NJ 2002, 109
Verkeerde maatstaf art. 552a Sv.
HR 25-09-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5966
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 september 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, A.M.M. Orie, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
02981/00B
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AD5966
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AD5966, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AD5966, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2001
- Wetingang
Sv art. 552a
Essentie
Door, zonder te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, het klaagschrift tegen de inbeslagneming ongegrond te verklaren omdat onvoldoende duidelijk is wie de sterkste rechten ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp kan doen gelden, heeft de rechtbank een onjuiste maatstaf gehanteerd.
Voorgaande uitspraak
Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 3 juli 2000, nummer 09/050266–00, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door El M.N., adv. mr. Sjöcrona, te 's-Gravenhage.