Rb. Limburg, 26-03-2014, nr. C-04-110328 - HA ZA 11-485
ECLI:NL:RBLIM:2014:2781
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
26-03-2014
- Zaaknummer
C-04-110328 - HA ZA 11-485
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2014:2781, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 26‑03‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4524
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2015:2434
- Vindplaatsen
Computerrecht 2014/117 met annotatie van L. Anemaet
TvS&R 2014, afl. 2, p. 52
Uitspraak 26‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Het plaatsen van een hyperlink naar (een website met) illegale livestreams van sportwedstrijden is een inbreuk op het auteursrecht. Het arrest van het HvJEU van 13 februari 2014 (Svenssonarrest) is in deze zaak niet van toepassing.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/04/110328 / HA ZA 11-485
Vonnis van 26 maart 2014
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht
THE FOOTBALL ASSOCIATION PREMIER LEAGUE LIMITED,
gevestigd te London, Verenigd Koninkrijk,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
THE SCOTTISCH PREMIER LEAGUE LIMITED,
gevestigd te Glasgow, Schotland,
3. verening met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
DFL DEUTSCHE FUSSBALL LIGA GMBH,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
PGA EUROPEAN TOUR PRODUCTIONS LIMITED,
gevestigd te Surrey, Verenigd Koninkrijk,
6. de vennootschap naar buitenlands recht
PGA EUROPEAN TOUR,
gevestigd te Surrey, Verenigd Koninkrijk,
7. de vennootschap naar buitenlands recht
FEDERATION FRANCAISE DE TENNIS,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
8. de vennootschap naar buitenlands recht
UNION DES ASSOCIATIONS EUROPÉENNES DE FOOTBALL (UEFA),
gevestigd te Nyon, Zwitserland,
9. de vennootschap naar buitenlands recht
ICC DEVELOPMENT (INTERNATIONAL) LIMITED,
gevestigd te Road Town, Britse Maagdeneilanden,
10. de vennootschap naar buitenlands recht
UFA SPORTS GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
eiseressen,
advocaat eiseres sub 1: mr. P.J.W.M. Theunissen
advocaat eiseressen sub 2 tot en met 10: mr. H.J.J.M. van der Bruggen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MYP2P B.V.,
gevestigd te Beegden,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Kramer.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de in het tussenvonnis van 4 juli 2012 genoemde processtukken en de daarbij overgelegde bijlagen;
- de conclusie van repliek met bijlagen;
- de conclusie van dupliek met bijlagen;
- de brieven van de behandelend advocaat van eiseres sub 1 van 21 en 22 november 2013 met bijlagen;
- de brieven van de behandelend advocaat van de eiseressen sub 2 t/m 9 van 25 november 2013 met bijlagen;
- de brieven van de advocaat van gedaagde van 21 en 25 november 2013 met bijlagen;
- de pleitnota’s van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
The Football Association Premier League Limited (eiseres sub 1) is de organisator van de Premier League, de hoogste Engelse voetbalcompetitie.
2.2.
The Scottish Premier League Limited (eiseres sub 2) is de organisator van de Scottish Premier League, de hoogste voetbaldivisie in Schotland.
2.3.
De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (eiseres sub 3) organiseert - voor zover van belang voor deze procedure - de competities voor de KNVB-beker en de Johan Cruijff-schaal.
2.4.
DFL Deutsche Fuszball Liga GmbH (eiseres sub 4) organiseert de voetbalwedstrijden in de Bundesliga, de hoogste Duitse voetbalcompetitie.
2.5.
PGA European Tour Productions Limited (eiseres sub 5) is producent en distributeur van televisiegolfprogramma´s.
2.6.
Federation Française de Tennis (eiseres sub 7) is de organisator van het grand slam tennistoernooi Roland Garros.
2.7.
Union des Associations Européennes de Football (eiseres sub 8) is de Europese voetbalbond die de Champions League en de Europa League organiseert.
2.8.
ICC Development (International) Limited (eiseres sub 9) is de internationale overkoepelende organisatie voor cricket. Zij organiseert de World Cup, de World Twenty 20, de World Cricket League, de Women´s World Cup en de U19 Cricket World Cup.
2.9.
UFA Sport GmbH (eiseres sub 10) is een internationale sportmarketingorganisatie.
2.10.
Gedaagde exploiteert een website op de internetadressen www.myp2p.us, www.myp2p.nl en -voor een bijbehorend forum - op het internetadres www.myp2p.eu.
2.11.
In de periode van 2006 tot 19 augustus 2011 heeft gedaagde via haar website gratis live streams aangeboden van sportwedstrijden. Deze live streams waren afkomstig van niet daartoe geautoriseerde derden.
2.12.
Van de door eiseressen sub 1 t/m 4 en 7 t/m 9 georganiseerde sportwedstrijden [verder aangeduid als sportwedstrijd(en)] werden beeldverslagen gemaakt door omroeporganisaties. Van de sportwedstrijden van het IHF Men’s World Championchip van de International Handball Federation werden eveneens beeldverslagen gemaakt. De betrokken producent had bij de sportwedstrijd in de ruimte waar deze werd gespeeld, een groot aantal camera’s ter beschikking en hij regisseert de live-uitzending vanuit een productie-unit. De sportwedstrijd werd aan de hand van de instructies en keuzes van de regisseur vastgelegd ten behoeve van de live-uitzending. De tijdens de sportwedstrijd opgenomen beelden en omgevingsgeluiden werden ten behoeve van televisie-uitzendingen doorgegeven aan een productie-eenheid, IMG Media (TWI), die logo’s, videomontages, grafische afbeeldingen op het scherm, muziek en commentaar toevoegde. De beeldverslagen werden via televisiekanalen door of met toestemming van eiseressen uitgezonden door omroeporganisaties. Het televisiesignaal werd per satelliet doorgezonden naar die organisaties. Daarna werd het signaal gecomprimeerd en gecodeerd en vervolgens per satelliet verzonden naar de abonnees, die het signaal op televisie konden ontvangen. Het signaal werd ten slotte gedecodeerd en gedecomprimeerd met behulp van een satellietdecoder, voor de werking waarvan decodeerapparatuur zoals een decoderkaart noodzakelijk was.
2.13.
Als een sportwedstrijd live werd uitgezonden via een door eiseressen gekozen kanaal, konden bezoekers van de website van gedaagde die wedstrijd gelijktijdig live via die website gratis, maar zonder toestemming van eiseressen, bekijken. Gedaagde had voor het aanbieden van live streams van sportwedstrijden evenmin toestemming verkregen van eiseressen en zij heeft eiseressen daarvoor ook geen vergoeding betaald. Met dit gratis aanbieden heeft gedaagde inkomsten uit donaties en advertenties verworven.
2.14.
Het bekijken van een sportwedstrijd via de website van gedaagde ging als volgt. De bezoeker zocht op die website (met behulp van de op zijn computer geïnstalleerde, door gedaagde beschikbaar gestelde software) de sportwedstrijd van zijn keuze op. Door vervolgens op een zogenaamde play-knop op de website van gedaagde te klikken, begon de gekozen live stream volautomatisch - dus zonder verdere handelingen van de bezoeker – op de computer van de bezoeker te spelen in een scherm (venster) met daarin een banner van gedaagde. De stream werd automatisch tot de volledige schermgrootte uitvergroot.
3. Het geschil
3.1.
Eiseressen hebben hun eis veranderd. Gedaagde heeft daartegen geen bezwaar in de zin van artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gemaakt. Ambtshalve acht de rechtbank geen grond aanwezig om de verandering van eis buiten beschouwing te laten. De rechtbank laat de verandering van eis dan ook toe.
Na deze verandering van eis vorderen eiseressen samengevat -:
1. voor recht te verklaren dat het handelen van gedaagde, zoals in het lichaam van de dagvaarding omschreven, primair een inbreuk oplevert op de auteursrechten van eiseressen en subsidiair jegens hen een onrechtmatige daad oplevert;
2. gedaagde op straffe van een te verbeuren dwangsom te bevelen het (faciliteren van het) plegen van inbreuken op de auteursrechten van eiseressen, zoals in het lichaam van de dagvaarding omschreven, met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden;
3. gedaagde te veroordelen tot vergoeding aan eiseressen van de door hen ten gevolge van het onrechtmatig handelen geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. gedaagde te veroordelen in de volledige proceskosten van deze procedure als bedoeld in artikel 1019h Rv.
Eiseressen onderbouwen hun vorderingen als volgt.
Eiseressen zijn auteursrechthebbenden op de beelden van sportwedstrijden, die door hen worden georganiseerd dan wel waarbij zij anderszins zijn betrokken. Gedaagde maakt op grote schaal beelden van die sportwedstrijden openbaar in auteursrechtelijke zin. Gedaagde heeft daarvoor geen toestemming van eiseressen noch betaalt hij hen daarvoor een vergoeding. Deze openbaarmaking vindt simultaan plaats met de oorspronkelijke live televisie-uitzendingen. Voor eiseressen betekent het ongeautoriseerd exploiteren van beeldverslagen van sportwedstrijden zoals gedaagde dat doet, een verlies aan inkomsten. In relatie met de gebruiker functioneert gedaagde feitelijk als degene die de illegale streams openbaar maakt. Door aldus te handelen pleegt gedaagde inbreuk op het auteursrecht van eiseressen op die beeldverslagen. Subsidiair handelt gedaagde onrechtmatig jegens eiseressen door een illegale ruilmarkt te organiseren; zij neemt het initiatief tot het uitwisselen van illegaal materiaal, stelt er regels voor op, stelt de ruimte ter beschikking, deelt die ruimte zo optimaal mogelijk in en helpt gebruikers (zowel degenen die streams willen aanbieden als degenen die streams willen bekijken) bij het gebruiken van haar website.
3.2.
Gedaagde voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De onderhavige zaak draagt een internationaal karakter, omdat eiseressen, met uitzondering van de KNVB (eiseres sub 3), rechtspersonen zijn naar buitenlands recht en in het buitenland zijn gevestigd. Dit betekent dat eerst de vraag beantwoord moet worden of het geschil in deze zaak moet worden beoordeeld op grond van het Nederlandse recht of enig buitenlands recht.
4.2.
Eiseressen hebben hun vorderingen primair gebaseerd op de stelling dat gedaagde inbreuk maakt op een aan hen toekomend auteursrecht en subsidiair op onrechtmatige daad.
Tijdens het pleidooi hebben partijen uitdrukkelijk en eenstemmig verklaard dat de gestelde inbreuk op het auteursrecht beoordeeld dient te worden op grond van het Nederlandse auteursrecht. Nu de hoofdregel van de verwijzings- of conflictregels de vrijheid van partijen is om het toepasselijke recht te kiezen en de door partijen in dit geval gedane rechtskeuze naar het oordeel van de rechtbank is toegelaten, zal de rechtbank partijen voor wat betreft de primaire grondslag van de vorderingen in die keuze volgen. De rechtbank zal de onderhavige zaak beoordelen op grond van de Nederlandse Auteurswet (verder aangeduid als de Auteurswet). In de processtukken hebben partijen aandacht besteed aan het toepasselijke recht met betrekking tot de subsidiaire grondslag van de vorderingen. Over het toepasselijke recht op de subsidiaire grondslag zal de rechtbank zich uitlaten, voor zover zij aan de beoordeling van die subsidiaire grondslag toekomt.
4.3.
Tegen de vorderingen van eiseressen heeft gedaagde de volgende verweren gevoerd. Er is geen sprake van een werk in de zin van de Auteurswet, eiseressen zijn geen auteursrechthebbenden op de beelden van de sportwedstrijden en er is geen sprake van openbaarmaking. De rechtbank zal deze verweren hierna achtereenvolgens bespreken.
Is er sprake van een werk in auteursrechtelijke zin?
4.4.
Het is vaste rechtspraak dat een sportwedstrijd zelf niet kan worden beschouwd als een auteursrechtelijk beschermd werk, omdat bij een sportwedstrijd spelregels gelden die geen ruimte laten voor de vereiste creatieve vrijheid om van een intellectuele schepping te kunnen spreken. Sportwedstrijden zelf worden dan ook op grond van het auteursrecht niet beschermd. Ook al zijn sportwedstrijden zelf geen auteursrechtelijk beschermde werken, de beelden van die wedstrijden kunnen dat wel zijn. De wedstrijdbeelden zijn dat als deze een eigen intellectuele schepping van de auteur daarvan zijn, waarbij de auteur via keuze, schikking en combinatie van de wedstrijdbeelden uitdrukking heeft gegeven aan zijn creatieve geest.
4.5.
In deze zaak staat onbetwist vast dat de beeldverslagen tot stand zijn gekomen met behulp van een groot aantal camera’s op vaste en/of mobiele posities in de ruimte waar de sportwedstrijd wordt gehouden. In de regiekamer zijn de beelden van alle camera’s zichtbaar voor de regisseur. Bij de totstandkoming van de beeldverslagen heeft de regisseur veel vrije keuzes. Tot die keuzes behoren onder meer de hoeveelheid camera’s, de (combinatie van) camerastandpunten en -hoeken, de (combinatie van) camerabewegingen en de absolute en relatieve snelheid van die bewegingen, de te volgen spelsituaties, het in- en uitzoomen op bepaalde spelsituaties, de schakelmomenten van camera naar camera, de snelheid van perspectiefwisseling, het al dan niet meebewegen van de camera met bepaalde spelacties, de invulling van dode spelmomenten, de timing en herhaling van beelduitsneden. De regisseur bepaalt continu welke elementen van een sportwedstrijd, die hij belangrijk vindt, in beeld worden gebracht, alsmede de wijze en het moment waarop die elementen in beeld worden gebracht.
4.6.
De aldus gemaakte (combinatie van) subjectieve keuzes en wijze van schikking daarvan, leiden tot de uiteindelijk via televisiekanalen uit te zenden beeldverslagen. Deze verslagen vloeien naar het oordeel van de rechtbank niet geheel en uitsluitend voort uit technische en/of functionele vereisten. De beeldverslagen hebben - gelet op hun hiervoor beschreven wijze van totstandkoming - ook niet een vorm die zo banaal of triviaal is dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de onderhavige beeldverslagen dan ook aan te merken als het resultaat van een eigen intellectuele schepping van de regisseur op basis van zijn creatieve geest en kwalificeren zij als werken in de zin van de Auteurswet.
Zijn eiseressen rechthebbenden van het auteursrecht op de beelden van de onderhavige sportwedstrijden?
4.7.
De eiseressen sub 1, 3, 4, 7, 8 en 9 hebben specifiek gesteld dat zij de auteursrechten op het beeldmateriaal van de door elk van hen georganiseerde sportwedstrijden van de producent van dat materiaal overgedragen hebben gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben genoemde eiseressen met de door hen overgelegde bescheiden in voldoende mate aangetoond dat zij op grond van een algemene overdracht door de producenten van de wedstrijdbeelden rechthebbende van het auteursrecht op de beeldverslagen zijn van de in deze procedure bedoelde sportwedstrijden. Een dergelijke algemene overdracht omvat ook de wedstrijdbeelden van individuele sportwedstrijden. Anders dan gedaagde kennelijk wil betogen, is een auteursrechtenoverdracht per wedstrijd dan ook niet vereist. De rechtbank beschouwt genoemde eiseressen dan ook als auteursrechthebbenden op genoemd beeldmateriaal.
4.8.
Gedaagde heeft gesteld dat de vorderingen van eiseres sub 2 uitsluitend zijn gebaseerd op een inbreuk op haar merkenrechten. Dit verweer van gedaagde is onweersproken gebleven. De rechtbank voegt hieraan toe dat eiseres sub 2 niet heeft gesteld en ook geen bescheiden heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij auteursrechthebbende is. Hetzelfde geldt voor eiseres sub 6. Nu niet is komen vast te staan dat de eiseressen sub 2 en 6 auteursrechthebbenden zijn, zullen de vorderingen van deze eiseressen worden afgewezen.
4.9.
Eiseres sub 5 heeft gesteld dat zij producent en distributeur van televisiegolf-programma’s is en auteursrechthebbende op het beeldmateriaal van de European Tour wedstrijden. Gedaagde heeft deze stelling niet betwist, zodat de rechtbank eiseres sub 5 als auteursrechthebbende beschouwt op het beeldmateriaal van genoemde programma’s.
4.10.
Eiseres sub 10 heeft gesteld dat zij de auteursrechten op opnames van de wedstrijden van het IHF Men’s World Championship van de International Handball Federation overgedragen heeft gekregen. Ook eiseres sub 10 heeft haar stelling onderbouwd met een overeenkomst tussen haar en de International Handball Federation, waaruit blijkt dat de IHF de auteursrechten op de opnames van genoemde wedstrijden aan eiseres sub 10 heeft overgedragen. Ook dit is een algemene overdracht en daarvoor geldt eveneens hetgeen de rechtbank hiervoor onder punt 4.7. heeft overwogen.
4.11.
Waar hierna sprake is van eiseressen worden daarmee bedoeld de eiseressen met uitzondering van de eiseressen sub 2 en 6.
Is er sprake van openbaarmaking?
4.12.
De Auteurswet kent aan de auteursrechthebbende van een auteursrechtelijk relevant werk, waarvan in deze zaak sprake is, het exclusieve recht toe om dat werk openbaar te maken.
4.13.
De begrippen “openbaar maken” en “openbaarmaking”, zoals die in de Auteurswet voorkomen, moeten worden uitgelegd in overeenstemming met het begrip “mededeling aan het publiek”, zoals neergelegd in artikel 3 lid 1 van de Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (hierna: de richtlijn). Het gaat daarbij om de mededeling van auteursrechtelijk beschermde werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van die werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank omvatten de genoemde begrippen in de Auteurswet het begrip “mededeling aan het publiek”, waarvan artikel 3 van de richtlijn melding maakt. Steun hiervoor is te vinden in de wetsgeschiedenis van de Auteurswet, waaruit blijkt dat aan die begrippen weliswaar een ruime betekenis moet worden toegekend, maar dat in elk geval vereist is dat het werk op een of andere manier aan het publiek ter beschikking komt. De wetsgeschiedenis vermeldt ook dat die begrippen ruim en flexibel genoeg zijn om te kunnen worden toegepast in de digitale omgeving van het internet.
4.15.
Een richtlijnconforme uitleg vergt dat rekening wordt gehouden met de bewoordingen en de context van de bepalingen van de richtlijn en met haar doelstelling. In dit verband is van belang dat de doelstelling van de richtlijn volgens haar considerans is het bieden van een hoog beschermingsniveau voor auteurs en hun rechtverkrijgenden, zodat zij een passende beloning kunnen krijgen voor het gebruik van hun werken teneinde hun scheppende en creatieve arbeid te kunnen voortzetten. Verder bepaalt de considerans onder meer dat aan het recht van de auteur van mededeling van werken een ruime betekenis moet worden gegeven, die iedere mededeling omvat die aan niet op de plaats van oorsprong van de mededeling aanwezig publiek wordt gedaan. Dit recht dient zich uit te strekken tot elke dergelijke doorgifte of wederdoorgifte van een werk aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van uitzending. Naar het oordeel van de rechtbank betekent een en ander dat het belang van de auteursrechthebbenden voorop dient te staan en uitgangspunt dient te zijn bij die uitleg.
4.16.
In de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie worden criteria genoemd die van belang is bij de vraag of van een openbaarmaking sprake is, zoals de eis van een (actief) interveniërende partij, of de mededeling wordt gedaan aan een publiek en of er een winstoogmerk is. Over die criteria oordeelt de rechtbank als volgt.
4.17.
Ten aanzien van de interventie. Als niet (voldoende gemotiveerd) betwist staat vast dat gedaagde live-streams van sportwedstrijden verzamelde, die haar werden aangeboden door daartoe niet geautoriseerde derden, dat wil zeggen derden die geen toestemming van eiseressen hadden om die streams openbaar te maken. Gedaagde stelde voorwaarden voor het opnemen van die streams op haar website, zoals de verplichting om in het scherm van de stream één van haar standaard banners, die gedaagde beschikbaar stelde, op te nemen. Uit dat aanbod selecteerde gedaagde de streams die bezoekers van haar website via die site konden bekijken en zij rangschikte deze per speeldag. Gedaagde beoordeelde de streams ook op kwaliteit: streams van slechte kwaliteit kregen een lagere rating. Als een aangeboden stream - al dan niet tijdelijk - niet bleek te werken dan maakte gedaagde daarvan melding op haar website. Gedaagde bood op haar website de benodigde software aan om de streams te kunnen bekijken en zij bood ook aan behulpzaam te zijn bij de uitleg van die software en bij het oplossen van problemen daarmee. Door op de website van gedaagde op de play-knop te klikken, konden de bezoekers van die website de sportwedstrijd van hun keuze binnen een door gedaagde vorm gegeven raamwerk op het internet zien en wel gelijktijdig met de live-streaming van de via televisiekanalen - geautoriseerd - uitgezonden beeldverslagen van de betreffende wedstrijd. De sportwedstrijd werd binnen het kader van de website van gedaagde na het enkel aanklikken van de play-knop automatisch over de volledige schermgrootte in beeld gebracht en dus ter beschikking gesteld. Gedaagde bood aldus de bezoekers van haar website de mogelijkheid sportwedstrijden op het internet te bekijken die zonder haar interventie niet of slechts met veel moeite voor internetbezoekers traceerbaar zouden zijn geweest. Aan het criterium dat er sprake moet zijn van een (actieve) interventie is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldaan. Het feit dat de aangeklikte sportwedstrijd te bekijken was in een apart scherm (overigens voorzien van een banner van gedaagde) met een andere url dan die van de website van gedaagde is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een technische aangelegenheid en is daarom van geen betekenis voor de vraag of er sprake is van openbaarmaking door gedaagde. Immers het begrip “openbaar maken” is een technologieneutraal begrip, hetgeen wil zeggen dat het niet uitmaakt met behulp van welke techniek of welke middelen het openbaar maken plaatsvindt.
4.18.
Ten aanzien van publiek. In artikel 3 van de richtlijn is sprake van “mededeling aan het publiek”. Hierbij gaat het om het bereiken van een ander - in feite nieuw - publiek, waarmee de auteursrechthebbenden geen rekening hebben gehouden toen zij toestemming gaven voor het gebruik van het werk ten behoeve van de mededeling aan het oorspronkelijke publiek. Het oorspronkelijke publiek in deze was het publiek dat van de beeldverslagen kon kennis nemen via televisie-uitzendingen door omroeporganisaties aan wie eiseressen toestemming hadden verleend om de beeldverslagen uit te zenden. Het andere publiek bestond uit de bezoekers van de website van gedaagde, die - in tegenstelling tot het oorspronkelijke publiek - geen vergoeding betaalden voor het kijken naar de beeldverslagen via internet. Het begrip publiek houdt verder een onbepaald aantal potentiële kijkers in en dat impliceert een vrij groot aantal personen. In dit geval kon wereldwijd elke bezoeker van de website van gedaagde bij live-streams van de betrokken televisie-uitzending op internet tegelijk toegang hebben tot de beeldverslagen van de sportwedstrijden. Daarom ziet deze (weder-)doorgifte door gedaagde op een onbepaald aantal potentiële kijkers en impliceert deze een groot aantal personen. Naar het oordeel van de rechtbank is aan de publiekseis voldaan.
4.19.
Ten aanzien van het winstoogmerk. Ook al is een winstoogmerk niet meteen als een noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan van een mededeling aan het publiek te beschouwen, vaststaat in elk geval dat de mededeling een winstoogmerk dient. Dit blijkt uit het feit dat gedaagde op haar website de mogelijkheid heeft aangeboden om daarop advertenties te plaatsen en om donaties te doen. Onbetwist is dat gedaagde van bepaalde websites (zoals de goksite Bwin) vergoedingen heeft ontvangen die gebaseerd zijn op het aantal gebruikers dat via haar site op laatstbedoelde sites uitkomt. Hiermee is het winstoogmerk gegeven.
4.20.
Gedaagde heeft betoogd dat niet zij maar degenen die haar de live-streams (ongeautoriseerd) hebben aangeboden, degenen zijn die de beeldverslagen openbaar hebben gemaakt. De rechtbank verwerpt dit betoog. Het begrip “mededeling aan het publiek” uit artikel 3 van de richtlijn betreft handelingen waarbij onderscheid moet worden gemaakt tussen de bron van de mededeling - als hoedanig in dit geval heeft te gelden de beeldverslagen, zoals die aan gedaagde door derden zijn aangeboden - en de plaats waar de beeldverslagen “geconsumeerd” worden. Om dit laatste (de doorgifte of wederdoorgifte) gaat het; mededeling aan het publiek heeft volgens de richtlijn geen betrekking op enige andere handeling. Bovendien is gedaagde in haar eentje niet aan te merken als publiek in de zin van de richtlijn omdat het begrip publiek een onbepaald aantal potentiële kijkers inhoudt, dat een vrij groot aantal personen impliceert. Niet degenen die de live-streams aan gedaagde aanboden, maar de gedaagde stelde deze beschikbaar aan het publiek en maakte die streams dus openbaar.
4.21.
Verder heeft gedaagde nog betoogd dat zij aanbieder is van gewone hyperlinks, die niet als een openbaarmaking worden gezien, en dat dit daarom niet kan meebrengen dat zij als openbaarmaker wordt gezien van hetgeen waarnaar die hyperlinks leiden. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Door een gewone hyperlink aan te klikken komt men op het internet op een andere website terecht. Als zich op die andere plaats informatie bevindt die de bezoeker wil raadplegen dan moet deze vervolgens zelfstandig opnieuw een beslissing nemen om die informatie te ontsluiten. De ongeautoriseerde streams, die gedaagde op haar website aanbiedt, worden evenwel volautomatisch, gelijktijdig met de televisie-uitzending van de sportwedstrijd en ongewijzigd doorgegeven binnen het kader van de website van gedaagde zodra de play-knop van een sportwedstrijd wordt aangeklikt. Die (weder-)doorgifte vindt in een apart scherm (venster) plaats, maar een groot deel van de website van gedaagde blijft in beginsel zichtbaar voor de bezoeker. Aldus presenteert gedaagde live-streams in het kader van haar eigen website en is zij degene die openbaar maakt. Ook dit betoog verwerpt de rechtbank.
Conclusie
4.22.
Op grond van alle voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een openbaarmaking (een mededeling aan het publiek) van beschermde werken doordat gedaagde deze op haar website aan het publiek vanaf een door de leden van het publiek gekozen plaats en op een door hen gekozen tijdstip beschikbaar heeft gesteld. Nu eiseressen gedaagde daartoe geen toestemming hebben verleend, maakt gedaagde inbreuk op de auteursrechten van eiseressen.
4.23.
In haar oordeelsvorming heeft de rechtbank ook betrokken het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 13 februari 2014,
nummer C-466/12, in de zaak Svensson c.s. tegen Retriever Sverige AB (hierna: de zaak Svensson). Naar het oordeel van de rechtbank is dit arrest in de onderhavige zaak niet van toepassing. De feiten in de zaak Svensson en die in de onderhavige zaak liggen anders. De rechtbank overweegt als volgt.
In de zaak Svensson kon de internetgebruiker op de website van Retriever Sverige AB linken naar auteursrechtelijk beschermde werken, die al op de website van de krant Götenborgs-Posten voor iedereen vrij toegankelijk te raadplegen waren. Zowel de oorspronkelijke mededeling (van Götenborgs-Posten) als de mededeling van Retriever Sverige AB werden via internet en dus op dezelfde technische wijze verricht.
In de onderhavige zaak werden de beeldverslagen van sportwedstrijden met toestemming van c.q. door eiseressen meegedeeld / beschikbaar gesteld aan het publiek via tv-kanalen die daartoe door de eiseressen waren gekozen. Die beeldverslagen werden door daartoe niet geautoriseerde derden aan gedaagde beschikbaar gesteld en gedaagde stelde (de livestream van) deze beeldverslagen vervolgens beschikbaar aan de bezoekers van haar website. De mededeling van gedaagde en de oorspronkelijke mededeling (van eiseressen) werden niet op dezelfde technische wijze verricht. Maar voor het geval de ongeautoriseerde derden de beeldverslagen vanaf de tv-kanalen op hun website plaatsten en de beeldverslagen door een link op de website van gedaagde beschikbaar waren, dan geldt dat er aldus kon worden gelinkt naar onrechtmatig gepubliceerd materiaal, waarvoor geen toestemming was verleend door eiseressen. De oorspronkelijke mededeling via tv-kanalen was niet toegankelijk voor publiek, dat niet beschikte over de door eiseressen gekozen tv-kanalen of dat voor de oorspronkelijke mededeling niet kon of wilde betalen. Met het aanklikken van de betreffende playknop op de website van gedaagde, werden de beeldverslagen direct en gratis toegankelijk voor iedere internetgebruiker, waarmee beperkende toegangsmaat-regelen, zoals registratie, abonnee worden of betalen, werden omzeild.
4.24.
De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar. Het gevorderde bevel is eveneens toewijsbaar. De rechtbank zal de gevorderde, aan dat bevel gekoppelde dwangsom echter matigen en een bedrag bepalen, waarboven geen dwangsom meer zal worden verbeurd.
4.25.
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Eiseressen hebben gevorderd gedaagde op grond van het bepaalde in artikel 1019h Rv te veroordelen in de volledige proceskosten. De onderhavige zaak heeft tot inzet de handhaving van auteursrechten. Deze rechten behoren - gelet op het bepaalde in artikel 1019 Rv - tot de intellectuele eigendomsrechten waarvoor een proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv kan worden gevraagd.
4.26.
Tegen de in de kostenstaat van de advocaat van eiseres sub 1 opgevoerde verschotten heeft gedaagde alleen het verweer gevoerd dat niet voor vergoeding in aanmerking komen de geheel overbodige werkzaamheden van de procesadvocaat van eiseres sub 1, de hotel- en vliegkosten van de heer [X], medewerker van eiseres sub 1 en de vele koerierskosten. De rechtbank zal gedaagde in haar verweer alleen volgen ten aanzien van de kosten van de heer [X]. De rechtbank zal het verweer voor het overige passeren, omdat gedaagde de door haar voorgestane afwijzing van de kosten van de procesadvocaat en van de koerierskosten niet heeft onderbouwd. Verder zal de rechtbank uit het door de advocaat van eiseres sub 1 opgevoerde totaalbedrag aan verschotten en andere kosten het bedrag aan griffierecht ad € 560,00 ter voorkoming van dubbeltelling elimineren.
4.27.
Tegen de kostenstaat van de advocaat van de overige eiseressen heeft gedaagde het verweer gevoerd dat de daarin vermelde kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat deze in het geheel niet zijn gespecificeerd en zij deze niet nader kan beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat die kosten wel zijn gespecificeerd, zij het summier. Overigens heeft gedaagde tijdens de behandeling van het pleidooi verklaard het gedeclareerde bedrag overigens wel redelijk te vinden. De kosten zoals gevorderd door de advocaat van de overige eiseressen zullen worden toegewezen.
4.28.
De kosten aan de zijde van eiseressen worden begroot op:
- dagvaarding € 90,81
- griffierecht eiseres sub 1 € 560,00
- griffierecht overige eiseressen € 560,00
- salaris advocaat eiseres sub 1 € 62.358,90
- verschotten advocaat eiseres sub 1 € 2.658,45
- salaris advocaat overige eiseressen € 22.178,63
Totaal: € 88.406,79
4.29.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal ten aanzien van de verklaring voor recht worden afgewezen omdat deze verklaring zich niet leent voor tenuitvoerlegging. Ook voor het overige dient het meer of anders gevorderde te worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
wijst af de vorderingen van de eiseressen sub 2 en 6;
5.2.
verklaart voor recht dat het handelen van gedaagde, zoals in het lichaam van de dagvaarding is omschreven, een inbreuk oplevert op de auteursrechten van eiseressen;
5.3.
beveelt gedaagde het plegen van inbreuken op de auteursrechten van eiseressen, zoals in het lichaam van de dagvaarding omschreven, met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden;
5.4.
veroordeelt gedaagde tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag (een deel van een dag daaronder begrepen) dat zij niet voldoet aan het hiervoor gegeven bevel;
5.5.
bepaalt dat boven een bedrag van € 250.000,00 geen dwangsom meer zal worden verbeurd;
5.6.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseressen van de door hen geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het inbreuk makende handelen van gedaagde op de auteursrechten van eiseressen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.7.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op € 88.406,79;
5.8.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van de gegeven verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.P. Drijkoningen, mr. H.T.J.F. Verhappen en
mr. J.F.C. Schnitzler en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.
lghc