Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/8.2.1.1
8.2.1.1 Beperkte opzet van de regeling
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS399277:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie daarvoor Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 185.
Zie daarvoor Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 2 bij art. 479b.
Dat de regeling van Afdeling 2A 'verre van duidelijk is' (Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 1 bij art. 479b) en dat er allerhande 'complicaties kunnen rijzen' (Oudelaar, Recht halen, 2000, § 83, p. 98), wordt onderschreven.
Voor een opsomming daarvan zij verwezen naar art. 475a; zie ook art. 19 lid 1 Invorderingswet 1990.
Zie ook Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 1 bij art. 479b.
Zie ook Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 1 bij art. 479b.
Ingevolge de wet van 13 december 1990 (Stb. 605) - Wet loonbeslag (thans: art. 475b-475g) - was het voorschrift om de schuldenaar in beginsel te horen reeds in art. 735 lid 2 tweede volzin (oud) opgenomen.
Zie over deze hoorplicht: SnijdersfYnzonidesfMeijer, 2002, nrs. 435 en 441, waar eveneens op het ingrijpend karakter van loonbeslag wordt gewezen, onder meer op de grond dat ook toekomstige vorderingen door het beslag getroffen worden (zie ook de volgende noot).
Dat is al in 1932 uitgemaakt in het Loonbeslag-arrest (HR 25 februari 1932, NJ 1932, p. 301, m.nt. PS); zie daarover met name § 3.7.5.4. (nr. 91).
Zie voor een dergelijk geval HR 3 mei 1996, NJ 1996, 473; zie over dit arrest met name ook § 6.23 (nr. 404).
477. Het opschrift van Afdeling 2A, waarin de art. 479b-479g zijn opgenomen, luidt als volgt:
'Van executoriaal beslag onder derden in zaken betreffende levensonderhoud en uitkering voor de huishouding.'
Ook in het oude recht kwam deze Afdeling 2A met hetzelfde opschrift reeds voor. De bepalingen waren toen eveneens te vinden in de art. 479b-479g. De huidige bepalingen wijken, behoudens modernisering van spelling en taalgebruik, niet wezenlijk af van de oude regeling.1 Dat betekent dat die oude regeling, in vergelijking tot het oude derdenbeslagrecht met zijn verplichte verklaringsprocedures, reeds een veel meer vereenvoudigde vorm van (executoriaal) derdenbeslag opleverde dan de huidige regeling in vergelijking tot het nu geldend derdenbeslagrecht, waarin de buitengerechtelijke Verklaring regel en de verklaringsprocedure uitzondering is. Dit neemt niet weg dat ook de huidige art. 479b-479g op een aantal onderdelen een aanmerkelijk vereenvoudigde - en daarmee afwijkende (zie hierna nr. 478) - regeling van het derdenbeslag inhouden.
Blijkens het bepaalde in art. 479b behelst de onderhavige regeling twee belangrijke beperkingen. Zij is in de eerste plaats beperkt tot het leggen van verhaalsbeslag voor de in deze bepaling met zoveel woorden genoemde uitkeringen, die (o.m.) strekken tot levensonderhoud krachtens Boek 1 en tot verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen, alsmede voor een uitkering krachtens art. 1:85 lid 2. Deze uitkeringen worden hierna samen gevat onder de term 'alimentatie-uitkeringen', terwijl het hier te bespreken verhaalsbeslag ook wel 'alimentatiebeslag' zal worden genoemd. Door H. Stein is er in dit verband niet ten onrechte op gewezen dat een aantal alimentatie-uitkeringen niet in art. 479b is genoemd.2 Dit punt kan verder blijven rusten, aangezien het hier met name gaat om de verhouding van deze regeling tot de algemene regeling van executoriaal derdenbeslag in de art. 475 e.v., en de - tot soms ingewikkelde problemen leidende3 - afwijkingen daarvan.
In de tweede plaats is de onderhavige regeling beperkt tot verhaalsbeslagen, die - aldus art. 479b -
'gelegd worden op loon of andere periodieke uitkeringen4, welke de geëxecuteerde van een derde te vorderen mocht hebben.'
De alimentatieschuldeiser die beschikt over een executoriale titel jegens de alimentatieschuldenaar - de beslagdebiteur (of 'de geëxecuteerde') - zal uitsluitend van de vereenvoudigde regeling van de art. 479b-479g gebruik kunnen maken, indien en voorzover hij beslag legt op 'loon of andere periodieke uitkeringen', en zulks uiteraard binnen de grenzen van de beslagvrije voet als bedoeld in de art. 475b-475c. Wil de alimentatieschuldeiser echter (ook) beslag leggen op andere vorderingen, die de alimentatieschuldenaar op derden heeft of zal verkrijgen, bijv. uit hoofde van verrichte werkzaamheden of verleende diensten, dan gelden voor dát derdenbeslag de gewone regels van de art. 475 e.v. Hetzelfde geldt uiteraard indien de alimentatieschuldeiser beslag wil leggen op andere goederen van de alimentatieschuldenaar.5
Ten slotte kan nog als derde beperking worden gezien dat de art. 479b-479g geen 'pendant' kennen in de vorm van een vereenvoudigd conservatoir beslag ter verzekering van alimentatie-uitkeringen. In de wetsgeschiedenis zal men echter vergeefs zoeken naar een motivering hiervoor. Een reden zou kunnen zijn dat enerzijds in de praktijk alimentatieschuldeisers vrijwel steeds over een executoriale titel beschikken, terwijl het anderzijds onwenselijk is met name vorderingen ter zake van loon of andere periodieke uitkeringen door het leggen van conservatoir derdenbeslag gedurende langere tijd - namelijk zolang de procedure met betrekking tot de 'eis in de hoofdzaak' (art. 704 lid 1) loopt - te blokkeren. Dit neemt niet weg dat de alimentatieschuldeiser in bepaalde gevallen er toch behoefte aan zou kunnen hebben om (óók) conservatoir beslag te leggen op vorderingen van de alimentatieschuldenaar wegens loon of andere periodieke uitkeringen.6 In dat geval zal hij de voor het leggen van gewoon conservatoir derdenbeslag geldende regels moeten volgen (art. 718723 ). Daarbij dient er echter wel op te worden gelet dat de voorzieningenrechter, alvorens het in art. 700 lid 1 bedoelde verlof te verlenen, éérst nog de schuldenaar dient te horen, althans deze in de gelegenheid moet stellen om gehoord te worden (art. 720 tweede volzin).7 Deze hoorplicht hangt direct samen met het hierboven bedoelde ingrijpend karakter van een conservatoir loonbeslag, ongeacht de vorderingen ter verzekering waarvan het wordt gelegd.8 Het zal in de praktijk overigens niet zo vaak voorkomen dat een alimentatieschuldeiser behoefte zal hebben om (ook) conservatoir derdenbeslag te leggen op de vorderingen van zijn (meestal: haar) alimentatieschuldenaar wegens loon of andere periodieke uitkeringen, omdat ingevolge art. 479e lid 1 (zie hierna nr. 478) het executoriaal beslag enerzijds óók gelegd kan worden voor toekomstige alimentatietermijnen en anderzijds de toekomstige loontermijnen mede door het beslag worden getroffen.9 Het onderhavige beslag heeft dus reeds een ruime reikwijdte. Toch is het niet uitgesloten dat een alimentatieschuldeiser in zéér bijzondere omstandigheden aan zo'n conservatoir loonbeslag behoefte kan hebben, bijv. wanneer de alimentatieschuldenaar doende is het verhaal voor met name zijn toekomstige alimentatieverplichtingen illusoir te maken.10