Einde inhoudsopgave
Omgevingsverordening provincie Groningen 2009
Artikel 4.27 Niet-agrarisch grondgebruik
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2013
- Bronpublicatie:
22-05-2013, Provinciaal blad van Groningen 2013, 22 (uitgifte: 29-05-2013, regelingnummer: 461209)
- Inwerkingtreding
01-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2013, Provinciaal blad van Groningen 2013, 22 (uitgifte: 29-05-2013, regelingnummer: 461209)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Een bestemmingsplan voorziet niet in nieuw ruimtebeslag ten behoeve van, noch in nieuwvestiging van niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies, zoals wonen, nietagrarische bedrijven, dienstverlening, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen voor recreatie, anders dan extensieve recreatie.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op ruimtebeslag ten behoeve van:
- a.
wetenschappelijk onderzoek door middel van het clustergewijs plaatsen van antennes of sensoren, of beide, tot een hoogte van maximaal 3 meter;
- b.
het winnen en opslaan van water, grondwater en delfstoffen;
- c.
sportkantines, kleedkamers en sanitair alsmede gebouwen en bouwwerken ten behoeve van terreinonderhoud voor zover gesitueerd op, of aangrenzend aan een bestaand sportcomplex;
- d.
gebouwen en bouwwerken ten behoeve van terreinonderhoud en ondergeschikte ondersteunende functies op, of aangrenzend aan een openbaar toegankelijk park of begraafplaats.
3.
In afwijking van het eerste lid stelt het bestemmingsplan regels aan het gebruik van voormalige bedrijfsgebouwen en het daarbij behorende erf die ertoe strekken dat:
- a.
een zelfstandige woonfunctie slechts is toegestaan in het hoofdgebouw op een perceel waar reeds een woning of bedrijfswoning aanwezig is;
- b.
bedrijfsfuncties beperkt blijven tot de categorieën 1 en 2 of categorie 3, indien de activiteit wat betreft aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2, van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009;
- c.
detailhandel wordt beperkt tot het aanbieden en verkopen van ambachtelijke-, agrarische- en/of aan de agrarische sector gelieerde producten op een vloeroppervlakte van maximaal 60 m2;
- d.
de opslag van materialen of goederen op het erf anders dan ter verwezenlijking van de bestemming wordt uitgesloten;
4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4.27a, lid 2, stelt het bestemmingsplan regels ter bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van voormalige bedrijfsgebouwen en voorziet niet in:
- a.
het vergroten van gebouwen;
- b.
het oprichten van nieuwe gebouwen.
5.
In afwijking van het eerste lid kan in een bestemmingsplan aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid worden toegekend om de bestemming van gronden te wijzigen in een woonbestemming, voor zover het een aan één woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen ruimte biedende open plek binnen een bestaand bebouwingslint betreft, mits deze bevoegdheid door de volgende objectieve normen wordt begrensd:
- a.
in het wijzigingsplan dienen regels te worden gesteld die bewerkstelligen dat de woonbebouwing aansluit bij de situering, omvang en verschijningsvorm van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
- b.
over de aanvaardbaarheid van de planwijziging dient advies te worden ingewonnen van een onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap;
- c.
de toelichting op het wijzigingsplan dient een verantwoording te bevatten van de wijze waarop het onder b bedoelde advies is verwerkt.
6.
In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan regels stellen die voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven en bestaande maatschappelijke voorzieningen. Deze regels betreffen dan in elk geval:
- a.
de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden tot een eenmalige uitbreiding van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing en een eenmalige uitbreiding van de totale oppervlakte van het bestaande bouwperceel, te rekenen vanaf 17 juni 2009, tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing;
- b.
de voorwaarde dat de uitbreiding niet leidt tot onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en tot verkeersoverlast.
7.
In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan regels stellen die voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding van bestaande zelfstandige kampeerterreinen. Deze regels betreffen dan in elk geval:
- a.
de beperking van de uitbreidingmogelijkheden tot een eenmalige uitbreiding van de totale oppervlakte van het bestaande kampeerterrein, te rekenen vanaf 17 juni 2009, tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de totale oppervlakte van het bestaande kampeerterrein;
- b.
de voorwaarde dat de uitbreiding niet leidt tot onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en tot verkeersoverlast.
8.
Een bestemmingsplan bevat regels over de oppervlakte van woningen, aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen. Deze regels betreffen in elk geval de beperking van de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een oppervlakte die de 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte voor zover groter dan 300 m2 niet mag overstijgen.
9.
Een bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van grote infrastructuur zoals wegen, spoorwegen, buis- en hoogspanningsleidingen met uitzondering van de aanleg van infrastructuur binnen de in bijlage 11, kaart 5c, aangegeven reserveringszones en het daar aangegeven