NJ 2014/46
Smaad door verspreiding filmpje waarop seksuele gedragingen. Toepasbaarheid nieuwe voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling.
HR 03-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1556, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, W.F. Groos, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/02689
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
Red. Aant.
- JCDI
JCDI:ADS161775:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1556, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1541, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑11‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑08‑2012
- Wetingang
Art. 1 lid 2, 14a, 14c, 261 Sr
Essentie
1. Voor smaad is vereist dat een ‘bepaald feit’ op een zodanige wijze door de verdachte is tenlastegelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst (vgl. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1171, NJ 2009/541). Seksuele gedragingen die op een film zichtbaar zijn, kunnen worden aangemerkt als voldoende geconcretiseerde gedragingen en daarmee als ‘bepaalde feiten’ als bedoeld in art. 261 Sr. Door aan de film — waarop seksuele gedragingen van een vrouw zichtbaar zijn — als naam A te geven is de suggestie gewekt dat in de film A zichtbaar is, waarmee ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.