Hof Amsterdam, 28-05-2019, nr. 23-003850-16
ECLI:NL:GHAMS:2019:5074
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
28-05-2019
- Zaaknummer
23-003850-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:5074, Uitspraak, Hof Amsterdam, 28‑05‑2019; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:620
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:958
Uitspraak 28‑05‑2019
Inhoudsindicatie
OM appel. Openlijke geweldpleging. Bewijsoverweging. Overschrijding redelijke termijn.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003850-16
datum uitspraak: 28 mei 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-011555-13 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april en 21 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 5 oktober 2012 te Amsterdam met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de in de Korte Leidsedwarsstraat gevestigde horecagelegenheid [horeca 1] en/of op de openbare weg de Korte Leidsedwarsstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- ( tegen die ([benadeelde] ) het één of meermalen (met kracht) bij het (hoofd)haar vastgepakken en/of vasthouden en/of trekken en/of zijn (verdachte's) vinger(s) steken en/of duwen in de mond van die [benadeelde] en/of (vervolgens) die [benadeelde] aan het (hoofd)haar en/of de mond naar achteren trekken en/of rukken en/of duwen (tengevolge waarvan die [benadeelde] ten val komt) en/of (vervolgens) die (op de knieen zittende) [benadeelde] op/tegen de grond slaan en/of stompen en/of (vervolgens) die [benadeelde] aan het (hoofd\haar omhoog trekken of rukken en/of (nogmaals) op/tegen de grond slaan en/of stompen en/of duwen en/of
- ( tegen die [slachtoffer 1] ) het één of meermalen (met kracht) (met zijn verdachte's) elleboog achterwaarts stompen en/of duwen (zogenaamde elleboogstoot) op/tegen de (rechter) (onder) kaak van die [slachtoffer 1] en/of
- ( tegen die [slachtoffer 2] ) het één of meermalen (met kracht) vastpakken van de kleding van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens)(met kracht) stompen en/of slaan en/of duwen op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 2] en/of het bij de keel vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) stompen en/of slaan en/of duwen in het gezicht (onder het (linker) oog) en/of op/tegen de/een be(e)n(en) en/of rug van die [slachtoffer 2] en/of
- ( tegen die [slachtoffer 3] ) het één of meermalen (met kracht) vastpakken en/of vasthouden van de kleding van die [slachtoffer 3] en/of stompen en/of slaan en/of duwen in het gezicht van die [slachtoffer 3] ;
subsidiair:hij op of omstreeks 5 oktober 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
- ( [benadeelde] ) één of meermalen (met kracht) bij het (hoofd)haar heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of heeft getrokken en/of zijn (verdachte's) vinger(s) in de mond van die [benadeelde] heeft gestoken en/of geduwd, althans gebracht en/of (vervolgens) die [benadeelde] aan het (hoofd)haar en/of de mond naar achteren heeft getrokken en/of gerukt en/of geduwd en/of (vervolgens) die (op de knieen zittende) [benadeelde] op/tegen/naar de grond heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of (vervolgens) die [benadeelde] aan het (hoofd\haar omhoog heeft getrokken en/of gerukt en/of (nogmaals) op/tegen/naar de grond heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( [slachtoffer 1] ) het één of meermalen (met kracht) (met zijn verdachte's) elleboog achterwaarts op/tegen de (rechter) (onder) kaak van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gestompt (zogenaamde elleboogstoot) en/of
- ( [slachtoffer 2] ) het één of meermalen (met kracht) op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd en/of die [slachtoffer 2] bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht (onder het (linker) oog) en/of het hoofd en/of op/tegen de/een be(e)n(en) en/of rug heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
- ( [slachtoffer 3] )) het één of meermalen(met kracht) die [slachtoffer 3] in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd, waardoor voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof in tegenstelling tot de politierechter tot een bewezenverklaring komt.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van de diverse getuigen dermate veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden bevatten, dat zij daarmee, ook gelet op het feit dat zij met elkaar gesproken hebben, onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Het maken van een selectie van (gedeelten van) die verklaringen waar het het daderschap van de verdachte betreft, is te beschouwen als ‘cherry picking’.
Het hof volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt als volgt.
Op 5 oktober 2012 is in de uitgaansgelegenheid [horeca 1] in Amsterdam en aansluitend op de aangrenzende openbare weg, de Lijnbaansgracht, openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen verschillende personen. De initiators en daders van dat geweld waren twee mannen, waarvan één was gekleed in een zwart shirt en de ander in een shirt met een lichte kleur. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ontkennen dat zij deze mannen zijn. Het hof volgt hen daarin op grond van het volgende niet.
Vast staat dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] in de bewuste nacht in de [horeca 1] zijn geweest. [medeverdachte] , gekleed in een zwart shirt, is op aanwijzen van een portier van de in de buurt van de [horeca 1] gelegen [horeca 2] direct na het incident op de Lijnbaansgracht aangehouden. De verdachte, gekleed in een licht shirt, werd ter plaatse door een portier van de naastgelegen [horeca 3] vastgehouden ‘omdat hij iemand had mishandeld’, maar wist zich los te rukken en werd enkele minuten later op de Lijnbaansgracht op aanwijzen van een verbalisant aangehouden.
De verdachten voldoen aan het – zij het niet zeer specifieke – signalement van de daders zoals dat door de aangevers/getuigen is gegeven. Daar komt bij dat een van de getuigen, [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat hij, toen hij direct na het incident op het politiebureau was, de twee daders daar uit een politiebus zag stappen. Aangezien enkel de verdachte en [medeverdachte] als verdachten van onderhavig feit zijn aangehouden, kan het niet anders dan dat zij het waren die de getuige toen en daar heeft gezien. Tot slot is [medeverdachte] door een van de aangeefsters, [slachtoffer 1] , op een foto herkend als een van de daders.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, kan tot geen andere conclusie leiden dan dat het de verdachte en [medeverdachte] zijn geweest die het ten laste gelegde feit hebben begaan. Dat sprake is geweest van onderlinge afstemming van de verklaringen van de getuigen/aangevers, is enkel een suggestie van de verdediging, waarvoor geen enkel aanknopingspunt is te vinden. Ook anderszins heeft het hof geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaringen, waarbij het overweegt dat de verklaringen van de getuigen/aangevers niet zodanig van elkaar verschillen dat zij niet bruikbaar voor het bewijs zouden zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 oktober 2012 te Amsterdam met een ander in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de in de Korte Leidsedwarsstraat gevestigde horecagelegenheid [horeca 1] en op de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- tegen [benadeelde] : met kracht bij het hoofdhaar vastpakken en trekken, vingers steken in de mond, aan het hoofdhaar en de mond naar achteren trekken, tegen de grond slaan, aan het hoofdhaar omhoog trekken en tegen de grond slaan,
- tegen [slachtoffer 1] : met kracht met elleboog achterwaarts stompen op de onderkaak,
- tegen [slachtoffer 2] : vastpakken van de kleding, tegen het achterhoofd slaan, bij de keel vastpakken en vasthouden en stompen in het gezicht onder het linker oog, en
- tegen [slachtoffer 3] : vastpakken van de kleding en stompen in het gezicht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tijdens het uitgaan met de medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij de slachtoffers pijn en/of letsel hebben ondervonden en een forse inbreuk is gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Het geweld heeft hoofdzakelijk plaatsgevonden in een drukke uitgaansgelegenheid, zodat het voor veel omstanders waarneembaar was. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaken, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
De verdachte is op 5 oktober 2012 in verzekering gesteld. De politierechter heeft op 4 oktober 2016 vonnis gewezen. Op 17 oktober 2016 heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van 28 mei 2019 einduitspraak.
Hieruit volgt dat zowel in eerste aanleg als in hoger beroep sprake is (geweest) van een (aanzienlijke) overschrijding van de redelijke termijn. Het hof zal deze overschrijding in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting.
Het hof acht in beginsel, in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, een taakstraf voor de duur van 120 uren passend. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof deze taakstraf matigen tot 60 uren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 743,18. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens vrijspraak. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 743,18 (zevenhonderddrieënveertig euro en achttien cent) bestaande uit € 193,18 (honderddrieënnegentig euro en achttien cent) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 743,18 (zevenhonderddrieënveertig euro en achttien cent) bestaande uit € 193,18 (honderddrieënnegentig euro en achttien cent) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 5 oktober 2012.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. W.M.C. Tilleman en mr. V. Mul, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 mei 2019.
mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. V. Mul zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]