HR, 28-01-2014, nr. 11/04663
ECLI:NL:HR:2014:190
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-01-2014
- Zaaknummer
11/04663
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:190, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑01‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2303, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:2303, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:190, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0054
Uitspraak 28‑01‑2014
Inhoudsindicatie
N-o verklaring verdachte in h.b. Schriftelijke volmacht van advocaat aan griffiemedewerker. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2013:BY8357. Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het p.v. van de tz. in h.b. blijkt dat verdachte en de raadsman op die tz. zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen.
Partij(en)
28 januari 2014
Strafkamer
nr. S 11/04663
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 12 september 2011, nummer 21/002338-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de grond dat – kort gezegd – het beroep niet is ingesteld op de wijze als bedoeld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102.
2.3.
In voormeld arrest zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).
2.4.
Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte en de raadsman op die terechtzitting zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2014.
Conclusie 26‑11‑2013
Inhoudsindicatie
N-o verklaring verdachte in h.b. Schriftelijke volmacht van advocaat aan griffiemedewerker. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2013:BY8357. Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het p.v. van de tz. in h.b. blijkt dat verdachte en de raadsman op die tz. zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen.
Mr Jörg
Nr. 11/04663
Zitting 26 november 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Bij arrest van 12 september 2011 is de verdachte door het Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep op de grond dat in de akte rechtsmiddel niet is vermeld dat de raadsman bepaaldelijk was gevolmachtigd tot het instellen van het hoger beroep.
2. Namens de verdachte heeft mr J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgedragen.
3. Het middel bevat de klacht dat de niet-ontvankelijkheid ten onrechte is uitgesproken. Daarvoor worden twee gronden aangevoerd. (i) De akte is ter griffie opgemaakt en aldaar door de raadsman ondertekend; de raadsman mag er dan op vertrouwen dat in een standaardakte geen omissies voorkomen. (ii) De verdachte is (met haar raadsman) ter zitting verschenen en heeft verklaard dat zij hoger beroep wilde instellen.
4. Het middel slaagt op grond van hetgeen in (i) ECLI:NL:HR:2011:BR2337 en (ii) ECLI:NL:HR:2013: BY8357 is overwogen.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
Waarnemend A-G