Hof Amsterdam, 19-10-2021, nr. 200.260.964/01 en 200.260.967/01
ECLI:NL:GHAMS:2021:3150
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
19-10-2021
- Zaaknummer
200.260.964/01 en 200.260.967/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:3150, Uitspraak, Hof Amsterdam, 19‑10‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:656, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
OR-Updates.nl 2021-0387
Uitspraak 19‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Yukos. Kunnen de beslagleggers verhaal nemen op de beslagen aandelen in Yukos Finance BV? Is Promneftstroy belanghebbende met betrekking tot de aandelen, ook indien zij niet als verkrijger van de aandelen kan worden aangemerkt? Het hof haalt HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3299 aan.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.260.964/01 en 200.260.967/01
zaak- en rolnummers rechtbank Amsterdam : C/13/415603 / HA ZA 08-3565 en
C/13/419369 / HA ZA 09-449
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 oktober 2021
inzake
zaaknummer 200.260.964/01
de rechtspersoon naar buitenlands recht
OOO PROMNEFTSTROY,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
appellante,
advocaat: mr. R.S. Meijer te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
YUKOS CAPITAL LIMITED,
gevestigd te Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.R. Meerdink te Amsterdam.
en
zaaknummer 200.260.967/01
de rechtspersoon naar buitenlands recht
OOO PROMNEFTSTROY,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
appellante,
advocaat: mr. R.S. Meijer te Amsterdam,
tegen
FINANCIAL PERFORMANC HOLDINGS B.V.,
gevestigd Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.R. Meerdink te Amsterdam.
Partijen worden hierna Promneftstroy, Yukos Capital en FPH genoemd.
1. De zaak in het kort
In 2006 heeft de Russische rechter Yukos Oil failliet verklaard. Yukos Capital en FPH stellen dat zij grote vorderingen op Yukos Oil hebben. In verband daarmee hebben zij in 2007 in Nederland conservatoir beslag doen leggen op de door Yukos Oil gehouden aandelen in Yukos Finance B.V. De curator in het Russische faillissement heeft de aandelen niettemin verkocht aan Promneftstroy en handelingen verricht die strekken tot levering van de aandelen aan Promneftstroy. Yukos Oil is opgehouden te bestaan. In dit geding staat de vraag centraal of Yukos Capital en FPH ter voldoening van hun vorderingen verhaal kunnen nemen op de beslagen aandelen.
2. Het geding in hoger beroep
In de zaak met zaaknummer 200.260.964/01 is Promneftstroy bij dagvaarding van 5 maart 2019 in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2018, onder zaak- en rolnummer C/13/419369 / HA ZA 09-449 gewezen tussen Yukos Capital als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verweerster tegen de door de tussenkomende partij ingestelde vorderingen en verweerster in de incidenten, en (onder meer) Promneftstroy als verweerster in conventie, eiseres in reconventie, tussenkomende partij en eiseres in de incidenten.
In de zaak met zaaknummer 200.260.967/01 is Promneftstroy bij dagvaarding van 5 maart 2019 in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2018, onder zaak- en rolnummer C/13/415603 / HA ZA 08-3565 gewezen tussen FPH als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verweerster tegen de door de tussenkomende partij ingestelde vorderingen en verweerster in de incidenten, en (onder meer) Promneftstroy als verweerster in conventie, eiseres in reconventie, tussenkomende partij en eiseres in de incidenten.
Op 18 juni 2019 heeft Promneftstroy beide zaken aangebracht ter griffie van het hof. Op die datum heeft Promneftstroy in beide zaken een (gelijkluidende) incidentele memorie ingediend, houdende een exceptie inzake het ontbreken van rechtsmacht. Bij brief van 17 juni 2019 heeft Promneftstroy in beide zaken de rolraadsheer verzocht deze exceptie voorafgaand aan de hoofdzaak te behandelen. Bij rolbeslissing van 2 juli 2019 heeft de rolraadsheer dat verzoek afgewezen en de beide zaken naar de rol van 13 augustus 2019 verwezen voor memorie van grieven. Daarna is uitstel verleend tot de rol van 10 september 2019.
Op 10 september 2019 heeft Promneftstroy een memorie ingediend, waarin zij ‒ samengevat weergegeven ‒ heeft geconcludeerd dat het hof:
1. het exceptieve verweer in beide zaken gevoegd en eerst en vooraf behandelt;
2. uitstel verleent voor indiening van de memorie van grieven;
3. beslist dat de ten processe bedoelde beslagen zijn vervallen;
4. Yukos Capital en FPH niet-ontvankelijk verklaart in hun vorderingen tegen Promneftstroy;
5. de Nederlandse rechter onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Yukos Capital en FPH;
6. de bestreden vonnissen vernietigt;
7. Yukos Capital en FPH veroordeelt in de kosten van beide instanties; en
8. zijn arrest zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaart.
Op 24 september 2019 hebben Yukos Capital en FPH een memorie van antwoord in de incidenten tot (rol)voeging ingediend.
Bij rolbeslissing van 17 oktober 2019 heeft de rolraadsheer in beide zaken het recht van Promneftstroy om een memorie van grieven in te dienen, vervallen verklaard, bepaald dat de beide zaken op de rol bij elkaar worden gehouden door middel van rolvoeging en beide zaken verwezen naar de rol van 3 december 2019 voor memorie van antwoord. Daarna is uitstel verleend tot de rol van 14 januari 2020.
Op 14 januari 2020 hebben Yukos Capital en FPH een memorie van antwoord ingediend, waarin zij ‒ samengevat weergegeven ‒ hebben geconcludeerd dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Promneftstroy niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, althans dit ongegrond zal verklaren;
2. de bestreden vonnissen zal bekrachtigen;
3. Promneftstroy zal veroordelen in de proceskosten, met nakosten en rente.
Ten slotte hebben Yukos Capital en FPH arrest gevraagd.
3. Feiten
In deze beide zaken is tussentijds cassatieberoep ingesteld geweest. Dat heeft geleid tot het arrest HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3299. De Hoge Raad is uitgegaan van de feiten die hij onder 3.1 van dat arrest heeft genoemd. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis met zaak- en rolnummer C/13/419369 / HA ZA 09-449 onder 2.1 tot en met 2.40 de feiten vastgesteld die zij in die zaak tot uitgangspunt heeft genomen. In het bestreden vonnis met zaak- en rolnummer C/13/4153603 / HA ZA 08-3565 heeft zij onder 2.1 tot en met 2.28 de feiten vastgesteld die zij in die zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Al deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen het hof tot uitgangspunt (steeds in de eigen zaak). Samengevat en aangevuld met andere vaststaande feiten komen de feiten in beide zaken op het volgende neer.
3.1
Yukos Capital is rechtsopvolger van de rechtspersoon naar buitenlands recht Yukos Capital S.à.r.l. Die rechtspersoon wordt hierna ook Yukos Capital genoemd.
FPH is rechtsopvolger van de rechtspersoon naar buitenlands recht Glendale Group (Luxembourg) S.à.r.l. en van de rechtspersoon naar buitenlands recht Glendale Group Limited. Die rechtspersonen worden hierna ook FPH genoemd.
3.2
Bij vonnis van 1 augustus 2006 heeft de rechtbank te Moskou de rechtspersoon naar Russisch recht Yukos Oil Corporation (hierna: Yukos Oil) in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van [X] tot curator (hierna: de curator).
3.3
Bij verzoekschrift van 9 augustus 2007 heeft Yukos Capital de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam verzocht haar verlof te verlenen om ten laste van Yukos Oil beslag te leggen op de door deze gehouden aandelen in het kapitaal van Yukos Finance B.V. te Amsterdam (hierna: Yukos Finance).
3.4
Bij verzoekschrift van 13 augustus 2007 heeft FPH hetzelfde gedaan, met dien verstande dat zij tevens verlof heeft gevraagd om ten laste van Yukos Oil beslag te leggen op, kort gezegd, vorderingen van Yukos Oil op Yukos Finance alsmede op aan Yukos Oil toebehorende roerende zaken (niet-registergoederen) die onder Yukos Finance mochten berusten.
3.5
De voorzieningenrechter heeft de gevraagde verloven respectievelijk op 9 augustus 2007 en op 14 augustus 2007 verleend.
3.6
Op respectievelijk 10 augustus 2007 en 14 augustus 2007 hebben Yukos Capital en FPH de hiervoor genoemde beslagen gelegd. Op 17 augustus 2007 hebben zij deze beslagen aan Yukos Oil doen overbetekenen, althans getracht dat te doen.
3.7
Op 20 augustus 2007 heeft de curator de door Yukos Oil gehouden aandelen in Yukos Finance verkocht aan Promneftstroy. De tot levering van deze aandelen strekkende notariële akte is op 10 september 2007 verleden ten overstaan van een notaris te Amsterdam.
3.8
Bij vonnis van 15 november 2007 heeft de rechtbank te Moskou beslist dat het faillissement van Yukos Oil is geëindigd. Dat vonnis is door de curator op 21 november 2007 ingeschreven in het daartoe bestemde Russische register.
3.9
Bij dagvaarding van 24 januari 2008 is FPH bij de rechtbank Amsterdam een procedure tegen Yukos Oil begonnen. Yukos Capital heeft hetzelfde gedaan bij dagvaarding van 30 juni 2008. Beide procedures zijn aangevangen binnen de daartoe door de voorzieningenrechter gestelde termijn (die tussentijds door de voorzieningenrechter was verlengd).
3.10
FPH heeft van Yukos Oil betaling van (afgerond) RUR 46,3 miljard gevorderd. Yukos Capital heeft van Yukos Oil betaling van (afgerond) USD 355 miljoen en RUR 79,3 miljard gevorderd.
3.11
In beide procedures heeft Promneftstroy gevorderd als tussenkomende partij te worden toegelaten. De rechtbank heeft deze vordering in beide procedures toegewezen.
3.12
Bij arrest van 9 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1695, heeft het hof in een andere zaak, aangeduid als de “Halloween-procedure”, voor recht verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen in Yukos Finance is geworden. Bij die zaak was Promneftstroy procespartij en waren Yukos Capital en FPH geen procespartij. Het tegen dat arrest ingestelde cassatieberoep is verworpen bij HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:54.
4. Beoordeling
4.1
In het bestreden vonnis met zaak- en rolnummer C/13/419369 / HA ZA 09-449 heeft de rechtbank in conventie (onder meer) voor recht verklaard dat de vordering van Yukos Capital uit de leningsovereenkomsten zoals omschreven in paragraaf 4 van de inleidende dagvaarding tot betaling van USD 355.000.000 plus RUB 79.301.105.902 aan hoofdsom, vermeerderd met de overeengekomen rente en boeterente zoals gespecificeerd in paragraaf 10 van de inleidende dagvaarding, toewijsbaar is, en dat Yukos Capital ter voldoening van die vordering verhaal kan nemen op de door haar beslagen aandelen in Yukos Finance. De vorderingen in reconventie en de vorderingen van Promneftstroy als tussenkomende partij heeft de rechtbank afgewezen.
4.2
In het bestreden vonnis met zaak- en rolnummer C/13/415603 / HA ZA 08-3565 heeft de rechtbank in conventie (onder meer) voor recht verklaard dat de vordering van FPH uit de orderbriefjes genoemd in de overeenkomsten van 12 en 15 maart 2004 en als vermeld in paragraaf 4 van de inleidende dagvaarding tot betaling van RUB 46.294.209.319,00, te vermeerderen met de voor deze orderbriefjes geldende rente vanaf de vervaldatum tot aan de dag van de algehele betaling, toewijsbaar is, en dat FPH ter voldoening van die vordering verhaal kan nemen op de door haar beslagen aandelen in Yukos Finance. De vorderingen in reconventie en de vorderingen van Promneftstroy als tussenkomende partij heeft de rechtbank afgewezen.
4.3
Tegen voornoemde beslissingen van de rechtbank komt Promneftstroy in hoger beroep op.
4.4
Yukos Capital en FPH hebben aangevoerd dat Promneftstroy geen belang heeft bij het hoger beroep en dat Promneftstroy misbruik maakt van de bevoegdheid om hoger beroep in te stellen. Dit betoog faalt. In de bestreden vonnissen heeft de rechtbank voor recht verklaard dat Yukos Capital en FPH verhaal kunnen nemen op de beslagen aandelen in Yukos Finance. Weliswaar heeft dit hof in een andere zaak bij arrest van 9 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1695 voor recht verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen in Yukos Finance is geworden, en is dat arrest onherroepelijk geworden, maar Promneftstroy is van mening dat de Staat der Nederlanden haar daardoor op onrechtmatige wijze haar recht op die aandelen heeft ontnomen. Promneftstroy stelt daarover te hebben geklaagd bij het EHRM. Reeds daarom heeft Promneftstroy voldoende (proces)belang bij het door haar ingestelde hoger beroep in beide zaken. Dat brengt ook mee dat niet kan worden aangenomen dat Promneftstroy misbruik maakt van de bevoegdheid om hoger beroep in te stellen.
4.5
Promneftstroy heeft aangevoerd dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter heeft ontbroken vanaf 21 november 2007, de datum waarop de curator de beslissing van de rechtbank te Moskou dat het faillissement van Yukos Oil is geëindigd, heeft doen inschrijven in het daartoe bestemde Russische register. Promneftstroy heeft daartoe aangevoerd dat door die inschrijving de mogelijkheid verviel om vorderingen tegen Yukos Oil in te stellen, dat daarmee ook de ten laste van Yukos Oil gelegde beslagen vervielen (art. 700 lid 3, laatste volzin Rv) en dat de Nederlandse rechter daarom geen rechtsmacht kan ontlenen aan het feit dat de Nederlandse rechter beslagverlof heeft verleend (art. 767 Rv). Het oordeel van de Hoge Raad in zijn eerdergenoemde arrest van 13 november 2015 maakt dat volgens Promneftstroy niet anders, omdat de Hoge Raad daarin slechts heeft geoordeeld dat de beslaglegger de eis kan instellen of vervolgen tegen de verkrijger, en inmiddels onherroepelijk is geoordeeld dat Promneftstroy de aandelen in Yukos Finance niet verkregen heeft.
4.6
Dit betoog faalt. De Hoge Raad heeft in het meergenoemde arrest onder meer als volgt overwogen:
“3.5.5. (…) Het zou echter niet aanvaardbaar zijn indien de beslaglegger in dat geval, waarin uitgangspunt is dat hij nog onvoldane vorderingen heeft en dat hij deze kan
verhalen op de beslagen goederen, niet de mogelijkheid heeft om zijn recht te vervolgen, enkel als gevolg van het feit dat de rechtspersoon heeft opgehouden te bestaan.
3.5.6.
Aangezien de verkrijger in het hier aan de orde zijnde geval de enig overgebleven belanghebbende is met betrekking tot de goederen en met betrekking tot de vraag of de vorderingen waarvoor het beslag is gelegd, toewijsbaar zijn, moet worden aanvaard dat de beslaglegger in dat geval de eis in de hoofdzaak kan instellen of vervolgen tegen de verkrijger, in een daartoe aangepaste vorm, inhoudende dat de beslaglegger vordert dat voor recht wordt verklaard dat de vorderingen toewijsbaar zijn en dat hij daarvoor verhaal kan nemen op de goederen waarop het beslag rust. Art. 700 lid 3 Rv dient voor het hier aan de orde zijnde geval dan ook in die zin te worden uitgelegd.”
4.7
Indien de redenering van Promneftstroy zou worden gevolgd, zou dat tot gevolg hebben dat Yukos Capital en FPH als beslagleggers, ondanks het uitgangspunt dat zij nog onvoldane vorderingen op Yukos Oil hebben en dat zij deze kunnen verhalen op de beslagen aandelen, niet de mogelijkheid hebben om hun recht te vervolgen, enkel als gevolg van het feit dat Yukos Oil heeft opgehouden te bestaan. Zoals de Hoge Raad onder 3.5.5 heeft overwogen, is dat gevolg niet aanvaardbaar.
4.8
De curator heeft de aandelen verkocht aan Promneftstroy. Er is een akte verleden die strekte tot levering van de aandelen aan Promneftstroy. Promneftstroy is in de procedure tussengekomen en heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de aandelen heeft verkregen. Zij is van mening dat de Staat der Nederlanden haar op onrechtmatige wijze haar recht op de aandelen heeft ontnomen. Promneftstroy stelt dat zij daarover heeft geklaagd bij het EHRM. Gelet op die omstandigheden moet Promneftstroy worden aangemerkt als belanghebbende met betrekking tot de aandelen als bedoeld in 3.5.6, eerste volzin, van het arrest van de Hoge Raad. Die hoedanigheid van belanghebbende heeft zij ook indien zij geen rechthebbende op de aandelen in Yukos Finance is geworden en dus niet als verkrijger van de aandelen kan worden aangemerkt (maar slechts als pretens verkrijger). Zij is als belanghebbende ook de enig overgeblevene als bedoeld in die overweging van de Hoge Raad. Hetgeen de Hoge Raad in het vervolg van die overweging heeft aanvaard ten aanzien van de verkrijger, moet daarom ook ten aanzien van Promneftstroy worden aanvaard, indien zij niet als verkrijger kan worden aangemerkt.
4.9
In 3.6.1 heeft de Hoge Raad als volgt overwogen:
“3.6.1. Uit het hiervoor in 3.5.1-3.5.8 overwogene volgt dat Glendale en Yukos Capital de eis in de hoofdzaak op de hiervoor weergegeven wijze hadden moeten instellen tegen Promneftstroy. Nu dit niet als zodanig uit de wet volgt en dit niet eerder is beslist, behoefden zij daarmee echter geen rekening te houden. Aan hen zou daarom de gelegenheid moeten worden gegeven om Promneftstroy op de voet van art. 118 Rv alsnog in het geding te roepen voor genoemd doel. Aangezien Promneftstroy als tussenkomende partij reeds in het geding is, is een dergelijke oproep in deze procedure echter niet meer nodig. Glendale en Yukos Capital zullen in het vervolg van de procedure bij de rechtbank hun vorderingen tegen Promneftstroy kunnen richten in de hiervoor in 3.5.6 genoemde, aangepaste vorm.”
4.10
Ook het daar overwogene moet evenzeer worden aanvaard, indien Promneftstroy niet als verkrijger kan worden aangemerkt. Daarom brengt het bepaalde in art. 700 lid 3 Rv, waaraan de Hoge Raad aan het slot van 3.5.6 een uitleg heeft gegeven, in dit geval niet mee dat de beslagen als vervallen moeten worden beschouwd. Gelet daarop moet ook thans nog worden aangenomen dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op grond van art. 676 Rv.
4.11
Voor het geval het hof zou oordelen dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, heeft Promneftstroy verzocht alsnog in de gelegenheid te worden gesteld een memorie van grieven in te dienen, ook al heeft de rolraadsheer het recht daartoe vervallen verklaard. Het hof ziet daar geen aanleiding voor (vergelijk: HR 24 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7671, onder 3.6).
4.12
Nu Promneftstroy geen grieven heeft ingediend en het recht om dat te doen, is vervallen, zal zij in beide zaken niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep. Zij zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
5. Beslissing
Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.260.964/01
verklaart Promneftstroy niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt Promneftstroy in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Yukos Capital begroot op € 5.382,00 aan verschotten en € 2.852,50 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak met zaaknummer 200.260.967/01
verklaart Promneftstroy niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt Promneftstroy in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van FPH begroot op € 5.382,00 aan verschotten en € 2.852,50 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, G.C.C. Lewin en J.W.M. Tromp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021.