Artikel 116, derde lid bepaalt (o.a.) dat het openbaar ministerie het voorwerp kan teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, indien het door degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen ingediende beklag ongegrond is verklaard.
HR, 29-06-2010, nr. 08/03749 B
ECLI:NL:HR:2010:BM4381
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29-06-2010
- Zaaknummer
08/03749 B
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BM4381
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Goederenrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
Huurrecht / Verplichtingen huurder en verhuurder
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM4381, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑06‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM4381
ECLI:NL:PHR:2010:BM4381, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑05‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM4381
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Beklag. Derdenbeschermingsregeling ex art. 3:86.1 BW. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN AD5966 m.b.t. de teruggave van ibs. goederen indien het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. De Rb heeft het standpunt van de klager, inhoudende dat hij rechthebbende is omdat hij te goeder trouw en anders dan om niet de eigendom heeft verkregen, niet weerlegd.
29 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/03749 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 16 juni 2008, nummer RK 08/353, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. E. Oversier, advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel keert zich tegen de ongegrondverklaring van het beklag. Blijkens de toelichting bedoelt het middel erover te klagen dat de Rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de derdenbeschermingsregeling van art. 3:86, eerste lid, BW.
2.2. De bestreden beschikking houdt onder meer in:
"Inhoud klaagschrift.
Onder klager is op 13 februari 2007 een auto, van het merk Volkswagen, type golf 1,9 TDI met kenteken [AA-00-BB], in beslag genomen.
De officier van justitie heeft bij brief d.d. 16 maart 2007 het voornemen bekend gemaakt om het beslag op de auto op te heffen en de auto op grond van artikel 116 lid 2 Sv terug te geven aan [A] te [plaats].
Klager is het niet eens met het voornemen van de officier van justitie en het klaagschrift strekt tot teruggave van de auto aan klager, nu hij meent zelf eigenaar en dus rechthebbende op de auto te zijn. Klager heeft de auto geleased van [B] BV en na het verstrijken van de leaseovereenkomst zijn kooprecht op de auto ingeroepen, aldus klager.
Standpunten.
De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen goed aan klager. Volgens de officier van justitie dient de auto teruggegeven te worden aan [A] in [plaats], nu dit bedrijf eigenaar is van de auto. Uit de stukken blijkt niet dat klager alle leasetermijnen heeft voldaan en daadwerkelijk zijn kooprecht heeft uitgeoefend. Nu klager nog steeds niet zijn stelling kan onderbouwen met schriftelijke stukken en enkel leunt op de verklaring van [betrokkene 1], zelf verdachte in de onderliggende strafzaak, dient het bezwaarschrift ongegrond verklaard te worden.
De raadsman en klager hebben in raadkamer aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van eigendom van klager aangezien er sprake is van een geldige titel, de levering en beschikkingsbevoegdheid. Zodra een koper en verkoper overeenkomen dat er een koop plaatsvindt, is er immers sprake van een voltooide koopovereenkomst. Klager ging er vanuit dat [betrokkene 1] beschikkingsbevoegd was. Klager was aldus te goeder trouw. De Wet geeft ook duidelijk aan dat teruggave in beginsel dient te geschieden aan degene onder wie het beslag gelegd is. Klager heeft aldus alle recht op de auto.
De belanghebbende [betrokkene 1] heeft in raadkamer aangevoerd dat het volledige bedrag is voldaan en klager eigenaar is geworden van de auto.
Beoordeling.
De rechtbank overweegt het volgende.
Nu er sprake is van meer dan een belanghebbende, dient de rechtbank bij de beoordeling van de vraag aan wie het goed moet worden teruggegeven, zich te laten leiden door wat op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is.
Uit de stukken blijkt het volgende.
[B] BV (enig aandeelhouder: [betrokkene 1]) heeft op 9 januari 2004 een leaseovereenkomst met betrekking tot de auto gesloten met [C], [a-straat 1] te [plaats]. Het betreft hier een zogenaamde financiële leaseovereenkomst.
In deze overeenkomst heeft [C] bedongen dat de eigendom van de auto overgaat nadat alle leasetermijnen, inclusief de slottermijn en alle andere eventuele verplichtingen door [B] BV zijn voldaan.
Uit het dossier blijkt dat volgens opgave door [C] op 5 juni 2007 per die datum er een openstaande restschuld uit genoemde overeenkomst was van € 10.455,23.
Per genoemde datum is, volgens de leaseovereenkomst [C] dus nog steeds eigenaar van de auto.
Klager heeft reeds op 17 november 2003 dezelfde auto op zijn beurt geleased van [B] BV, handelend onder de naam [D], met een looptijd van 24 maanden. In dit contract is opgenomen dat klager, nadat hij aan al zijn verplichtingen uit de leaseovereenkomst had voldaan, recht had de auto te kopen voor € 7.500,-.
Wat er zij van de stelling van klager dat hij van zijn kant aan alle verplichtingen uit de leaseovereenkomst tussen hem (zijn bedrijf) en [B] BV heeft voldaan, niet is aangetoond dat de eigendom van de auto door [C], na voldoening van alle betalingen en andere eventuele verplichtingen door [B] BV, is overgedragen aan laatstgenoemde. Geenszins staat dus vast dat klager eigenaar is geworden van de auto.
Op grond hiervan kan dan ook geen teruggave volgen aan klager.
Het beklag ex artikel 116, derde lid Sv zal dan ook ongegrond worden verklaard."
2.3. In een geval als het onderhavige, dat erdoor wordt gekenmerkt dat de Officier van Justitie van oordeel is dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, dient de Rechtbank de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd (vgl. HR 25 september 2001, LJN AD5966, NJ 2002, 109.
2.4. De Rechtbank heeft in dit verband geoordeeld dat [C], die de auto aan [B] BV had geleased, als eigenaar van de auto moet worden aangemerkt aangezien [B] BV haar verplichtingen jegens [C] niet is nagekomen en daarom niet de eigendom van die auto heeft verkregen. Dat oordeel houdt niet zonder meer een weerlegging in van de stelling van de klager dat niet [C] maar hij, de klager, rechthebbende is, omdat hij te goeder trouw en anders dan om niet de eigendom van de auto heeft verkregen van [B] BV. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2010.
Conclusie 11‑05‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
De Rechtbank heeft het beklag strekkende tot teruggave van een onder klager inbeslaggenomen auto ongegrond verklaard.
2.
Namens verdachte heeft mr. E. Oversier, advocaat te Hoofddorp, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
In onderhavige zaak heeft zich het volgende voorgedaan. Blijkens de beschikking van de Rechtbank is op 13 februari 2007 onder klager een auto van het merk Volkswagen, type golf 1,9 TDI met kenteken [AA-00-BB] in beslag genomen. De officier van justitie heeft, zo blijkt uit de beschikking van de Rechtbank, bij brief van 16 maart 2007 het voornemen bekend gemaakt om het beslag op de auto op te heffen en de auto op grond van artikel 116, tweede lid Sv terug te geven aan [A] te [plaats]. Klager, die het niet eens is met dit voornemen, heeft zich op de voet van art. 116 lid 3 jo 552a lid 1 Sv over dit voornemen bij de Rechtbank beklaagd. De Rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard.
4.
Uit namens mij ingewonnen informatie lijkt te volgen dat de auto na de beschikking van de Rechtbank is teruggegeven aan [A] te [plaats]. In beginsel is daarmee het beslag ingevolge art. 134 Sv beëindigd en zou klager daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.1. De officier van justitie kan echter pas uitvoering geven aan zijn eerder bekend gemaakte voornemen tot teruggave aan een ander indien de beschikking op het beklag onherroepelijk is (HR 19 juni 2007, LJN BA0514). Dat is in onderhavige zaak niet het geval. Daarom acht ik het beklag ontvankelijk ook al zou de auto zijn teruggegeven aan [A]. Het beklag kan behandeld worden alsof de teruggave niet heeft plaatsgevonden.2.
5.
Dan kom ik nu toe aan de bespreking van het middel. Voor zover in de toelichting op het middel een beroep wordt gedaan op nieuwe feiten en omstandigheden, wordt miskend dat niet voor het eerst in cassatie een beroep kan worden gedaan op feiten, waarop tegenover de Rechtbank geen beroep is gedaan dan wel waarover de Rechtbank niets heeft vastgesteld.
6.
Door te overwegen dat niet is komen vast te staan dat de eigendom van de auto door [C] is overgedragen aan [B] B.V. en daarmee geenszins vaststaat dat klager eigenaar van de auto is geworden, heeft de Rechtbank miskend dat art. 3:86 lid 1 BW de verkrijger te goeder trouw onder bezwarende titel beschermt tegen beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder.
7.
In dit licht heeft de Rechtbank voorts ten onrechte in het midden gelaten of klager, zoals hij heeft gesteld, alle leasetermijnen had voldaan, zijn kooprecht had ingeroepen en er dus een geldige titel van levering was, en hij voor wat betreft de beschikkingsbevoegdheid van [B] B.V. te goeder trouw was.
8.
De Rechtbank heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom de onder klager inbeslaggenomen auto niet aan hem is teruggegeven.
9.
Het middel slaagt.
10.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd.
11.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar het gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑05‑2010
Zo HR 20 februari 2007, LJN AZ1656 voor een geval waarin de officier van justitie het bepaalde in art. 116 lid 3 Sv in het geheel niet had nageleefd alsmede R. Kuiper, 552a-beklag tegen 94(a)beslag, Strafblad 2008, p. 83–111, i.h.b. p. 92.