Rb. Gelderland, 26-03-2014, nr. 2399933 - CV EXPL 13-14683
ECLI:NL:RBGEL:2014:2093
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
26-03-2014
- Zaaknummer
2399933 - CV EXPL 13-14683
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2014:2093, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 26‑03‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 212 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Vindplaatsen
WR 2014/104 met annotatie van M.F.A. Evers
JHV 2014/83 met annotatie van mr. Ferment
Uitspraak 26‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Artikel 6:212 BW. Ongerechtvaardigde verrijking. Hoge Raad van 24 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1782, Credit Suisse/Subway). Onderhuurder is na beëindiging van de huurovereenkomst tussen hoofdverhuurder en hoofdhuurder gebruik blijven maken van de bedrijfsruimte zonder dat daar een huurovereenkomst aan ten grondslag lag. Ondanks gevoerde onderhandelingen is geen huurovereenkomst tot stand gekomen. Geen sprake van verrijking van onderhuurder. Anders dan in voornoemde uitspraak van de Hoge Raad staat in onderhavig geval namelijk als onvoldoende weersproken vast dat onderhuurder niet (bijvoorbeeld door ontbinding, verrekening of verjaring) is bevrijd van haar verplichting de huurprijs aan (de curator van) hoofdhuurder te voldoen. De enkele mededeling van de curator van hoofdhuurder dat het huurgenot niet meer aan onderhuurder kan worden verschaft is dergelijke bevrijding onvoldoende. Het feit dat de huurovereenkomst tussen onderhuurder en hoofdhuurder is blijven voortbestaan met wanprestatie aan de zijde van hoofdhuurder, maakt evenmin dat onderhuurder van haar verplichting de huurprijs te voldoen is bevrijd. Als gevolg van de beëindiging van de huurovereenkomst tussen hoofdverhuurder en hoofdhuurder was deze gehouden de bedrijfsruimte leeg op te leveren. Dat (de curator van) hoofdhuurder er kennelijk voor heeft gekozen onderhuurder niet de ontruiming aan te zeggen, kan onderhuurder niet worden tegengeworpen. En de kennelijke keuze van hoofdverhuurder om onderhuurder gebruik te laten maken van de bedrijfsruimte zonder daaraan ten grondslag liggende afspraken, komt voor rekening en risico van hoofdverhuurder.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 2399933 \ CV EXPL 13-14683 \ 353\474
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de vennootschap naar Duits rechtAXA Investment Managers Deutschland GmbH
gevestigd te Keulen, Duitsland
eisende partij
gemachtigde mr. G. Hamers
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidI2 Ingenieursbureau Industriële Bouwmethodes B.V.
statutair gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde mr. V.G.T. van Emstede
Partijen worden hierna AXA en I2 genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 november 2013 en de daarin genoemde processtukken
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 13 februari 2014.
2. De feiten
2.1.
AXA is eigenaar van het kantoorpand [naam kantoorpand]’ te [plaats] aan de [adres]
2.2.
AXA verhuurt de bedrijfsruimte op de negende etage van de [naam kantoorpand]’(hierna: de bedrijfsruimte) aan Eurocommerce Projectontwikkeling BV(hierna: Eurocommerce) vanaf 27 juni 2008 tot en met 27 juni 2018.
2.3.
Eurocommerce verhuurt de bedrijfsruimte - met toestemming van AXA - vanaf1 mei 2011 tot en met 27 juni 2018 onder aan I2.
2.4.
Nadat op 21 mei 2012 surseance van betaling is verleend aan Eurocommerce, is Eurocommerce op 12 juli 2012 in staat van faillissement verklaard.
2.5.
In de brief van 13 augustus 2012 aan AXA zegt de curator van Eurocommerce de (hoofd)huurovereenkomst op.
De huurovereenkomst eindigt op 1 oktober 2012.
2.6.
In de brief van 31 augustus 2012 aan I2 deelt de curator van Eurocommerce, voor zover relevant, het volgende mee:
(…) Curatoren en AXA zijn het er over eens dat deze hoofdhuurovereenkomst op 1 oktober 2012 eindigt.
Dat heeft tot gevolg dat Eurocommerce u vanaf 1 oktober 2012 niet meer het overeengekomen huurgenot van de bij u in gebruik zijnde ruimte kan verschaffen en jegens AXA gehouden is de ruimte in de oorspronkelijke staat ter beschikking te stellen. Indien u de ruimte wil blijven gebruiken zult u een nieuwe huurovereenkomst met AXA moeten sluiten. AXA zal daartoe binnenkort contact met u opnemen als zij dat al niet heeft gedaan.
Als u niet tot overeenstemming met AXA komt zal AXA van u verlangen dat u het gehuurde ontruimt en in de oorspronkelijke staat waarin u het van Eurocommerce heeft gehuurd terugbrengt. Juridisch is AXA als eigenaar van het gebouw daartoe gerechtigd.
Eventuele schadeclaims als gevolg daarvan kunt u bij ons curatoren indienen ter verificatie.
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat u de huur over de periode tot 1 oktober 2012 aan curatoren moet betalen (…). Over de periode vanaf 1 oktober 2012 dient u de huur te betalen aan AXA (…).
2.7. (
Onder andere) in de brief van 4 december 2012 is I2 (namens) AXA een huuraanbieding gedaan. In de brief staat verder:
(…) verzoeken wij u indien u geen gebruik wenst te maken van dit voorstel, de kantoorruimte en parkeerplaatsen per 15 januari 2013 (…) op te leveren.
2.8.
I2 ontruimt de bedrijfsruimte op 15 januari 2013.
3. De vordering en het verweer
3.1.
AXA vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, I2 veroordeelt tot betaling van een vergoeding voor het gebruik van het gehuurde over de periode 1 oktober 2012 tot en met 15 januari (2013, ktr) van € 39.607,34 welk bedrag gelijk is aan het bedrag van de openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der opeisbaarheid van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 1.171,07 aan buitengerechtelijke kosten, een en ander met veroordeling van I2 in de proceskosten.
3.2. AXA baseert haar vordering op de navolgende stellingen.Na beëindiging van de huurovereenkomst met Eurocommerce (1 oktober 2012) heeft AXA I2 impliciet toegestaan om, lopende de onderhandelingen over een rechtstreekse huurovereenkomst tussen haar en I2, gebruik te blijven maken van de bedrijfsruimte. I2 is voor dit gebruik een redelijke vergoeding verschuldigd aan AXA. Op 12 oktober 2012 is het 4e kwartaal 2012 aan I2 gefactureerd (€ 29.705,50); op 14 januari 2013 de periode 1 tot en met 15 januari 2013 (€ 4.950,92); en op 24 januari 2013 de periode 16 januari tot en met31 januari 2013 (eveneens € 4.950,92). Deze laatste factuur is opgesteld omdat I2 de bedrijfsruimte niet correct heeft opgeleverd per 15 januari 2013.
In de onderhandelingen heeft AXA I2 het voorstel gedaan om op dezelfde wijze als onder de onderhuurovereenkomst gebruik te blijven maken van de bedrijfsruimte en redelijkerwijs valt niet in te zien waarom I2 over de onderhandelingsperiode geen vergoeding aan AXA verschuldigd zou zijn. AXA wijst op het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2013 (Credit Suisse/Subway). Nu I2 ondanks sommatie de door AXA verzonden facturen niet heeft voldaan, maakt AXA tevens aanspraak op betaling van de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
I2 voert aan dat het door AXA aangehaalde arrest geen toepassing vindt. Anders dan in dat arrest is in onderhavige kwestie de onderhuurovereenkomst niet geëindigd. Omdat I2 gerechtigd was de huurpenningen te verrekenen met een door Eurocommerce nog verschuldigde verhuisvergoeding (€ 162.000,00) en ingroeibijdrage (€ 90.000,00) heeft I2 feitelijk de huur tot en met juli 2014 al betaald. De schade die AXA lijdt omdat het gehuurde na 1 oktober 2012 niet ontruimd was, dient zij als vordering in te dienen bij de curator. Bovendien heeft AXA het aan zichzelf te wijten dat I2 tot 15 januari 2013 gebruik is blijven maken van het gehuurde. I2 heeft reeds op 5 oktober 2012 een huurvoorstel gedaan waarop AXA eerst op 4 december 2012 heeft gereageerd. Als zij eerder had laten weten niet akkoord te zijn met het voorstel van 5 oktober 2012, had I2 het gehuurde meteen verlaten. Als I2 al een bedrag aan AXA verschuldigd is, dient dit een redelijke gebruiksvergoeding te zijn van€ 10.120,83, meer subsidiair € 17.412,50 exclusief btw.
4. De beoordeling
4.1.
Nu AXA een rechtspersoon is naar buitenlands recht en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 2 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EG) nr. 44/2001 "Brussel I" , nu gedaagde gevestigd is in Nederland.
4.2.
Ten aanzien van het op de onderhavige vordering toepasselijke recht overweegt de kantonrechter als volgt. Partijen hebben zich niet uitgelaten over het toepasselijke recht. De kantonrechter begrijpt daaruit, en uit de op het Nederlandse recht gebaseerde stellingen van partijen, dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen.
4.3.
Tijdens de comparitie van partijen heeft AXA nader toegelicht dat zij (enkel) op grond van ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW) betaling vordert van een redelijke gebruiksvergoeding over de periode 1 oktober 2012 tot en met 15 januari 2013.
4.4.
Artikel 6:212 lid 1 BW bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Vereist zijn derhalve (een voldoende verband tussen) verrijking van de één en verarming van de ander. Bovendien dient de verrijking ongerechtvaardigd te zijn.
4.5.
Uit het (door AXA aangehaalde) arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ1782) volgt dat de onderhuurder van een bedrijfsruimte - die na beëindiging van de huurovereenkomst tussen de hoofdverhuurder en de onderverhuurder met de hoofdverhuurder heeft onderhandeld over de totstandkoming van een huurovereenkomst en waarbij de onderhandelingen zijn afgebroken zonder dat tussen hen een huurovereenkomst tot stand is gekomen - voor het voortgezet gebruik van de bedrijfsruimte tijdens de onderhandelingsperiode in beginsel een gebruiksvergoeding verschuldigd is op de
voet van artikel 6:212 BW. Degene die het gebruik van de bedrijfsruimte voortzet is daardoor immers verrijkt, omdat het gebruik van andermans bedrijfsruimte in het maatschappelijk verkeer in de regel slechts plaats vindt tegen een vergoeding, terwijl de onderhuurder door de beëindiging van de overeenkomst van onderhuur is bevrijd van de met zijn wederpartij overeengekomen verplichting de huurprijs te voldoen. De eigenaar van de bedrijfsruimte lijdt door het voortgezet gebruik schade, ook als hij niet elders vervangende bedrijfsruimte hoeft te huren en hij niet door dat gebruik is verhinderd de ruimte aan een derde te verhuren. Gelet op analoge gevallen die zijn geregeld in de artikelen 7:225 en 7:230a BW past het immers in het stelsel van de wet de schade van de eigenaar naar objectieve maatstaven te berekenen, aldus de Hoge Raad.
4.6.
Op basis van hetgeen partijen hebben aangevoerd staat vast dat I2 na beëindiging van de huurovereenkomst tussen AXA en Eurocommerce (1 oktober 2012) gebruik is blijven maken van de bedrijfsruimte zonder dat daaraan een huurovereenkomst tussen AXA en I2 ten grondslag heeft gelegen. Ook staat vast dat, ondanks gevoerde onderhandelingen, geen huurovereenkomst tussen hen beide tot stand is gekomen. Verder staat vast dat I2 de bedrijfsruimte op 15 januari 2013 heeft ontruimd.
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt.Aan het vereiste van ‘verarming’ van AXA is in onderhavige zaak naar het oordeel van de kantonrechter voldaan. AXA, eigenaar van de bedrijfsruimte, lijdt immers schade en verarmt door het voortgezet gebruik nu zij voor dat gebruik vanaf 1 oktober 2012 geen vergoeding (meer) ontvangt. Aan het vereiste van ‘verrijking’ van I2 is naar het oordeel van de kantonrechter echter niet voldaan. Anders dan in voornoemde uitspraak van de Hoge Raad staat in onderhavig geval namelijk als onvoldoende weersproken vast dat I2 niet (bijvoorbeeld door ontbinding, verrekening of verjaring) is bevrijd van haar verplichting de huurprijs aan (de curator van) Eurocommerce te voldoen. De enkele mededeling van de curator in de brief van 31 augustus 2013 aan I2 dat het huurgenot vanaf 1 oktober 2012 niet meer aan I2 kan worden verschaft (zie overweging 2.6.) is voor een dergelijke bevrijding onvoldoende. Het feit dat de huurovereenkomst tussen I2 en Eurocommerce is blijven voortbestaan met wanprestatie aan de zijde van Eurocommerce, maakt evenmin dat I2 van haar verplichting de huurprijs te voldoen is bevrijd. Als gevolg van de beëindiging van de huurovereenkomst tussen AXA en Eurocommerce was Eurocommerce gehouden de bedrijfsruimte leeg op te leveren. Dat (de curator van) Eurocommerce er kennelijk voor heeft gekozen I2 niet de ontruiming aan te zeggen tegen 1 oktober 2012, kan I2 niet worden tegengeworpen. En de kennelijke keuze van AXA om I2 in de periode na 1 oktober 2012 gebruik te laten maken van de bedrijfsruimte zonder daaraan ten grondslag liggende afspraken, komt voor rekening en risico van AXA.
4.8.
Nu in onderhavige omstandigheden geen sprake is van verrijking aan de zijde I2 en derhalve niet is voldaan aan (één van) de vereisten van artikel 6:212 BW, kan de door AXA aangevoerde grondslag haar vordering niet dragen. De kantonrechter wijst de vordering van AXA dan ook af.
4.9.
AXA wordt in het ongelijk gesteld en dient de proceskosten van I2 te vergoeden.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt AXA in de proceskosten van I2 tot aan deze uitspraak begroot op€ 1.200,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op