals:
- -
het verzamelen, selecteren en beoordelen van live streams die anders niet, dan wel slechts met veel moeite traceerbaar waren,
- -
het stellen van voorwaarden aan het opnemen van een stream op haar website,
- -
het ter beschikking stellen van software en ondersteuning,
- -
het ter beschikking stellen van hyperlinks die waren vormgegeven als “Play”-knoppen, waarvan het aanklikken tot gevolg had dat de stream automatisch, en schermvullend, werd gestart,
welk geheel van handelingen volgens Premier League en de KNVB c.s. niet gelijk te stellen valt met het enkele (passief) opnemen van een of meer hyperlinks, maar te kwalificeren valt als het aanbieden en ter beschikking stellen van live streams, dus van auteursrechtelijk beschermde werken.
3.10.15.
MyP2P heeft bij gelegenheid van het pleidooi uitdrukkelijk om aanhouding verzocht totdat het HvJ EU uitspraak zal hebben gedaan op de prejudiciële vragen in de GeenStijl-zaak.Volgens Premier League gaat het bij de GeenStijl-zaak om een geheel andere feitenconstellatie dan in de onderhavige zaak aan de orde is. Die constatering is op zichzelf genomen juist, doch laat onverlet dat de beantwoording door het HvJEU van de nader toegespitste vraagstelling van de Hoge Raad in de GeenStijl-zaak kan leiden tot inzichten welke voor de onderhavige zaak van belang zijn. Volgens Premier League is met het Bestwater-arrest voldoende uitgemaakt hoe tegen hyperlinks moet worden aangekeken en is dus sprake van een acte clair of eclairé.De Hoge Raad is evenwel van oordeel dat een en ander niet zo helder is als Premier League thans voor stelt.
3.10.16.
De KNVB c.s. plaatst vraagtekens bij de beslissing van de Hoge Raad om in de GeenStijl-zaak prejudiciële vragen te stellen, meent dat er geen aanleiding is om te wachten op de uitspraak in die zaak en wijst op de te verwachten vertraging van enkele jaren; subsidiair stelt zij dat als het hof van oordeel is dat er sprake is van linken, het voor de hand ligt dat het hof de beantwoording van de prejudiciële vragen afwacht.
3.10.17.
Dat het wachten op de beantwoording van de prejudiciële vragen tot een aanzienlijke vertraging van de procedure leiden is wel waarschijnlijk, doch het hof acht zulks aanvaardbaar. Immers, MyP2P heeft haar werkzaamheden voorlopig gestaakt, de heer [eigenaar MyP2P] – eigenaar van MyP2P – heeft verklaard dat met ingang van 1 januari 2015 hij ook zijn vergelijkbare activiteiten met de website [website] ([website]) heeft gestaakt. Aanwijzingen voor het tegendeel zijn gesteld noch gebleken.
3.10.18.
Overigens wijst het hof erop – partijen hebben hierop evenwel niet kunnen reageren – dat de Rechtbank Midden Nederland op 10 juni 2015 (ECLI:NL:RBMNE:2015:4343) het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJEU aan de orde heeft gesteld, welke vragen betrekking hebben op dezelfde, althans een aanverwante materie als die welke aan de orde is in het GeenStijl-arrest. Ook het LG Köln heeft in de zaak Reha Training-Gema prejudiciële vragen gesteld, waarvan er een betrekking heeft op de uitleg van het begrip “mededeling aan het publiek”; de zaak is bij het HvJEU bekend onder nummer C117/15. De vragen illustreren de actualiteit van de bestaande rechtsonzekerheid bij uitlegging en toepassing van art. 3 lid 1.
3.11.
De volgende aangelegenheden dienen reeds thans aan de orde te worden gesteld.In randnummers 31. en 32. van de pleitnota heeft MyP2P bespiegelingen gewijd aan de in art. 3 van de Auteursrechtrichtlijn neergelegde eis van “beschikbaarstelling op zodanige wijze dat leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd […] toegang hebben”, op welke eis Premier League en de KNVB c.s. niet zouden zijn ingegaan.Dit betreft inhoudelijk een nieuwe grief welke in dit stadium niet meer naar voren kon worden gebracht; Premier League en de KNVB c.s. hebben er niet ondubbelzinnig mee ingestemd dat deze vraag in de beoordeling zou worden betrokken.Ditzelfde geldt voor randnummer 53 van de pleitnota, waarin MyP2P – in het voetspoor van prejudiciële vraag 1c. zoals door de Hoge Raad in het GeenStijl-arrest geformuleerd – aanvoert dat zij geen reden had om te veronderstellen dat het zeer overvloedig beschikbare materiaal waarnaar zij linkte, niet met toestemming van de rechthebbenden zou zijn gepubliceerd. Overigens is door MyP2P ook niet toegelicht waarom zij geen reden had om te veronderstellen dat het materiaal waarnaar zij linkte zonder toestemming van de rechthebbende zou zijn gepubliceerd. Het hele doel van haar organisatie was er immers juist op gericht om kijkers te kunnen laten kijken naar sportwedstrijden zonder daarvoor aan wie dan ook te hoeven betalen.
3.12.
In het pleidooi, pleitnota randnummers 33 tot en met 42, heeft MyP2P het arrest C-More-Sandberg van 26 maart 2015 (C-279/13) aan de orde gesteld. Volgens de KNVB c.s. is dit niet van toepassing omdat het naburige rechten betreft, Premier League voegt daaraan toe dat dit een nieuwe grief betreft.Het hof passeert laatstgenoemd bezwaar. Het betreft immers de aanpassingen van stellingen aan de hand van recente rechtsontwikkelingen waarop MyP2P niet had kunnen anticiperen. Gesteld noch gebleken is dat de advocaten van Premier League en de KNVB c.s. dat arrest niet kenden of zich er niet op hebben kunnen voorbereiden dat daarop een beroep werd gedaan.
3.12.1.
Terecht constateert de KNVB c.s. echter dat het arrest niet van toepassing is omdat dit betrekking heeft op naburige rechten. Het arrest had betrekking op de richtlijn 92/100 EG van 19 november 1992 inzake (onder meer) naburige rechten. Het Zweedse gerechtshof Zuid Norrland had overwogen en beslist dat C More geen auteursrecht, maar wel een naburig recht had. Nadat C-More cassatieberoep instelde bij het Zweedse Hooggerechtshof formuleerde dit Hooggerechtshof prejudiciële vragen, waarvan er uiteindelijk één werd gehandhaafd.Het HvJEU legt deze resterende vraag in het licht van het voorliggende geschil uit en door zijn herformulering van de vraag wordt duidelijk dat hetgeen het HvJEU vervolgens overweegt, betrekking heeft op naburige rechten, zoals die welke aan een omroeporganisatie zouden toekomen, en dus niet, althans niet in de eerste plaats, op auteursrechten zoals die aan Premier League en de KNVB c.s. toe komen. Ook art. 3 lid 2 van de Auteursrechtrichtlijn betreft geheel (en uitsluitend) naburige rechten.Het beroep op dit arrest faalt mitsdien.
3.13.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot nadat antwoord op de prejudiciële vragen is gegeven.
4. De beslissing
Het hof:
in het principaal en incidenteel appel:
verklaart MyP2P niet-ontvankelijk in haar hoger beroep jegens geïntimeerden sub 2 en sub 6;
houdt de beslissing van de zaak voor het overige aan, teneinde de meest gerede partij in de gelegenheid te stellen in het geding te brengen de uitspraak van het HvJEU houdende antwoord op de door de Hoge Raad in de GeenStijl-zaak geformuleerde prejudiciële vragen;
verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 29 december 2015.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, B.A. Meulenbroek en M.E. Bruning en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 juni 2015.
griffier rolraadsheer