HR, 04-03-2016, nr. 15/00339
ECLI:NL:HR:2016:367
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-03-2016
- Zaaknummer
15/00339
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:367, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑03‑2016; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2014:4131
- Wetingang
art. 32bd Wet op de loonbelasting 1964
- Vindplaatsen
NTFR 2016/789
Uitspraak 04‑03‑2016
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
4 maart 2016
Nr. 15/00339
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X1] B.V. te [Z] en [X2] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 december 2014, nrs. BK‑14/00585 tot en met BK-14/00588, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. AWB 13/9673 LB, AWB 13/9682 LB, AWB 13/9684 LB en AWB 13/9687 LB) betreffende de door elk van de belanghebbenden op aangifte als pseudo-eindheffing hoog loon afgedragen loonbelasting over het tijdvak maart 2013.
1. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. ook HR 29 januari 2016, nr. 15/00340, ECLI:NL:HR:2016:121, en HR 29 januari 2016, nr. 15/03090, ECLI:NL:HR:2016:124).
3. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.