Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/61/EU beheerders alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010
Artikel 42 Voorwaarden voor verhandeling in de lidstaten zonder een paspoort van niet-EU-abi's die door een niet-EU abi-beheerder worden beheerd
Geldend
Geldend vanaf 15-04-2024
- Bronpublicatie:
13-03-2024, PbEU L 2024, 2024/927 (uitgifte: 26-03-2024, regelingnummer: 2024/927)
- Inwerkingtreding
15-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-2024, PbEU L 2024, 2024/927 (uitgifte: 26-03-2024, regelingnummer: 2024/927)
- Overige regelgevende instantie(s)
Europese Unie
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Onverminderd de artikelen 37, 39 en 40 kunnen de lidstaten niet-EU abi-beheerders toestaan om op hun grondgebied aan professionele beleggers rechten van deelneming of aandelen in door hen beheerde abi's te verhandelen, mits ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de niet-EU abi-beheerder leeft de artikelen 22, 23 en 24 na voor elke abi die hij overeenkomstig dit artikel verhandelt en leeft de artikelen 26 tot en met 30 na als een overeenkomstig dit artikel door de abi-beheerder verhandelde abi onder het toepassingsgebied valt van artikel 26, lid 1. De in deze artikelen bedoelde bevoegde autoriteiten en beleggers in abi's worden geacht de autoriteiten en beleggers te zijn van de lidstaten waar de abi's worden verhandeld;
- b)
tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de abi's worden verhandeld, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van de EU-abi's in kwestie en de toezichthoudende autoriteiten van het derde land waar de niet-EU-abi gevestigd is, bestaat een adequate, met de internationale normen strokende samenwerkingsregeling voor toezicht op systeemrisico's die een efficiënte informatie-uitwisseling garandeert, zodat de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten hun taken uit hoofde van deze richtlijn kunnen uitvoeren;
- c)
het derde land waar de niet-EU-abi-beheerder of de niet-EU-abi is gevestigd, is niet geïdentificeerd als derde land met een hoog risico overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849;
- d)
het derde land waar de niet-EU-abi-beheerder of niet-EU-abi gevestigd is, heeft met de lidstaat waar de rechten van deelneming of aandelen in de niet-EU-abi naar voornemen zullen worden verhandeld, een overeenkomst gesloten die volledig aan de normen van artikel 26 van het OESO-Modelverdrag inzake dubbele belasting naar het inkomen en naar het vermogen voldoet en een doeltreffende informatie-uitwisseling in fiscale aangelegenheden waarborgt, inclusief multilaterale belastingovereenkomsten, en dat derde land wordt niet genoemd in bijlage I bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied.
Als een bevoegde autoriteit van een EU-abi niet binnen een redelijke periode aan de vereiste samenwerkingsregeling overeenkomstig punt b) van de eerste alinea deelneemt, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de abi volgens plan zal worden verhandeld, de zaak voorleggen aan de ESMA, die kan optreden overeenkomstig de bevoegdheden die haar op grond van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 zijn verleend.
2.
De lidstaten mogen de niet-EU abi-beheerder voor de toepassing van dit artikel strengere regels opleggen wat de verhandeling van rechten van deelneming of aandelen in abi's aan beleggers op hun grondgebied betreft.
3.
De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 56 en onder de voorwaarden van de artikelen 57 en 58 maatregelen vast met betrekking tot de in lid 1 bedoelde samenwerkingsregelingen, om een gemeenschappelijk raamwerk te ontwerpen om de vaststelling van de genoemde samenwerkingsregelingen met derde landen te faciliteren.
4.
Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, ontwikkelt de ESMA richtsnoeren om de toepassingsvoorwaarden voor de door de Commissie vastgestelde maatregelen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde samenwerkingsregelingen te bepalen.