Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 164 Verlies bij wanbetaling (Loss Given Default — LGD)
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Instellingen verstrekken eigen ramingen van LGD’s, met inachtneming van de vereisten van afdeling 6 van dit hoofdstuk en met toestemming van de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 143. Voor het verwateringsrisico van gekochte kortlopende vorderingen wordt een LGD-waarde van 100 % gebruikt. Indien een instelling haar EL-ramingen voor het verwateringsrisico van gekochte kortlopende vorderingen op betrouwbare wijze kan uitsplitsen in PD’s en LGD’s, mag de instelling haar eigen LGD-ramingen gebruiken.
2.
Instellingen die op grond van artikel 143 eigen LGD-ramingen gebruiken voor vergelijkbare directe blootstellingen met betrekking tot de protectiegever, mogen de niet-volgestorte kredietprotectie overeenkomstig artikel 183 in aanmerking nemen in de LGD.
3.
Vervallen.
4.
Uitsluitend voor het berekenen van risicogewogen posten en verwachte verliesposten voor blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen overeenkomstig 154, lid 1, punt ii), artikel 157, en artikel 158, leden 1, 5 en 10, onderschrijden de voor elke blootstelling als input voor de formules voor risicogewogen posten en verwacht verlies gebruikte LGD-waarden niet de in tabel 1 vastgelegde LGD-input floor-waarden, berekend overeenkomstig lid 4 bis van dit artikel:
LGD-input floors (LGDfloor) voor blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen | |||
---|---|---|---|
Blootstelling zonder FCP (LGDU-floor) | Blootstelling gedekt door FCP (LGDS-floor) | ||
Door niet-zakelijk onroerend goed gedekte blootstelling m.b.t. particulieren en kleine partijen | (n.v.t.) | Door niet-zakelijk onroerend goed gedekte blootstelling m.b.t. particulieren en kleine partijen | 5 % |
QRRE | 50 % | QRRE | n.v.t. |
Andere blootstelling m.b.t. particulieren en kleine partijen | 30 % | Andere door financiële zekerheden gedekte blootstelling m.b.t. particulieren en kleine partijen | 0 % |
Andere door kortlopende vorderingen gedekte blootstelling m.b.t. particulieren en kleine partijen | 10 % | ||
Andere door niet-zakelijk onroerend goed of zakelijk onroerend goed gedekte blootstelling m.b.t. particulieren en kleine partijen | 10 % | ||
Door andere fysieke zekerheden gedekte blootstelling m.b.t. particulieren en kleine partijen | 15 % |
4 bis.
Voor de toepassing van lid 4 is het volgende van toepassing:
- a)
LGD-input floors uit lid 4, tabel 1, zijn van toepassing voor door volgestorte kredietprotectie gedekte blootstellingen indien de volgestorte kredietprotectie overeenkomstig dit hoofdstuk toelaatbaar is;
- b)
met uitzondering van door niet-zakelijk onroerend goed gedekte blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen zijn de LGD-input floors uit lid 4, tabel 1, van dit artikel van toepassing op volledig door volgestorte kredietprotectie gedekte blootstellingen indien de waarde van de volgestorte kredietprotectie, na toepassing van de desbetreffende volatiliteitsaanpassing overeenkomstig artikel 230, gelijk is aan of groter is dan de blootstellingswaarde van de onderliggende blootstelling; voor de toepassing van de desbetreffende betrokken aanpassingen Hc en Hfx, overeenkomstig artikel 230, is volgestorte kredietprotectie toelaatbaar op grond van dit hoofdstuk;
- c)
met uitzondering van door niet-zakelijk onroerend goed gedekte blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen wordt de toepasselijke LGD-input floor voor een gedeeltelijk door volgestorte kredietprotectie gedekte blootstelling berekend volgens de formule uit artikel 161, lid 6;
- d)
voor door niet-zakelijk onroerend goed gedekte blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen wordt de toepasselijke LGD-input floor vastgesteld op 5 %, ongeacht de omvang van de door het niet-zakelijke onroerend goed gestelde zekerheid.
5.
De lidstaten wijzen een autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de toepassing van lid 6. Deze autoriteit is de bevoegde autoriteit of de aangewezen autoriteit.
Indien de autoriteit die voor de toepassing van dit artikel door de lidstaat is aangewezen, de bevoegde autoriteit is, zorgt deze ervoor dat de relevante nationale instanties en autoriteiten met een macroprudentieel mandaat voldoende worden geïnformeerd over het voornemen van de bevoegde autoriteit om van dit artikel gebruik te maken, en op passende wijze worden betrokken bij de beoordeling van zorgpunten met betrekking tot de financiële stabiliteit in haar lidstaat, overeenkomstig lid 6.
Indien de autoriteit die voor de toepassing van dit artikel door de lidstaat is aangewezen, een andere dan de bevoegde autoriteit is, neemt de lidstaat de nodige maatregelen om, met het oog op de correcte toepassing van dit artikel, te zorgen voor goede coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteit en de aangewezen autoriteit. De autoriteiten dienen met name nauw samen te werken en alle informatie uit te wisselen die nodig kan zijn voor de juiste uitvoering, door de aangewezen autoriteit, van haar verplichtingen op grond van dit artikel. In het kader van deze samenwerking wordt getracht elke vorm van overlappend of inconsistent optreden van de bevoegde autoriteit en de aangewezen autoriteit te vermijden, en naar behoren rekening te houden met de interactie met andere maatregelen, met name maatregelen krachtens artikel 458 van deze verordening en artikel 133 van Richtlijn 2013/36/EU.
6.
Op basis van de gegevens die krachtens artikel 430 bis zijn verzameld en van eventuele andere relevante indicatoren, en rekening houdend met de toekomstige ontwikkelingen op de markten voor onroerend goed, beoordeelt de overeenkomstig lid 5 van dit artikel aangewezen autoriteit periodiek en ten minste jaarlijks of de in lid 4 van dit artikel bedoelde LGD-input floor-waarden geschikt zijn voor blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen die gedekt zijn door niet-zakelijk onroerend goed of andere blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen die gedekt zijn door niet-zakelijk onroerend goed of zakelijk onroerend goed dat in een of meer delen van het grondgebied van de lidstaat van die autoriteit is gesitueerd.
Indien de overeenkomstig lid 5 aangewezen autoriteit op basis van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde beoordeling tot de conclusie komt dat de LGD-input floor-waarden als bedoeld in lid 4 ontoereikend zijn, en indien zij van oordeel is dat de ontoereikendheid van de LGD-input floor-waarden een negatief effect kan hebben op de huidige of toekomstige financiële stabiliteit in de eigen lidstaat, kan zij hogere LGD-input floor-waarden vaststellen voor de blootstellingen die in een of meer delen van het grondgebied van de lidstaat van die autoriteit zijn gesitueerd. Die hogere LGD-input floor-waarden kunnen ook worden toegepast op het niveau van één of meer onroerendgoedsegmenten van dergelijke blootstellingen.
De overeenkomstig lid 5 aangewezen autoriteit stelt de EBA en het ESRB in kennis voordat zij het in de tweede alinea van dit lid bedoelde besluit neemt. Uiterlijk één maand na ontvangst van bovengenoemde kennisgeving verstrekken de EBA en het ESRB hun advies aan de betrokken lidstaat. De in de tweede alinea van dit lid bedoelde hogere LGD-input floor-waarden worden bekendgemaakt door de EBA en het ESRB.
7.
Indien de overeenkomstig lid 5 aangewezen autoriteit hogere LGD-input floor-waarden vaststelt op grond van lid 6, krijgen de instellingen een overgangsperiode van zes maanden om deze toe te passen.
8.
De EBA stelt, in nauwe samenwerking met het ESRB, ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de omstandigheden waarmee de overeenkomstig lid 5 aangewezen autoriteit rekening moeten houden bij het beoordelen van de toereikendheid van LGD-waarden in het kader van de beoordeling, bedoeld in lid 6.
De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 31 december 2019 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
9.
Het ESRB kan door middel van aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1092/2010, en in nauwe samenwerking met de EBA, aan de overeenkomstig lid 5 van dit artikel aangewezen autoriteiten richtsnoeren verstrekken betreffende het volgende:
- a)
factoren die ‘een negatief effect zouden hebben op de huidige of toekomstige financiële stabiliteit’ als bedoeld in lid 6; en
- b)
indicatieve benchmarks waarmee de overeenkomstig lid 5 aangewezen autoriteit rekening dient te houden bij het vaststellen van de hogere minimumwaarden van het LGD.
10.
De instellingen van een lidstaat passen de door de autoriteiten van een andere lidstaat overeenkomstig lid 6 bepaalde hogere minimumwaarden van het LGD toe op alle overeenkomstige blootstellingen die gedekt zijn door hypotheken op niet-zakelijk onroerend goed of zakelijk onroerend goed dat in één of meerdere delen van die lidstaat is gesitueerd.