RBP 2023/16
Dwingende bewijskracht. Heeft een verklaring waarin een partij diefstal van cryptomunten erkent, dwingende bewijskracht, ook als die verklaring (mede) ten grondslag ligt aan een verbintenis tot betaling van een geldsom?
HR 25-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1725
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 november 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/03960
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- JCDI
JCDI:ADS689037:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Informatierecht / ICT
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1725, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑11‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:654, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 01‑07‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑11‑2021
- Wetingang
Essentie
Dwingende bewijskracht. Tegenbewijs.
Heeft een verklaring waarin een partij diefstal van cryptomunten erkent dwingende bewijskracht, ook als die verklaring (mede) ten grondslag ligt aan een verbintenis tot betaling van een geldsom? Had het hof de desbetreffende partij moeten toelaten tot het leveren van tegenbewijs?
Samenvatting
Een tandarts vordert in deze procedure onder meer een verklaring voor recht dat een IT-dienstverlener die voor hem heeft gewerkt, jegens hem aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad en schadevergoeding verschuldigd is. De tandarts stelt daartoe dat de IT-dienstverlener meerdere cryptovaluta van hem heeft gestolen.
Geconfronteerd met de bevindingen van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.