Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:31 [Vergunningeisen]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2012
- Bronpublicatie:
22-12-2011, Stb. 2012, 7 (uitgifte: 10-01-2012, kamerstukken: 32786)
- Inwerkingtreding
01-07-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-01-2012, Stb. 2012, 23 (uitgifte: 03-02-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
- a.
artikel 3:8 met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
- b.
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
- c.
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
- d.
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
- e.
artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
- f.
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
- g.
artikel 3:19, eerste lid, met betrekking tot het minimum aantal leden van de raad van commissarissen;
- h.
artikel 3:20 met betrekking tot de rechtsvorm;
- i.
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
- j.
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
- k.
artikel 3:70, eerste lid, met betrekking tot het boekjaar.
2.
Indien de aanvraag een verzekeraar met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, heeft aangevraagd, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.
3.
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder vermelding van de branche of branches waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4.
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, g of k, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.