Rb. Noord-Holland, 17-12-2021, nr. AWB - 20 , 1992
ECLI:NL:RBNHO:2021:11798
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
17-12-2021
- Zaaknummer
AWB - 20 _ 1992
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2021:11798, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 17‑12‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
NLF 2022/0048
NTFR 2022/505 met annotatie van Mr. E.H.A.M. Thijssen
Uitspraak 17‑12‑2021
Inhoudsindicatie
Eiseres organiseert jaarlijks de [evenement 1] en de [evenement 2]. Tegen betaling krijgen deelnemers bij de [evenement 1] toegang tot voordrachten, yoga en muziekuitvoeringen en bij de [evenement 2] uitsluitend tot voordrachten. De [evenement 2] kent een vast programma en bij de [evenement 1] kunnen de deelnemers kiezen tussen simultaan plaatsvindende onderdelen van het programma. In geschil is of de verkoop van de toegangskaarten voor de [evenement 1] en [evenement 2] is belast naar het verlaagde tarief. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de verkoop van de toegangskaarten voor de [evenement 1] belast is naar het verlaagd tarief, omdat sprake is van zeer verschillende prestaties, afnemers de vrije keuze hebben welke van de aangeboden prestaties zij al dan niet afnemen en dit ook verschilt per afnemer. De dienst moet naar het oordeel van de rechtbank als een dienst sui generis worden gekwalificeerd en komt niet in aanmerking voor het verlaagde tarief. De verkoop van de toegangskaarten voor de [evenement 2] is wel belast naar het verlaagd tarief, omdat het dagprogramma van [evenement 2] alleen een serie lezingen inhoudt, de lezingen zijn gericht op filosofie, wijsheid, duurzaamheid, welbevinden en meditatie, en dus van wetenschappelijk-filosofische aard zijn. Ook hebben de lezingen niet het karakter van een (intensieve) cursus, gericht op het bestuderen, bespreken en oplossen van praktische vraagstukken en problemen. Dat aan het eind van iedere voordracht vragen kunnen worden gesteld, doet daar niet aan af.
Partij(en)
Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/1992 tot en met HAA 20/1994
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2021 in de zaken tussen
[eiseres] B.V., [eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,
(gemachtigde: mr. R. Franke),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
HAA 20/1992
Eiseres heeft aangifte omzetbelasting gedaan over het eerste kwartaal 2019. Daarin heeft zij een teruggaaf van omzetbelasting verzocht tot een bedrag van € 12.839.
Bij teruggaafbeschikking heeft verweerder aan eiser een teruggaaf van omzetbelasting verleend tot een bedrag van € 12.839.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking.
HAA 20/1993
Eiseres heeft aangifte omzetbelasting gedaan over het tweede kwartaal 2019. Daarin heeft zij een teruggaaf van omzetbelasting verzocht tot een bedrag van € 13.190.
Bij teruggaafbeschikking heeft verweerder aan eiser een teruggaaf van omzetbelasting verleend tot een bedrag van € 13.190.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking.
HAA 20/1994
Eiseres heeft aangifte omzetbelasting gedaan over het derde kwartaal 2019. Daarin heeft zij een teruggaaf van omzetbelasting verzocht tot een bedrag van € 9.740.
Bij teruggaafbeschikking heeft verweerder aan eiser een teruggaaf van omzetbelasting verleend tot een bedrag van € 9.740.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking.
Alle zaken
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de beschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroepen ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2021 te Haarlem.
Namens eiseres zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 3] en mr. [naam 4] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres organiseert jaarlijks een tweetal evenementen, de [evenement 1] ( [evenement 1] ) gedurende twee dagen, en [evenement 2] ( [evenement 2] ), een eendaags evenement. In 2019 is [evenement 2] gehouden op 4 oktober en [evenement 1] op 5 en 6 oktober.
2. De [evenement 1] richt zich op de particuliere markt, [evenement 2] op de zakelijke markt. Tegen betaling krijgen deelnemers toegang tot voordrachten, yoga en muziekuitvoeringen ( [evenement 1] ) c.q. uitsluitend voordrachten ( [evenement 2] ). [evenement 2] kent een vast programma, bij de [evenement 1] kunnen de deelnemers kiezen tussen simultaan plaatsvindende onderdelen van het programma.
3. Op de website [website] wordt aangegeven wat [evenement 2] is:
“ [evenement 2] is a community of speakers and active participants creating the unique experience together.”
En is ook het volgende vermeld:
“The annual conference covers three themes: Conscious Leadership, Meaningful Organisations and Human Potential. The program includes international keynote speakers, inspiring case studies, engaging workshops and meaningful encounters.”
4. In het door eiseres overgelegde slide deck betreffende de [evenement 1] is op de slide The [evenement 1] het volgende vermeld;
“Two-day long festival with 20+ teachers and speakers from all over the world from different wisdom traditions. They will be teaching and holding lectures on philosophy and yoga and there will be live music. These take place in four church buildings and [locatie] venue in the center of [plaats] .”
Op de slide Schedule and Tickets is het volgende vermeld:
“Visitors of the two-day festival can buy tickets for the full weekend or just a single day. With the ticket they get access to all the different lectures, yoga classes and concerts. Visitors can choose which lecture, yoga class or concert they would like to attend and therefore create their own schedule for the day.”
5. De voordrachten die tijdens de [evenement 1] en [evenement 2] gehouden worden betreffen de onderwerpen filosofie, wijsheid, duurzaamheid, welbevinden en meditatie. De sprekers zijn vooral afkomstig uit de academische wereld en verbonden aan internationale universiteiten en instituten.
6. Eiseres heeft toegangskaarten voor de [evenement 1] en [evenement 2] verkocht met toepassing van het algemene tarief van de omzetbelasting.
7. Eiseres bepleit toepassing van het verlaagde tarief van de omzetbelasting.
Geschil 8. In geschil is of de verkoop van de toegangskaarten voor de [evenement 1] en [evenement 2] is belast naar het algemene tarief of het verlaagde tarief.
9. Eiseres stelt primair dat de verkoop van de toegangskaarten voor zowel [evenement 2] als de [evenement 1] belast is naar het verlaagde tarief. De door eiseres verrichte activiteiten zijn te omschrijven als ‘het verlenen van toegang tot lezingen’. Subsidiair stelt eiseres dat dit in elk geval voor [evenement 2] geldt. Ten slotte stelt eiseres dat voor de [evenement 1] naast het toegang verlenen tot lezingen afzonderlijke prestaties wat betreft gelegenheid tot sportbeoefening (yoga) respectievelijk het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen te onderkennen zijn en dat deze alle belast zijn naar het verlaagde tarief. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en het verlenen van (additioneel) gevraagde teruggaven omzetbelasting van € 2.056 althans € 206 (eerste kwartaal 2019),
€ 3.179 althans € 1.602 althans € 157 (tweede kwartaal 2019) respectievelijk € 6.540 althans € 3.147 althans € 339 (derde kwartaal 2019).
10. Verweerder stelt dat de verkoop van de toegangskaarten belast is naar het algemene tarief. Volgens verweerder is bij zowel de [evenement 1] als [evenement 2] geen sprake van het verlenen van toegang tot lezingen, maar tot een seminar/bijeenkomst, en dient de dienst als dienst sui generis te worden gekwalificeerd. Er is wat betreft de [evenement 1] geen sprake van meerdere zelfstandige prestaties maar van één dienst. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
Het verlenen van toegang tot lezingen
11. Ingevolge artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (Wet OB) en post b14, letter d, van Tabel I behorende bij de Wet OB, is het verlaagde tarief van toepassing, indien gesproken kan worden van het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets alsmede lezingen.
12. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2000/01 27.431 pag. 57) is het volgende vermeld:
“Met de toevoeging van lezingen aan onderdeel d van post 14 wordt bereikt dat voor het verlenen van toegang terzake het verlaagde BTW-tarief van toepassing is. Daarbij moet met name worden gedacht aan literaire of wetenschappelijke lezingen.
Het bijwonen van een seminar valt niet onder onderdeel d.
Weliswaar kan een lezing deel uitmaken van een seminar maar een seminar biedt meer en heeft eerder het karakter van een (intensieve) cursus, gericht op het bestuderen, bespreken en oplossen van praktische vraagstukken en problemen. De betaling daarvoor heeft dan ook niet het karakter van 'het verlenen van toegang' zoals dat — evenals bij post 7 van bijlage H bij de Zesde BTW-richtlijn — wel het geval is bij de overige in post d genoemde culturele activiteiten zoals muziekuitvoeringen, opera's, cabarets en ook literaire of wetenschappelijke lezingen”
13. In het Besluit van 22 december 2017 nr. 201-16288 Stcrt. 2017, 72177 is het volgende vermeld:
“Bij het begrip lezingen moet vooral worden gedacht aan literaire of wetenschappelijke lezingen. Bij literaire of wetenschappelijke lezingen gaat het om lezingen die bijdragen aan het culturele leven. Alleen de dienst bestaande uit het verlenen van toegang tot vorenbedoelde lezingen valt onder de post. Het bijwonen van een seminar valt niet onder de post. Weliswaar kan een lezing deel uitmaken van een seminar maar een seminar biedt meer en heeft eerder het karakter van een (intensieve) cursus gericht op het bestuderen, bespreken en oplossen van praktische vraagstukken en problemen. De betaling voor seminars heeft dan ook niet het karakter van het verlenen van toegang zoals dat wel het geval is bij de overige in onderdeel d genoemde culturele activiteiten.”
14. Met artikel 9, tweede lid, onderdeel a van de Wet OB en post b14 heeft de wetgever uitvoering gegeven aan artikel 98, leden 1 en 2, van BTW-richtlijn 2006 in samenhang gelezen met punt 7 van Bijlage III bij die richtlijn. Volgens dit punt 7 mogen de lidstaten het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen aan een verlaagd btw-tarief onderwerpen. Het gaat in punt 7 bij de hiervoor bedoelde dienstverlening in algemene zin erom dat de desbetreffende culturele evenementen en voorzieningen voor het publiek toegankelijk zijn tegen voorafgaande betaling van een toegangsrecht, zodat al wie dit toegangsrecht betaalt, het recht krijgt gezamenlijk gebruik te maken van de voor de in deze post vermelde evenementen en voorzieningen kenmerkende culturele diensten en ontspanning. Aangezien artikel 98, leden 1 en 2, van BTW-richtlijn 2006 en de bijbehorende Bijlage III de lidstaten toestaan af te wijken van het beginsel dat het normale btw-tarief van toepassing is, moeten de in die bijlage gebruikte begrippen strikt worden uitgelegd, tegen de achtergrond van de context waarin zij worden gebruikt en overeenkomstig de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis ervan (vgl. Hoge Raad 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:453).
15. Eiseres heeft gesteld dat zij voldoet aan de voor de toepassing van het verlaagde tarief geldende voorwaarden en dus het verlaagde tarief op de verkoop van de toegangskaarten kan toepassen. Zij stelt dat bij zowel [evenement 2] als de [evenement 1] sprake is van lezingen, en dat de yoga en muziekuitvoeringen bij de [evenement 1] als bijkomende prestatie het lot van de hoofdprestatie (lezingen) delen. Ten aanzien van de [evenement 1] stelt zij dat mocht de rechtbank over het voorgaande anders oordelen, sprake is van afzonderlijke prestaties, waarbij het toegang verlenen tot de muziekuitvoeringen (onder post b.14 onderdeel d) en yoga (onder post b.3) voor toepassing van het verlaagde tarief kwalificeren.
16. Verweerder betwist dit. Niet gesproken kan worden van het verlenen van toegang tot lezingen. Er is zowel wat betreft [evenement 2] als wat betreft de [evenement 1] sprake van een seminar of bijeenkomst. Wat betreft de [evenement 1] en [evenement 2] zijn geen afzonderlijke prestaties te onderkennen, maar is sprake van één dienst sui generis, namelijk het bieden van een totaalpakket bestaande uit lezingen, yoga en muziekuitvoeringen ( [evenement 1] ) respectievelijk lezingen met workshops ( [evenement 2] ).
Beoordeling
17. Indien een belastingplichtige jegens één afnemer een of meer handelingen verricht waarin verschillende prestaties kunnen worden onderscheiden, heeft als uitgangspunt te gelden dat elk van die prestaties voor de heffing van omzetbelasting als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd. Onder omstandigheden moeten verschillende handelingen of elementen van een handeling niettemin als één enkele prestatie worden aangemerkt. Dit is in de eerste plaats het geval in de situatie waarin twee of meer handelingen of elementen van een handeling zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. Daarnaast worden verschillende handelingen voor de heffing van omzetbelasting als één enkele, samengestelde prestatie beschouwd wanneer een of meer van die handelingen moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen, terwijl andere handelingen moeten worden beschouwd als een of meer bijkomende prestaties die het fiscale lot van de hoofdprestatie delen. Een handeling is in elk geval bijkomend bij een hoofdprestatie wanneer deze handeling voor de afnemer geen doel op zich is, maar een middel om van de hoofdprestatie optimaal te kunnen gebruikmaken (vgl. HR 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1318).
18. De vraag of sprake is van een prestatie die gebruikmaking van de hoofdprestatie optimaal maakt, moet worden beoordeeld vanuit het perspectief van de gemiddelde afnemer van die hoofdprestatie. Bij die beoordeling moet het economische doel van de samengestelde prestatie in acht worden genomen, waarbij ook het belang van de afnemer van die prestatie in overweging moet worden genomen. Een aanwijzing dat een prestatie bijkomend is, kan zijn gelegen in de omstandigheid dat die prestatie voor de gemiddelde afnemer van de hoofdprestatie geen afzonderlijk belang heeft ten opzichte van de hoofdprestatie. Indien binnen de kring van afnemers van de hoofdprestatie het belang bij het afnemen van de nevenprestatie onderling verschilt, vormt dat echter een aanwijzing dat geen sprake is van een bijkomende prestatie die het fiscale lot van de hoofdprestatie moet delen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de afnemer een keuze heeft om de nevenprestatie al of niet af te nemen (vgl HR 7 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:699).
[evenement 1]
19. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder niet in geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van een hoofdprestatie (toegang tot lezingen) waarin de bijkomende prestaties (yoga en muziekuitvoeringen) opgaan. Immers, er is sprake van zeer verschillende prestaties (lezingen, yoga en muziekuitvoeringen) en afnemers hebben de vrije keuze welke van de aangeboden prestaties zij al dan niet afnemen en zoals eiseres zelf heeft bevestigd, verschilt dit ook per afnemer. Daaruit blijkt dat binnen de kring van de afnemers van de aangeboden prestaties het belang bij het afnemen van de aangeboden prestaties verschilt. Van een hoofdprestatie (lezingen) met daarin opgaande bijkomende prestaties (yoga en lezingen) is dan geen sprake. Weliswaar verleent eiseres wat betreft de [evenement 1] ook toegang tot voordrachten die als lezingen te kwalificeren zijn, echter zoals eiseres zelf heeft aangegeven, maken deze lezingen deel uit van een totaalprogramma waartoe ook het kunnen participeren aan yoga en luisteren naar muziekuitvoeringen deel uitmaakt. Het moge zo zijn dat sommige of misschien zelfs vele bezoekers uitsluitend voor de lezingen komen, aan de bezoekers wordt dit totaalpakket aangeboden en daar betalen zij voor. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat in de jaren vóór 2019 de yoga en muziekuitvoeringen een substantieel onderdeel van het programma uitmaakten, en dat ook in 2019 op beide dagen zowel aan het begin als aan het eind van de dag de mogelijkheid tot het participeren aan yoga was, en op beide dagen ook aan het eind van de dag een muziekuitvoering werd gegeven. Verder heeft eiseres bevestigd dat een verdeling van 50% (lezingen), 35% (yoga) en 15% (muziekuitvoeringen) in de jaren voorafgaande aan het jaar 2019 van toepassing was. Eiseres heeft aangegeven dat de lezingen in 2019 een veel groter deel van het programma uitmaakten, maar heeft geen, althans onvoldoende, onderbouwing gegeven om te kunnen concluderen dat yoga en muziekuitvoeringen in 2019 slechts bijkomend waren. Zij heeft dit daarmee dus niet aannemelijk gemaakt. De dienst bestaande uit het tegen vergoeding verlenen van toegang tot lezingen, yoga en muziekuitvoeringen moet naar het oordeel van de rechtbank als een dienst sui generis worden gekwalificeerd en komt niet in aanmerking voor het verlaagde tarief.
20. De stelling van eiseres dat de diensten bestaande uit het deelnemen aan yoga en het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen kunnen worden onderscheiden van het toegang verlenen tot de lezingen en als zodanig kwalificeren voor toepassing van het verlaagde tarief wordt door de rechtbank verworpen. Eiseres heeft haar standpunt dat haar diensten aan afnemers kunnen worden gesplitst in drie te onderscheiden prestaties, namelijk toegang tot lezingen, toegang tot yoga en toegang tot muziekuitvoeringen, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder niet aannemelijk gemaakt. Tegen één en dezelfde vergoeding wordt bij de [evenement 1] het totaal aan diensten (lezingen, yoga en muziekuitvoeringen) aangeboden, en deze worden door eiseres ook als met elkaar samenhangend gepresenteerd. Afnemers zijn volledig vrij in de keuze welke van de aangeboden diensten zij gebruiken en dit kan voor iedere afnemer ook anders zijn. Splitsing van de prestatie in drie te onderscheiden prestaties zou gelet daarop kunstmatig zijn. Er is derhalve sprake van één prestatie, en zoals hiervoor is overwogen, moet die als prestatie als een dienst sui generis worden gekwalificeerd.
21. Gelet hierop heeft eiseres dan ook geen recht op de toepassing van het verlaagde tarief op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB en post b14, letter d, van Tabel I behorende bij de Wet OB voor de [evenement 1] .
[evenement 2]
22. Ter zitting is als door verweerder niet, althans onvoldoende weersproken, vast komen te staan dat het dagprogramma van [evenement 2] alleen een serie lezingen inhoudt, en dat ook wat betreft de vermelde workshops sprake is van lezingen, nu de sprekers in deze workshops verdiepende voordrachten geven over thema’s die in de plenaire zaal zijn besproken en hun persoonlijke ervaringen in dat kader. De lezingen zijn gericht op filosofie, wijsheid, duurzaamheid, welbevinden en meditatie, en dus van wetenschappelijk-filosofische aard. Zij hebben niet het karakter van een (intensieve) cursus, gericht op het bestuderen, bespreken en oplossen van praktische vraagstukken en problemen. Dat aan het eind van iedere voordracht vragen kunnen worden gesteld, doet daar niet aan af. Verweerder heeft zijn stelling dat sprake zou zijn van een dienst sui generis niet verder onderbouwd, en deze stelling gaat ook niet op mede gelet op hetgeen eiseres, en niet althans onvoldoende weersproken door verweerder, heeft gesteld ten aanzien van de inhoud en aard van het programma.
23. Gelet hierop heeft eiseres dan ook recht op de toepassing van het verlaagde tarief op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB en post b14, letter d, van Tabel I behorende bij de Wet OB voor de [evenement 2] . Nu verweerder de berekening van eiseres niet heeft betwist zal de rechtbank voor het bedrag van de teruggaven omzetbelasting aansluiten bij de berekening van eiseres.
Slotsom
24. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep onder nummer HAA 20/1992 ongegrond, en zijn de beroepen onder de nummers HAA 20/1993 en HAA 20/1994 gegrond, en dienen additionele teruggaven omzetbelasting te worden verleend voor zover dit betreft het toegang verlenen tot [evenement 2] overeenkomstig het subsidiaire standpunt van eiseres.
Proceskosten
25. Verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.026 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het hoorgesprek, met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748 en een factor 1 voor het gewicht van de zaak).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep met nummer HAA 20/1992 ongegrond;
- verklaart de beroepen met nummers HAA 20/1993 en HAA 20/1994 gegrond;
- bepaalt dat additionele teruggaven omzetbelasting worden verleend aan eiseres ten bedrage van € 1.602 (tweede kwartaal 2019) en € 3.147 (derde kwartaal 2019);
- vernietigt de uitspraken op bezwaar in zoverre, bepaalt dat die overigens in stand blijven en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van (de vernietigde gedeelten van) de uitspraken op bezwaar als hiervoor genoemd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.026;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, voorzitter, mr. T.N. van Rijn enmr. J. Rakhan, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Doesburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.