HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:BV6999, NJ 2012/426 m.nt. F.W. Bleichrodt.
HR, 13-05-2014, nr. 12/04703
ECLI:NL:HR:2014:1095
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-05-2014
- Zaaknummer
12/04703
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1095, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑05‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:360, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:360, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1095, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0221
Uitspraak 13‑05‑2014
Inhoudsindicatie
N-o verklaring verdachte in h.b. Schriftelijke volmacht van advocaat aan griffiemedewerker. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2013:BY8357. Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het p.v. van de tz. in h.b. blijkt dat namens verdachte een gemachtigde rv op die tz. is verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen.
Partij(en)
13 mei 2014
Strafkamer
nr. S 12/04703
AGE/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 september 2012, nummer 22/005886-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak zodat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de grond dat - kort gezegd - het beroep niet is ingesteld op de wijze als bedoeld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102.
2.3.
In voormeld arrest zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).
2.4.
Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat een door de verdachte op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsvrouwe op die terechtzitting is verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2014.
Conclusie 11‑03‑2014
Inhoudsindicatie
N-o verklaring verdachte in h.b. Schriftelijke volmacht van advocaat aan griffiemedewerker. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2013:BY8357. Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het p.v. van de tz. in h.b. blijkt dat namens verdachte een gemachtigde rv op die tz. is verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen.
Nr. 12/04703 Zitting: 11 maart 2014 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
Verdachte is bij arrest van 27 september 2012 door het Gerechtshof te 's-Gravenhage niet-ontvankelijk verklaar in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank waarbij hij wegens meerdere diefstallen in vereniging, was veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen voor een bedrag van € 1.649,30 in combinatie met de betalingsverplichting als bedoeld in art. 36f Sr te vervangen door 26 dagen hechtenis.
Mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof de verdachte ten onrecht in zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens – kort gezegd – gebreken in de volmacht als bedoeld in art. 450 Sv.
Het arrest van het hof houdt hieromtrent het volgende in:
‘De akte rechtsmiddel d.d. 9 december 2011 vermeldt dat de ambtenaar van de griffie van de rechtbank 's-Gravenhage middels een bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd namens de verdachte hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de politierechter in de rechtbank ’s-Gravenhage d.d. 30 november 2011.
De gestelde schriftelijke bijzondere volmacht is ontleend aan de faxbrief van de raadsvrouw van de verdachte d.d. 8 december 2011, waarin zij - slechts - mededeelt door de verdachte gemachtigd te zijn hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 30 november 2011. Voorts verzoekt zij de strafgriffie van de rechtbank 's-Gravenhage om een afschrift van de akte rechtsmiddel. Aan de griffiemedewerker is geen bijzondere volmacht verleend hoger beroep in te stellen, evenmin behelst de faxbrief de in lid 3 van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering genoemde instemming of de vermelding van een door de verdachte opgegeven adres, waarnaar een afschrift van de dagvaarding kan worden gezonden.
Hiermee staat vast dat geen sprake is van een volmacht die aan de wettelijke eisen, gesteld in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering, beantwoordt.
Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden, d.d. 22 december 2009, LJN BJ7810, en 20maart 2012, LJN BV6999, - verkort en zakelijk weergegeven - moet uit het bepaalde in artikel 450, derde lid , van het Wetboek van Strafvordering worden afgeleid dat de wetgever niet heeft willen weten van een volmacht die niet aan de wettelijke eisen beantwoordt.
Weliswaar kan blijkens deze jurisprudentie een verzuim in de volmacht voor gedekt worden gehouden indien ter terechtzitting door de verdachte of een gemachtigd raadsman wordt verklaard dat aan de verlening van de onvolkomen volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om op rechtsgeldige wijze hoger beroep te doen instellen , doch in casu is geen sprake van een onvolkomen volmacht aan de griffiemedewerker, maar ontbreekt die volmacht, zoals hierboven uiteengezet, geheel. Aldus kan dit verzuim niet meer worden hersteld. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep.’
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 27 september 2012 houdt in verband met de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep, het volgende in:
‘Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M. Schwab, advocaat te Amsterdam, die mededeelt door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor. Onmiddellijk na de voordracht van de zaak draagt de advocaat-generaal de schriftelijke vordering voor en vordert dat de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep zal worden verklaard en legt zijn schriftelijke vordering aan het gerechtshof over.
De voorzitter stelt vast dat de raadsvrouw bij faxbericht van 8 december 2011, gericht aan de strafgriffie van de rechtbank te 's-Gravenhage heeft medegedeeld dat zij door cliënt ([verdachte]) gemachtigd is hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank van 30 november 2011.
Het bericht bevat geen volmacht aan een griffiemedewerker hoger beroep in te stellen.
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de vordering van de advocaat-generaal aan het oordeel van het hof.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof - na kort onderling beraad – terstond uitspraak.’
6. De ter terechtzitting van het hof overgelegde vordering van de advocaat-generaal houdt het volgende in:
‘Gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep; vordert dat het gerechtshof de verdachte niet ontvankelijk verklaart in het appel’.
7. In de toelichting op het middel wordt in het bijzonder een beroep gedaan op het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2012.1.In dit arrest heeft de Hoge Raad – onder verwijzing naar zijn eerdere arrest van 22 december 20092.– overwogen dat:
‘de eisen waaraan de schriftelijke volmacht waarmee een advocaat een griffiemedewerker machtigt om namens de verdachte hoger beroep in te stellen, worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Met het oog daarop is voorzien in de uitreiking van de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep aan zijn gemachtigde (art. 408a in verbinding met art. 450 Sv).
2.6. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
2.7. Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel wegens een verzuim als voormeld, indien ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen. Weliswaar is in genoemd arrest geoordeeld dat de wetgever niet heeft willen weten van een volmacht die aan voormelde eisen niet beantwoordt en dat hij ook niet heeft willen weten van de mogelijkheid tot herstel van verzuimen na het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep, maar dat staat niet eraan in de weg dat in een dergelijk geval een verzuim als voormeld voor gedekt wordt gehouden.’
8. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad valt op te maken dat verzuimen bij de instelling van hoger beroep voor gedekt kunnen worden gehouden indien de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen.3.Tot nu had die rechtspraak betrekking op het verzuim van de volgende in art. 450 Sv genoemde voorschriften:(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);4.(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).5.
9. In de onderhavige zaak zou echter sprake zijn van een dusdanig verzuim dat geen sprake meer zou kunnen zijn van een volmacht. Het hof overweegt immers dat in casu geen sprake is van ‘een onvolkomen volmacht aan de griffiemedewerker, maar ontbreekt die volmacht’.
10. Bij de stukken die op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad zijn gezonden, ontbreekt de faxbrief van de raadsvrouwe van 8 december 2011 zodat in cassatie niet valt na te gaan wat daarin precies is vermeld. Op basis van het arrest van het hof moet worden aangenomen dat daarin in ieder geval is vermeld dat zij door de verdachte is gemachtigd en dat zij de strafgriffie daarin verzoekt om een afschrift van de akte rechtsmiddel. Uit het verzoek aan de strafgriffie valt op te maken dat de faxbrief aan de strafgriffie is gericht.
11. Hetgeen het hof heeft vastgesteld inzake de inhoud van de faxbrief kan moeilijk anders worden verstaan dan als een volmacht aan de strafgriffie c.q. een medewerker van de strafgriffie om hoger beroep in te stellen. In de toelichting op het middel wordt terecht aangevoerd dat er geen twijfel over kan bestaan dat de raadsvrouw met de faxbrief beoogde rechtsgeldig hoger beroep in te stellen tegen het in die faxbrief genoemde vonnis.
12. De medewerker van de strafgriffie heeft de faxbrief ook verstaan als een volmacht aan de strafgriffie om hoger beroep in te stellen. Deze heeft immers een akte rechtsmiddel opgesteld. De akte houdt onder meer het volgende in:
‘Op 09 december 2011 kwam ter griffie van deze rechtbank […], ambtenaar ter voormelde griffie, blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigd door na te noemen persoon tot het aanwenden van na te melden rechtsmiddel, die verklaarde namens [verdachte] hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis, door de politierechter in deze rechtbank op 30 november 2011 gewezen.’
13. Bovendien is het de vraag of thans nog wel de eis moet worden gesteld dat pas van een volmacht sprake is indien met zoveel woorden tot uitdrukking wordt gebracht dat bijzondere volmacht wordt gegeven aan een bepaald persoon om namens de volmachtgever hoger beroep in te stellen.6.Elzinga & De Hullu schrijven in dit verband dat veelal ‘reeds uit de adressering van het stuk – of uit de plaats waar het is afgegeven – [blijkt] dat de ontvanger het als volmacht dient aan te merken.’7.
14. Gelet op de inhoud van de faxbrief, zoals daarvan uit het arrest blijkt, en de akte rechtsmiddel, is het oordeel van het hof dat een volmacht ontbreekt, onbegrijpelijk mede gelet op het feit dat het hof niet heeft vastgesteld aan wie de faxbrief was gericht. Naar mijn mening kunnen de gronden waarop de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep steunt, die beslissing niet dragen.
15. Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting van het hof heeft verklaard, niet aldus kan worden verstaan dat zij met de faxbrief geen hoger beroep heeft willen instellen. Zij refereert zich aan het oordeel van de advocaat-generaal die echter blijkens de ter terechtzitting overgelegde vordering en het van de terechtzitting opgemaakte proces-verbaal niet aangeeft waarom de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep moet worden verklaard.
16. Het middel is terecht voorgesteld.
17. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak zodat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑03‑2014
HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:BJ7810, NJ 2010/10 m.nt. M.J. Borgers.
De Hoge raad verwijst naar een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman terwijl in art. 279 Sv het begrip advocaat wordt gebruikt. Nu hier geen sprake is van vertegenwoordiging heeft het begrip raadsman de voorkeur: T. Spronken, Verdediging. Een onderzoek naar de normering van het optreden van advocaten in strafzaken, diss. Maastricht, Deventer: Gouda Quint 2001, p. 204-205.
Zie bijvoorbeeld HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY1230.
HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:190.
HR 17 mei 1966, NJ 1966/411 m.nbt. Van Berckel. In gelijke zin HR 7 mei 1974, NJ 1974/284 m.nt. Th.W. van Veen.
Melai/Groenhuijsen, art. 450, aant. 6