Besluit heffing van omzetbelasting ten aanzien van factoorsovereenkomsten
5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
15-12-2016, Stcrt. 2016, 69111 (uitgifte: 28-12-2016, regelingnummer: 2016-204647)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2016, Stcrt. 2016, 69111 (uitgifte: 28-12-2016, regelingnummer: 2016-204647)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Omzetbelasting / Vrijstelling
Hoewel het civiele recht de crediteur wel mogelijkheden biedt om zijn uit artikel 29, eerste lid, van de Wet voortvloeiende aanspraak op teruggaaf aan de factoor over te dragen — hierbij ware te denken aan cessie, subrogatie of subjectieve novatie — moet worden aangenomen dat partijen, gelet op het karakter van de desbetreffende rechtsfiguren, in de praktijk slechts bij uitzondering in staat zullen zijn een rechtsgeldige overdracht van bedoelde aanspraak tot stand te brengen. Niettemin zijn er met name praktische redenen aan te voeren om de factoor de mogelijkheid te geven op eigen initiatief de toepassing van artikel 29, eerste lid, van de Wet in te roepen. In de eerste plaats beschikt deze over betere informatie met betrekking tot de solvabiliteit van de debiteuren en zal de crediteur doorgaans niet zelf in staat zijn de oninbaarheid van de vordering aan te tonen. Voorts zal ook het teruggeven van omzetbelasting aan de factoor zelf een aantal moeilijkheden met betrekking tot de verrekening daarvan tussen hem en de crediteur kunnen voorkomen.
Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende drie voorwaarden goed dat de factoor namens de crediteur verzoeken indient om teruggaaf op de voet van artikel 29, eerste lid, van de Wet en dat het in de teruggaafbeschikking genoemde bedrag aan de factoor wordt uitbetaald.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:
- a.
De factoor heeft de vordering vóór 1 januari 2017 overgenomen;
- b.
De crediteur machtigt de factoor om namens hem het verzoek te doen. Dit kan door medeondertekening van het verzoek of door het overleggen van een afzonderlijk geschrift dat bij de indiening van het verzoek wordt overgelegd (in het laatste geval kan de machtiging voor langere tijd gelden);
- c.
De factoor dient het verzoek in bij de voor de crediteur competente inspecteur.
De door de inspecteur op te maken teruggaafbeschikking wordt afgegeven op naam van de crediteur maar wordt verzonden aan de gemachtigde factoor.
Op grond van de verleende machtiging kan het in de teruggaafbeschikking genoemde bedrag aan de factoor worden uitbetaald. Dit laat echter onverlet dat het de ontvanger, indien hij een vordering heeft op de in de teruggaafbeschikking genoemde belanghebbende (de crediteur), behoudens een eventuele rechtsgeldige cessie vrij staat het bedrag van de teruggaaf met die vordering te verrekenen.