Vgl. HR 9 juli 2010, LJN BM2337, RvdW 2010, 835, rov. 4.1.2.
HR, 22-10-2010, nr. 10/01801
ECLI:NL:HR:2010:BN6397
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-10-2010
- Zaaknummer
10/01801
- Conclusie
Mr. E.B. Rank-Berenschot
- LJN
BN6397
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN6397, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑10‑2010; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BL8583, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN6397
ECLI:NL:PHR:2010:BN6397, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 17‑08‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN6397
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BL8583
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Familierecht. Geen belang bij cassatieberoep, nu geldigheidsduur machtiging tot plaatsing minderjarige in een pleeggezin is verstreken.
22 oktober 2010
Eerste Kamer
10/01801
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Brandt,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG STADSREGIO ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en Bureau Jeugdzorg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 330911/J2 RK 09-737 van de kinderrechter te Rotterdam van 26 juni 2009,
b. de beschikking in de zaak 200.044.568.01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 februari 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bureau Jeugdzorg heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 23 augustus 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling
De geldigheidsduur van de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin is op 5 juli 2010 verstreken. Om deze reden heeft de moeder geen belang meer bij haar cassatieberoep, zodat dit moet worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 22 oktober 2010.
Conclusie 17‑08‑2010
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Partij(en)
CONCLUSIE inzake:
[De moeder],
verzoekster tot cassatie,
advocaat: mr. J. Brandt,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
verweerster in cassatie,
niet verschenen.
1.
Op verzoek van verweerster in cassatie, hierna: BJZ, heeft de rechtbank Rotterdam bij beschikking van 26 juni 2009 — voor zover in cassatie van belang — de duur van de machtiging tot plaatsing van het minderjarige kind van verzoekster tot cassatie, hierna: de moeder, in een pleeggezin, verlengd tot 5 juli 2010. Bij beschikking van 3 februari 2010 heeft het gerechtshof 's‑Gravenhage op het hoger beroep van de moeder de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder tijdig beroep in cassatie ingesteld.
2.
BJZ heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend.
3.
Nu de geldigheidsduur van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing op 5 juli 2010 is verstreken, heeft de moeder geen belang bij haar cassatieberoep. De conclusie strekt mitsdien tot verwerping van het cassatieberoep.1.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑08‑2010