HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358, m.nt. Mevis (rov. 3.6.2 onder C).
HR, 22-06-2021, nr. 19/02625
ECLI:NL:HR:2021:958
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-06-2021
- Zaaknummer
19/02625
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:958, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑06‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:620
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2019:5074
ECLI:NL:PHR:2021:620, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑05‑2021
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2019:5074
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:958
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Openlijke geweldpleging in uitgaansgelegenheid in Amsterdam, art. 141 Sr. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Samenhang met 19/03561.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02625
Datum 22 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 mei 2019, nummer 23-003850-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
2.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
2.3
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. In het licht van de opgelegde taakstraf van zestig uren zal de Hoge Raad volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2021.
Conclusie 11‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Openlijke geweldpleging in uitgaansgelegenheid in Amsterdam, art. 141 Sr. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Samenhang met 19/03561.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/02625
Zitting 11 mei 2021
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 28 mei 2019 door het gerechtshof Amsterdam wegens “openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Voorts heeft het hof beslissingen genomen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en heeft het ter zake van het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest bepaald.
Er bestaat samenhang met de zaak 19/03561. Ook in die zaak zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel klaagt over de vervangende hechtenis die aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel is verbonden.
5. Het middel is terecht voorgesteld. Gelet op HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914, NJ 2020/409, m.nt. Ten Voorde kan de Hoge Raad met toepassing van art. 6:4:20 Sv bepalen dat in plaats van vervangende hechtenis gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
6. Het tweede middel klaagt dat de inzendtermijn in cassatie is overschreden.
7. Namens de verdachte is op 29 mei 2019 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 14 april 2020 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat betekent dat de inzendtermijn is overschreden.
8. Het middel is in zoverre gegrond. Gelet echter op de aan de verdachte opgelegde straf is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden.1.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑05‑2021