TvI 2014/23
Bevoegdheid pandhouder tot parate executie, art. 3:248 lid 1 BW. Onderhandse executieverkoop door pandgever, art. 3:251 lid 2 BW. Geen verrekening in de zin van art. 54 Fw. Geen misbruik door bank van bijzondere positie in het girale betalingsverkeer. Noot bij Hoge Raad 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:319 (Feenstra q.q./ING).
HR 14-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:319, m.nt. Mr. F.H. van der Beek en mr. K.A. Messelink (Feenstra/ING)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 februari 2014
- Zaaknummer
12/04132
- Noot
Mr. F.H. van der Beek en mr. K.A. Messelink
- Roepnaam
Feenstra/ING
- JCDI
JCDI:ADS918087:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:319, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:1253, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑11‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑08‑2012
Essentie
Bevoegdheid pandhouder tot parate executie, art. 3:248 lid 1 BW. Onderhandse executieverkoop door pandgever, art. 3:251 lid 2 BW. Geen verrekening in de zin van art. 54 Fw. Geen misbruik door bank van bijzondere positie in het girale betalingsverkeer.
Noot bij Hoge Raad 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:319 (Feenstra q.q./ING).
Uitspraak
Inleiding
Deze zaak betreft de onderhandse uitverkoop van een aan de bank verpande winkelinventaris door de winkelier, gevolgd door betaling of storting van de daarmee gemoeide koopsommen op een rekening die de winkelier bij de bank aanhoudt.
In cassatie staan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.