HR, 30-01-2015, nr. 14/03520
ECLI:NL:HR:2015:157
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30-01-2015
- Zaaknummer
14/03520
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:157, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑01‑2015; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2015/10.8 met annotatie van Redactie
AB 2015/158 met annotatie van R. Ortlep
NTFR 2016/205
NTFR 2015/716 met annotatie van Mr. I.R.J. Thijssen
Uitspraak 30‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Procesrecht; art. 6:6 en art. 8:24 Awb; ingesteld cassatieberoep namens een ander, zonder overlegging van een bewijs van machtiging; niet tijdig voldoen aan de mogelijkheid dit verzuim te herstellen leidt tot niet-ontvankelijkverklaring; geen inbreuk op enig algemeen en/of verdragsrechtelijk beschermd rechtsbeginsel door van een rechtsbijstandverlener die niet advocaat is een schriftelijke machtiging te verlangen.
Partij(en)
30 januari 2015
nr. 14/03520
Arrest
gewezen op het door [X] te [Z] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 juli 2014, nr. 13/00935, betreffende een aan [A] te [Q] opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking alsmede de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
1.1.
Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift, met dagtekening 12 juli 2014, ingesteld namens [A] te [Q].
1.2.
Naar de ontvankelijkheid van het beroepschrift in cassatie heeft een onderzoek plaatsgevonden ter zitting van de Hoge Raad van 6 oktober 2014, waarbij is verschenen [X] (hierna: [X]). Dit onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een brief van [X] in reactie op een brief van de griffier van de Hoge Raad dat in de zaak op 26 september 2014 uitspraak zou worden gedaan.
1.3.
Bij aangetekende brief van 16 juli 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is aangeboden op het door [X] opgegeven adres en aldaar ook in ontvangst is genomen, heeft de griffier van de Hoge Raad [X] verzocht binnen zes weken na de dagtekening van deze brief een bewijsstuk van een aan hem verstrekte volmacht tot het indienen van het beroepschrift in cassatie over te leggen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld, dat deze daarmee instemt. [X] is in gebreke gebleven tijdig aan dat verzoek te voldoen.
1.4.
Indien bij een beroepschrift dat is ondertekend door een andere persoon dan de indiener niet een schriftelijke volmacht is overgelegd, is sprake van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb. Dit is slechts anders ingeval de gemachtigde een advocaat is. Zie over dit een en ander HR 10 januari 2014, nr. 13/02112, ECLI:NL:HR:2014:2, BNB 2014/44. Laatstbedoelde, op artikel 8:24, lid 2, Awb berustende uitzondering maakt, anders dan [X] onder meer heeft betoogd, geen inbreuk op enig algemeen en/of verdragsrechtelijk beschermd rechtsbeginsel, in het bijzonder niet op het gelijkheidsbeginsel, aangezien een advocaat doordat deze op grond van de wet is gebonden aan specifiek voor zijn beroep geldende voorschriften, in een andere positie verkeert dan een rechtsbijstandverlener die niet de hoedanigheid van advocaat heeft.
1.5.
Tijdens het onderzoek ter zitting heeft [X] erkend - na kennisneming van de kopie van de inontvangstneming afkomstig van PostNL - dat de hiervoor in 1.3 vermelde brief van 16 juli 2014 op het door hem opgegeven adres in ontvangst is genomen. Voor de inontvangstneming heeft getekend, aldus [X], de persoon met wie hij samen op het hiervoor in 1.3 bedoelde adres een kantoorruimte huurt en waarin beiden een adviespraktijk uitoefenen. [X] en die persoon plegen over en weer zorg te dragen voor het aannemen van de voor hen bestemde post. Van de ontvangst van de hiervoor vermelde brief was [X] – naar hij stelt – niet op de hoogte.
1.6.
Het feit dat [X] – zoals hij stelt - niet op de hoogte was van de hiervoor in 1.3 vermelde brief van 16 juli 2014 moet, gelet op de hiervoor in 1.5 vermelde omstandigheden, voor zijn rekening komen. In aanmerking genomen dat [X] niet binnen de hiervoor in 1.3 gestelde termijn van zes weken een schriftelijke machtiging heeft overgelegd, zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.