Einde inhoudsopgave
Scheepvaartverkeerswet
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1998
- Bronpublicatie:
10-04-1997, Stb. 1997, 200 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 24753)
- Inwerkingtreding
01-04-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-03-1998, Stb. 1998, 173 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Vervoersrecht / Binnenvaart
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Op de eerste vordering van een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering is degene die op een scheepvaartweg een varend schip voert of stuurt, dan wel als loods aan boord van een zodanig schip de kapitein of de verkeersdeelnemer adviseert over de te voeren navigatie, verplicht zijn medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht en daartoe volgens door die opsporingsambtenaar te geven aanwijzingen ademlucht te blazen in een door die opsporingsambtenaar aangewezen apparaat.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die aanstalten maakt een schip dat op een scheepvaartweg voor vertrek gereed ligt, te gaan voeren of sturen, dan wel als loods aan boord van een zodanig schip de kapitein of de verkeersdeelnemer over de te voeren navigatie te gaan adviseren.