Hof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2015, nr. 21-003082-12
ECLI:NL:GHARL:2015:7281
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
23-09-2015
- Zaaknummer
21-003082-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:7281, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 23‑09‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1078, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 23‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Het hof veroordeelt verdachte voor overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Opiumwet tot een gevangenisstraf van 3 jaar.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003082-12
Uitspraak d.d.: 23 september 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 9 juli 2012 met parketnummer 06-916403-09 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1955] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 mei 2014, 29 april 2015 en 9 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.D.A. van Boom, naar voren is gebracht.
Beslissing op voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om de processtukken in de zaak van [naam] aan het dossier toe te voegen ingeval het hof van oordeel is dat ten aanzien van de levering van 5000 liter sprake is van aceton. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat de vaten daadwerkelijk aceton hebben bevat.
Het hof wijst het verzoek van de raadsman af omdat het voeging van de betreffende stukken niet noodzakelijk acht voor de beantwoording van de vragen die in de onderhavige zaak moeten worden beantwoord.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Het hof constateert dat het dossier twee versies van de tenlastelegging bevat, welke op sommige punten verschillen vertonen. De eerste versie is opgenomen in de dagvaarding voor de zitting van 28 juli 2010, de tweede versie in de dagvaarding voor de zitting van 9 november 2010. Van een wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg blijkt niet. Uit de processen-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg blijkt ook niet dat het punt uitdrukkelijk aan de orde is gesteld. De officier van justitie, de raadsman en de rechtbank zijn kennelijk uitgegaan van de tweede versie van de tenlastelegging. In het vonnis van de rechtbank is de versie voor de zitting van 9 november 2010 opgenomen. Kennelijk is een ieder ervan uitgegaan dat de inhoud van hetgeen als tenlastelegging was geformuleerd dezelfde was in beide stukken. Ter zitting in hoger beroep is de omstandigheid dat er kennelijk sprake is van verschillende tenlasteleggingen ook niet uitdrukkelijk aan de orde gesteld. De advocaat-generaal en de verdediging zijn uitgegaan van de tweede versie. Het hof is op dit punt gestuit bij de beraadslaging.
Het hof gaat uit van de versie van de tenlastelegging waarvan openbaar ministerie, de verdediging en de rechtbank zijn uitgegaan. Het acht de verschilpunten met de eerste versie van de tenlastelegging van ondergeschikte aard. Deze tenlastelegging is kennelijk ook de grondslag geweest van het geding bij de rechtbank. Het openbaar ministerie en de verdediging zijn hierdoor niet in hun belangen geschaad.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1:hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 27 juni 2007 tot en met 19 september 2009
te [plaats] , en/of [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen, dat/die er op wijst/wijzen of kan/kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk een (grote) hoeveelheid aceton en/of tolueen en/of zoutzuur en/of zwavelzuur verkocht en/of geleverd;
2:hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 13 april 2010 te [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oud) en/of in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (nieuw),
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- ( een) stof(fen), te weten (een) (grote) hoeveelheid/-heden aceton en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of mierenzuur en/of rode fosfor en/of jodium en/of hexaan en/of methanol en/of formamide en/of natriumhydroxide en/of wasbenzine (petroleum ether) en/of tolueen en/of fosforzuur en/of fenacetine (- welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -) besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of verpakt en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of verkocht en/of gefinancierd en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- ( telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van (een) (grote) hoeveelheid/-heden calciumchloride en/of Norit 3-5 en/of ethylacetaat en/of aceton en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of mierenzuur en/of rode fosfor en/of jodium en/of hexaan en/of methanol en/of formamide en/of natriumhydroxide en/of wasbenzine (petroleum ether) en/of tolueen en/of fosforzuur) en/of
- een of meer bescheiden (onder meer een procedurebeschrijving van het productieproces van 3,4 methyleendioxyfenylpropan-2-on (PMK), zijnde de precursor voor de vervaardiging van MDMA en/of een procedurebeschrijving van omzetting van Isosafrol naar 3,4 methyleendioxyfenylpropan-2-on (PMK), zijnde de precursor voor de vervaardiging van MDMA en/of een prijsopgave van een roterende verdamper en/of een reactievat (van glas) en/of een waterpomp, welke voorwerp(en) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) voorhanden gehad en/of
- tot bovenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
3:hij
op of omstreeks 13 april 2010 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 1 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de verdachte transacties opzettelijk niet heeft gemeld. Volgens de advocaat-generaal trad verdachte op als tussenhandelaar. De advocaat-generaal heeft gewezen op de checklist van verdachte omstandigheden/transacties (bijlage D125) en heeft op basis daarvan geconcludeerd dat verdachte de transacties waarbij hij betrokken was, had moeten melden. De advocaat-generaal meent dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij, kort gezegd, het volgende aangevoerd.
Allereerst heeft de raadsman naar voren gebracht dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat voor de stelling dat in deze zaak sprake is geweest van de stoffen aceton, zwavelzuur en zoutzuur.
Indien het hof daar niet in mee gaat, dient verdachte van het onderdeel aceton te worden vrijgesproken omdat hij voorafgaand aan de inbeslagname van de 4000 liter aceton niet als marktdeelnemer kon worden beschouwd.
Evenals de rechtbank heeft gedaan, dient verdachte te worden vrijgesproken ten aanzien van het verkopen en leveren van tolueen.
Met betrekking tot de levering van de overige aceton heeft de raadsman betoogd dat dit geen verdachte transactie betreft. Ten aanzien van de levering van 5000 liter aceton heeft de raadsman naar voren gebracht dat de onderdelen ‘verkocht en geleverd’ niet bewezen kunnen worden verklaard.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de transacties waarbij verdachte betrokken is geweest, geen verdachte transacties betreffen. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat verdachte niet onvoorzichtig gehandeld heeft en dat kwade opzet bij hem niet aannemelijk is. Voorts heeft de raadsman gewezen op de indicatoren voor ‘verdachte transacties’ volgens de FIOD-ECD en heeft hij - mede - op grond daarvan de conclusie getrokken dat in de onderhavige zaak van verdachte transacties, ten aanzien van de leveringen van de bulkchemicaliën aceton, zoutzuur en zwavelzuur, geen sprake was. Anders dan de rechtbank heeft gedaan, kan het feit dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en geen namen van klanten heeft willen geven, niet voor het bewijs worden gebruikt. Aan het doorbreken van het zwijgrecht worden bepaalde eisen gesteld en aan die eisen wordt in deze zaak niet voldaan.
Verdachte kan niet als medepleger worden aangemerkt ten aanzien van feit 1.
De raadsman komt tot de conclusie dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, nu onvoldoende bekend is omtrent de omstandigheden waaronder verdachte aan zijn klant heeft geleverd, niet kan worden vastgesteld of sprake was van verdachte transacties en dus ook niet kan worden geoordeeld dat verdachte deze transacties had moeten melden.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen - onder meer de verklaringen van de kant van [betrokkene 1] , van [medeverdachte 1] en van verdachte zelf alsmede de schriftelijke bescheiden die betrekking hebben op de stoffen en de gegevens omtrent de verpakking en etikettering - af dat het om de in de tenlastelegging vermelde stoffen gaat. Daaraan doet niet af dat de rechtbank Maastricht kennelijk in een andere zaak niet tot bewezenverklaring is gekomen omdat op een locatie die ook in het onderhavige dossier naar voren komt aangetroffen materiaal, waarvan door de verdediging wordt gesteld dat het om hetzelfde materiaal gaat, niet zou zijn onderzocht.
In het bijzonder op grond van de volgende feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat er bij het verkopen en/of leveren door verdachte sprake was van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen die erop wijzen of kunnen wijzen dat deze in de handel te brengen stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de vervaardiging van drugs en dat zulks verdachte ook duidelijk was.
- -
Het gaat om (verhoudingsgewijs) grote hoeveelheden van stoffen die behoren tot categorie 3, welke gebruikt kunnen worden - zoals van algemene bekendheid is, op de verpakking staat vermeld en verdachte wist - om stoffen als bedoeld in lijst 1 behorende bij de Opiumwet te vervaardigen.
- -
Verdachte betaalde contant.
- -
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij een soort tussenhandelaar is. Verder heeft hij onder meer verklaard dat hij de 5000 liter aceton heeft besteld en betaald omdat hij er een afnemer voor had en dat hij contant heeft betaald aan [medeverdachte 1] . Deze partij zou later naar [naam] zijn vervoerd en door deze zijn opgeslagen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij onder meer zoutzuur en zwavelzuur heeft besteld voor iemand die de stoffen “nodig had”. In een latere verklaring zegt verdachte weliswaar dat het lijstje met bestellingen afkomstig was van “ [naam] ” maar deze was kennelijk een tussenpersoon voor een “afnemer”. Als de bestelling er was, leverde hij het deels af bij zijn klant, waarvoor hij een paar keer heen en weer is gereden. Van de klant aan wie hij heeft geleverd, verklaart hij dat hij deze niet meer terug zou kunnen vinden. Verdachte had met [medeverdachte 1] de afspraak dat hij contant zou betalen als hij ergens een koper voor had. Verdachte heeft in verband met de bestellingen bij [bedrijf 1] verklaard dat het niet de bedoeling was om de naam [verdachte] op de factuur te hebben staan omdat het eigenlijk niet voor hemzelf was en dat hij er niet blij mee was dat de naam wel was vermeld, maar dat hij het maar zo heeft gelaten.
- -
[medeverdachte 1] heeft onder meer verklaard dat [verdachte] hem zei dat de partij van 5000 liter aceton voor een bedrijf in België was en dat verdachte - anders dan hij
toezegde - niet gezorgd heeft voor een BTW nummer.
- Verdachte heeft geen nadere gegevens van zijn kopers of de bestemming van de stoffen vermeld bij de aankoop of bestelling van de stoffen.
Zoals het hof een en ander begrijpt, komt het erop neer dat verdachte:
- -
stoffen (ook in grotere hoeveelheden) - deels geregistreerde stoffen (feit 1), deels stoffen die (ook) kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging of bewerking van drugs (vgl. de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2) - aanschafte en/of bestelde voor en leverde aan
- -
onbekend gebleven afnemers, onder wie één afnemer die zelf tussenhandelaar was en één afnemer wiens BTW nummer hij - anders dan hij had toegezegd - niet aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven en één afnemer, te weten [bedrijf 2] , waarvan is gebleken dat dit bedrijf niet bestaat maar in werkelijkheid [bedrijf 2] heet,
- -
terwijl de eigenaar van dat bedrijf niets weet van de bedoelde bestellingen,
- -
voor onbekend gebleven doelen,
- -
terwijl alle betalingen in contanten plaatsvonden
- -
en terwijl verdachte liever niet had dat zijn naam op de facturen werd vermeld.
Uit het voorgaande blijkt dat het hof bewezen acht dat verdachte ‘marktdeelnemer’ was in de zin van Verordening 273/2004, aangezien verdachte betrokken was bij het in de handel brengen van geregistreerde stoffen. Hij kocht dergelijke stoffen bij [bedrijf 1] op bestelling of in opdracht van anderen en verkocht deze geheel of gedeeltelijk aan derden. Verdachte heeft bovendien zelf verklaard ‘tussenhandelaar’ te zijn.
Uit het voorgaande blijkt ook dat het hof bewezen acht dat er sprake is van ‘verkopen en/of leveren’. Het hof is van oordeel dat uit de bewoordingen en de strekking van de regeling van art. 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën in verband met Verordening 273/2004 voortvloeit dat onder “verkopen” - dat naast “leveren” wordt vermeld - niet tevens de (feitelijke) levering begrepen is. Verkopen omvat de (aan)koop/bestelling bij een bedrijf in opdracht van en ten behoeve van de derde.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 2 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, waarbij verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Volgens de advocaat-generaal kunnen de gedragingen van verdachte worden aangemerkt als voorbereidingshandelingen voor overtreding van de Opiumwet, nu sprake is van opzet om een feit als bedoeld in artikel 10 lid 4 en 5 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen.
De advocaat-generaal heeft voorts - onder meer - gewezen op de in de loods van [bedrijf 1] aangetroffen aanhangwagen met daarop chemicaliën die vermoedelijk eerder gebruikt zijn bij de omzetting van safrol naar PMK, de omstandigheid dat er in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) verschillende procedurebeschrijvingen zijn aangetroffen die te maken hebben met de productie van drugs of drugsprecursoren en het feit dat er in de woning van verdachte een waarschijnlijk door [medeverdachte 2] geschreven procedurebeschrijving en een lijst met benodigdheden voor het productieproces van PMK (een grondstof voor XTC) is aangetroffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij,
kort gezegd, het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen door verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte op de hoogte was van het feit dat met de tenlastegelegde stoffen drugs konden worden geproduceerd, bewerkt of verwerkt. (Voorwaardelijk) opzet aan de zijde van verdachte kan niet worden bewezen. Ten aanzien van de documenten die bij verdachte thuis zijn aangetroffen kan niet worden vastgesteld of verdachte voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten van de inhoud van één of meer van deze documenten op de hoogte was.
De raadsman heeft de verschillende onderdelen van de tenlastelegging - te weten: de onderdelen ‘heeft getracht te bewegen’, ‘heeft getracht te verschaffen’, ‘voorwerpen’, ‘vervoermiddelen’, ‘gelden’ en ‘stoffen’- gemotiveerd betwist.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van de verschillende leveringen/het aantreffen van de stoffen niet bewezen kan worden dat sprake is van een strafbare voorbereiding.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder op grond van de volgende feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat verdachte de bewezenverklaarde gedragingen heeft verricht.
- -
Door verdachte zijn vanaf 2007 bij [bedrijf 1] als (een soort) tussenhandelaar chemische stoffen betrokken welke kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging of bewerking van drugs. Het hof verwijst naar het door de rechtbank gegeven overzicht. Een en ander zal in geval van cassatie onder de bewijsmiddelen worden opgenomen. Verdachte heeft verklaringen afgelegd die inhouden dat en hoe hij de stoffen heeft besteld en afgeleverd. Uit de aard, de combinatie en de hoeveelheden van de stoffen - in combinatie met de hieronder vermelde feiten en omstandigheden - leidt het hof af dat de stoffen daartoe ook door verdachte zijn verhandeld. Het hof acht niet aannemelijk dat de stoffen zijn gebruikt voor de kunsthandel. Concrete aanknopingspunten daarvoor ontbreken. Voor het overige acht het hof dit ook niet geloofwaardig.
- -
In [plaats] is een cocaïnewasserij aangetroffen waarbij verdachte betrokken was. Het hof leidt één en ander af uit de verklaringen van [betrokkene 2] die onder meer inhouden dat hij de woning waarin de wasserij zat, heeft gehuurd van verdachte, die hij met name noemt en op wiens foto hij hem ook herkent. In een notitieboekje van verdachte (D452) staat de passage vermeld: “Ruimte geregeld per 1 maart”. In het huurcontract (D408) op naam van [betrokkene 2] betreffende voornoemd pand te [plaats] staat als ingangsdatum 1 maart 2008 vermeld. Op 26 maart 2008 zijn er bij de cocaïnewasserij in [plaats] twee door [bedrijf 1] geleverde vaten met aceton aangetroffen. Zoals vermeld, heeft verdachte 5000 liter aceton bij [bedrijf 1] besteld.
- -
Bij de doorzoeking van verdachtes woning op 13 april 2010 zijn onder meer een productiebeschrijving en een lijst met benodigdheden van PMK aangetroffen. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat het [medeverdachte 2] is geweest die één en ander heeft geschreven. [medeverdachte 2] is (in loondienst) werkzaam geweest bij [bedrijf 1] vanaf 2006. Mede daarom acht het hof niet aannemelijk dat de beschrijving en de lijst dateren uit een vorige strafzaak tegen verdachte in verband met drugs.
- -
Uit een e-mailbericht van [betrokkene 3] aan verdachte, gedateerd 25 november 2009, blijkt dat een prijsopgave wordt gedaan van een “Rotary Evaporator Type R50002K, een “Jacketed Glass reactor Type RAT-50D” en een “Low Temp. Coolant Circulation Pump Type DLSB40/80”.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 3 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de hasj opzettelijk voorhanden heeft gehad op 13 april 2010.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte wist dat de hasj zich in zijn woning bevond nu hij ervan op de hoogte was dat de hasj op enig moment in zijn woning is gekomen. Verdachte heeft niet aangevoerd dat de hasj op enig moment niet langer in de woning aanwezig is geweest. Het hof acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 27 juni 2007 tot en met 19 september 2009
te [plaats] , en/of [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen, dat/die er op wijst/wijzen of kan/kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk een (grote) hoeveelheid aceton en/of tolueen en/of zoutzuur en/of zwavelzuur verkocht en/of geleverd;
2:hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 13 april 2010 te [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oud) en/of in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (nieuw),
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- ( een) stof(fen), te weten (een) (grote) hoeveelheid/-heden aceton en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of mierenzuur en/of rode fosfor en/of jodium en/of hexaan en/of methanol en/of formamide en/of natriumhydroxide en/of wasbenzine (petroleum ether) en/of tolueen en/of fosforzuur en/of fenacetine (- welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -) besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of verpakt en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of verkocht en/of gefinancierd en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van (een) (grote) hoeveelheid/-heden calciumchloride en/of Norit 3-5 en/of ethylacetaat en/of aceton en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of mierenzuur en/of rode fosfor en/of jodium en/of hexaan en/of methanol en/of formamide en/of natriumhydroxide en/of wasbenzine (petroleum ether) en/of tolueen en/of fosforzuur) en/of
- een of meer bescheiden (onder meer een procedurebeschrijving van het productieproces van 3,4 methyleendioxyfenylpropan-2-on (PMK), zijnde de precursor voor de vervaardiging van MDMA en/of een procedurebeschrijving van omzetting van Isosafrol naar 3,4 methyleendioxyfenylpropan-2-on (PMK), zijnde de precursor voor de vervaardiging van MDMA en/of een prijsopgave van een roterende verdamper en/of een reactievat (van glas) en/of een waterpomp, welke voorwerp(en) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) voorhanden gehad en/of
- tot bovenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
3:hij
op of omstreeks 13 april 2010 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de regelgeving ten tijde van de tenlastegelegde feitelijkheden niet voldeed aan het Lex certa-beginsel. Bij verdachte bestond geen duidelijkheid en kon geen duidelijkheid bestaan over zijn verplichtingen ter zake, omdat hij niet dan wel niet adequaat was voorgelicht en zich bovendien ook niet adequaat heeft kunnen (doen) voorlichten. Zodoende kan verdachte ter zake van het eventueel bewezenverklaarde geen verwijt worden gemaakt en moet hij worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof verwerpt het verweer. Er is geen reden om aan te nemen dat de bepaling niet voldoet aan de eisen die voortvloeien uit artikel 7 EVRM. De aard en de inhoud van de aan de bepaling ten grondslag liggende norm maakt enerzijds een zekere vaagheid in de delictsomschrijving onvermijdelijk, terwijl anderzijds die bepaling voldoende concreet is om de betrokkene in staat te stellen zijn gedrag daarop af te stemmen. Van (tussen)handelaren als verdachte mag bovendien worden verlangd dat zij zich terdege laten informeren over de beperkingen waaraan hun gedragingen zijn onderworpen. Zoals ook uit de bewijsmotivering blijkt, moet het voor verdachte overigens duidelijk genoeg zijn geweest wat van hem werd verwacht.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, onder a, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben gehad, waarvan verdachte weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De raadsman heeft gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep. Gelet op deze overschrijding is de oplegging van een gevangenisstraf niet meer aan de orde, aldus de raadsman.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet melden van verdachte transacties bij de FIOD-ECD. Daarmee heeft verdachte in strijd met de Wet voorkoming misbruik chemicaliën gehandeld.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de handel in chemische stoffen die kunnen worden gebruikt voor de productie dan wel de bewerking of verwerking van drugs. Ook beschikte hij over beschrijvingen betreffende de omzetting van chemische stoffen naar drugs. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte de spil was bij de voorbereidingshandelingen. Hij was de grootste afnemer van [bedrijf 1] en verkocht en leverde als tussenpersoon door aan derden. Verdachte heeft met voornoemd handelen bijgedragen aan de mogelijkheid drugs te produceren, te verwerken dan wel te bewerken. Hierdoor heeft hij ook bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de productie en handel van drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers en verwervingscriminaliteit.
Het hof heeft ten nadele van verdachte in de strafoplegging meegewogen dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 augustus 2015 eerder is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet.
Het hof houdt ten voordele van verdachte rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De feiten zijn gepleegd in de periode van 1 mei 2006 tot en met 13 april 2010, de rechtbank heeft vonnis gewezen op 9 juli 2012, verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 16 juli 2012 en het hof wijst uiteindelijk arrest op 23 september 2015. De redelijke termijn in hoger beroep is overschreden.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest. Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou aan verdachte 42 maanden gevangenisstraf zijn opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 10a en 11 van de Opiumwet, de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 23 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. L.E.M. Hendriks is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 september 2015.
Tegenwoordig:
mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter,
mr. E.C.A.M. Langenhorst, advocaat-generaal,
H. de Graaf, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.