Revindicatoire aanspraken op giraal geld
Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/2.5.4:2.5.4 Tussenbalans
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/2.5.4
2.5.4 Tussenbalans
Documentgegevens:
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS589944:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De girale betaling wordt door andere regels beheerst dan de chartale betaling. De laatste impliceert de overdracht van een roerende vervangbare zaak, terwijl de girale betaling wordt geëffectueerd door een obligatoire rechtsfiguur sui generis. De girale betaling vereist bovendien de betrokkenheid van een bank die fungeert als hulppersoon bij de afwikkeling van de betaling, maar door deze afwikkeling wel een eigen vermogensrechtelijk belang verkrijgt. Dit belang neemt toe als de bank ook optreedt als schuldeiser indien zij, door een debetpositie toe te staan, krediet in rekening-courant verstrekt. De toepassing van artikel 6:140 BW kan dan tot gevolg hebben dat van het geld dat de solvent aan de accipiënt overmaakt ter nakoming van een geldschuld, na verrekening door de bank slechts een deel of, in het meest verstrekkende geval, in het geheel niet ter vrije beschikking staat van de accipiënt. Bij de chartale betaling, dus direct van hand tot hand tussen de solvent en de accipiënt, doet dit zich niet voor en is het aan de accipiënt welke van zijn schuldeisers hij met het ontvangen bedrag wenst te voldoen. Naast deze verschillen hebben de girale en chartale betaling gemeen dat zij feitelijk abstract zijn. Er vindt dus een vermogensovergang plaats ongeacht de rechtsgeldigheid van de rechtsverhouding waaruit de betaling voortvloeit. Deze abstractie wordt echter langs verschillende wegen bereikt: bij de chartale betaling is deze een gevolg van het feit dat in de praktijk van het chartale betalingsverkeer geldstukken niet individualiseerbaar zijn, terwijl in girale verhoudingen deze abstractie in de vermogensrechtelijke theorie wordt aangenomen, al blijkt de onderliggende rechtsverhouding in de praktijk toch van invloed op de rechtsverhouding tussen bank en rekeninghouder. Door hun abstracte karakter wijken de beide betaalvormen feitelijk af van de hoofdregel van het vermogensrecht dat opteert voor een causaal stelsel van vermogensovergang dat, kort gezegd, voor iedere overdracht van een goed een geldige titel vereist.