Zie het proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 3 april 2015, pagina 34 (dossier [naam] ).
HR, 11-04-2023, nr. 21/02736
ECLI:NL:HR:2023:553
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-04-2023
- Zaaknummer
21/02736
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:553, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑04‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2021:1995
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:203
ECLI:NL:PHR:2023:203, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑02‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:553
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑04‑2023
Inhoudsindicatie
Verkrachting (art. 242 Sr) en ontucht (art. 245 jo. 248.3 Sr) van 2 nichtjes van zijn vriendin die geregeld bij hen logeren en oppassen op hun kinderen. Bewijsklachten verkrachting. Heeft verdachte aangeefster ontkleed “ondanks haar verzet” daartegen en opzettelijk situatie gecreëerd zodat hij met aangeefster alleen kon zijn? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/02665.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02736
Datum 11 april 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 juni 2021, nummer 20-003788-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2023.
Conclusie 21‑02‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Zedendelict met minderjarige nichtjes. Falende klacht dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd. De AG adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen (art. 81 RO).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/02736
Zitting 21 februari 2023
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte
Inleiding
- 1.
De verdachte is bij arrest van 28 juni 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 64 maanden, met aftrek van het voorarrest, wegens onder 1 en 2: “1A en 2A steeds: verkrachting, meermalen gepleegd in eendaadse samenloop met 1B en 2B steeds: van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, en met betrekking tot 1A en 1B: althans eenmaal tegen een persoon (bij 1A: tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar) bij wie misbruik is gemaakt van een kwetsbare positie”. Voorts heeft het hof de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gedeeltelijk toegewezen en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr opgelegd, een en ander zoals nader in het bestreden arrest omschreven.
- 2.
Er bestaat samenhang met de zaak 21/02665. Ook in die zaak zal ik vandaag concluderen.
- 3.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel en de bespreking daarvan
4. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 1A in tweeërlei zin ontoereikend is gemotiveerd.
Bewezenverklaring en bewijsoverweging
5. Ten laste van de verdachte is, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, bewezenverklaard dat hij:
“1.
A
hij, meermalen, in de periode van 01 januari 2010 tot en met 01 november 2014 te [plaats] , in elk geval in Nederland, [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum] 1997), telkens door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , immers heeft hij, verdachte, telkens:
- zijn penis in de vagina en/of mond van die [benadeelde 1] gebracht en/of
- een vibrator in de vagina van die [benadeelde 1] gebracht en/of
- die [benadeelde 1] ge(tong)zoend en/of
- de vagina van die [benadeelde 1] gelikt en/of
- vagina en/of billen van die [benadeelde 1] betast en/of
- zichzelf laten aftrekken door die [benadeelde 1] ;
en bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, telkens:
- die [benadeelde 1] naar een bos heeft gebracht en/of
- situaties heeft gecreëerd en/of van gelegenheden gebruik heeft gemaakt waardoor hij, verdachte, alleen kon zijn met die [benadeelde 1] en/of
- die [benadeelde 1] heeft ontkleed en/of
- de enkel(s) van die [benadeelde 1] vast heeft gehouden en/of
- die [benadeelde 1] heeft laten ruiken aan een middel in een potje aanwezig bij verdachte met een bedwelmende en duizeligmakende en spierverslappende werking, en
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat zij niets mocht vertellen en/of
- misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin die [benadeelde 1] zich bevond en/of
- fysiek en/of psychisch en/of feitelijk overwicht op die [benadeelde 1] heeft gehad vanwege het leeftijdsverschil en de afhankelijkheidsrelatie, waardoor die [benadeelde 1] niet, in elk geval onvoldoende in staat is geweest weerstand te bieden aan hem, verdachte, en aldus voor die [benadeelde 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;”
6. Gelet op de omvang van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, volsta ik met het weergeven van bewijsmiddelen, voor zover nodig, bij de bespreking van het middel.
7. Het hof heeft ten aanzien van het bewijs het volgende overwogen (met overneming van voetnoten):
“I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Onder 1A […] is bewezenverklaard dat de verdachte zich jegens [benadeelde 1] […] gedurende enkele jaren heeft schuldig gemaakt aan verkrachting. Voor een bewezenverklaring van verkrachting volgens artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat een verdachte iemand heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De dwang moet dan bestaan uit: (i) geweld of een andere feitelijkheid/feitelijkheden of (ii) bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid/feitelijkheden. Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gesproken wanneer de geweldshandelingen of andere feitelijkheden die van de verdachte uitgaan zijn gericht op het bewerkstelligen van seksueel contact en deze van een zodanig kaliber zijn dat de ander zich daartegen redelijkerwijs niet heeft kunnen verzetten. Met andere woorden, de dwang moet van dien aard zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Of dat het geval is, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Ten tijde van het misbruik was [benadeelde 1] minderjarig (vanaf circa haar 13e – 17e jaar) en minderbegaafd en zocht ze vanwege problemen thuis op diverse momenten een veilige haven bij het gezin van de verdachte. Juist op deze momenten heeft de verdachte situaties gecreëerd of gebruikt gemaakt van de gelegenheden zodat hij met [benadeelde 1] alleen kon zijn en misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie, waarvan het incident in het bos in [plaats] het meest sprekende is. Door [benadeelde 1] voor het seksuele misbruik te laten ruiken aan een bruin-zwart potje met vloeistof, werd haar weerbaarheid nog verder aangetast. Tezamen met de andere bewezenverklaarde elementen zoals haar ontkleden ondanks haar verzet daartegen, maken dat het hof van oordeel is dat [benadeelde 1] door de verdachte zozeer is gedwongen tot het ondergaan van deze seksuele handelingen dat zij zich daartegen redelijkerwijze niet heeft kunnen verzetten.
[…].
II.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit. Daartoe is - op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord - in de kern het volgende aangevoerd:
Volgens de verdediging staat in ieder geval vast dat zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] regelmatig bij de verdachte verbleven. Ze hebben daar geslapen, op de kinderen gepast en verbleven daar vanwege de gezelligheid. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hadden de mogelijkheid om zonder wetenschap van de verdachte de seksattributen onder het bed van de verdachte te onderzoeken/aan te raken. […].
Voorts is volgens de verdediging niet sprake van verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] die afzonderlijk van elkaar en zonder wederzijdse beïnvloeding tot stand zijn gekomen. Er is onderling contact geweest en er was één persoon, te weten [betrokkene 1] , die een grote invloed had op de inhoud van de verklaringen. In de zaak van [benadeelde 1] blijkt namelijk dat [betrokkene 1] op alle belangrijke kernmomenten bij de openbaring van het vermeende misbruik is betrokken terwijl [benadeelde 1] in die periode door [betrokkene 1] seksueel werd misbruikt. Tevens blijkt uit de verklaringen in het dossier dat [benadeelde 2] en [benadeelde 1] onderling gesproken hebben over het vermeende misbruik waarbij [betrokkene 1] wederom een onmiskenbare schakel is geweest. Hij heeft namelijk zelf verklaard dat hetgeen bij [benadeelde 2] zou zijn gebeurd een exacte kopie was van hetgeen bij [benadeelde 1] zou zijn gebeurd. Zowel [betrokkene 1] als [benadeelde 1] hebben wisselend verklaard over het moment van de disclosure van [benadeelde 1] en ten overstaan van wie dat is gebeurd. Dit alles maakt, zo begrijpt het hof de verdediging, de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet betrouwbaar en onbruikbaar zijn voor het bewijs van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten.
De verdediging kan voorts niet met zekerheid stellen dat de e-mail die door [benadeelde 1] zou zijn geschreven vanuit het e-mailadres van [betrokkene 1] ook daadwerkelijk door [benadeelde 1] zelf is geschreven. In de verhoren wordt namelijk tegenstrijdig verklaard omtrent het gebruikte e-mailadres waarmee de mail is verstuurd.
Volgens de verdediging is het bovendien opvallend dat zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] niets hebben verklaard over de duidelijk zichtbare littekens van de verdachte op zijn billen en de grote moedervlek in zijn liesstreek. Dit zijn volgens de verdediging intieme kernmerken van de verdachte die, indien het misbruik zou hebben plaatsgevonden, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zouden moeten zijn opgevallen.
[…]
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
I. Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 1]
Uit de in het dossier aanwezig verklaringen leidt het hof de volgende gang van zaken met betrekking tot de disclosure af.
1. Circa twee/drie maanden vóór 23 maart 2015 heeft [benadeelde 1] slechts in het algemeen tegen [betrokkene 1] gezegd dat ze door de verdachte is misbruikt. Dit leidt het hof onder ander af uit het proces-verbaal informatief gesprek zeden gehouden op 20 maart 2015 waarin [betrokkene 1] heeft verklaard dat ‘ongeveer 2 tot 3 maanden geleden heeft [benadeelde 1] aangegeven dat ze seksueel misbruikt was’.1.Dit wordt bevestigd door [benadeelde 1] zelf in haar e-mail van 23 maart 2015 waarin is vermeld ‘sinds de eerste keer heeft hij mijn bijna elke keer lichamelijk misbruikt en omdat ik bang ben durf ik er met niemand over te praten. Ik heb het twee maanden geleden tegens ons pap verteld.2.Ook de uit de door de onafhankelijke getuige [betrokkene 2] gemaakte samenvatting van het app-verkeer tussen haar en [benadeelde 1] op 13 maart 2015 bevestigt dit. Hierin staat namelijk ' Vader van [benadeelde 1] wil dat [benadeelde 1] alles vertelt over [verdachte] . [benadeelde 1] zegt tegen mij ... wil je het aan papa vertellen.3.Ook hieruit volgt namelijk dat [benadeelde 1] tegen haar vader toen kennelijk enkel nog had gezegd dat ze was misbruikt door de verdachte, maar niet waar dat misbruik uit had bestaan. Tot slot verklaart [benadeelde 1] daarover bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017 ‘De raadsman vraagt of ik toen al met hem over [verdachte] gesproken had, dus voordat ik bij mijn vader ging wonen. Ja. Ik weet niet meer wanneer. De raadsman vraagt waar ik het hem verteld heb. In de auto. De raadsman vraagt of ik het op dat moment al aan iemand anders had verteld. Tegen [betrokkene 2] . De raadsman vraagt mij of zij de eerste was die ik het vertelde. Ja.4.
2. Begin januari 2015 appt [benadeelde 1] aan [betrokkene 3] , de tante van [benadeelde 1] en de vriendin van de verdachte, dat de verdachte haar zou hebben misbruikt. Het hof acht hierbij de door getuige [betrokkene 3] afgelegde verklaring d.d. 15 februari 2016 van belang, namelijk ‘V: Toen wij jou vroegen of jij enig idee had wie er aangifte had gedaan tegen [verdachte] , zei jij [benadeelde 1] . Waarom denk jij dat [benadeelde 1] aangifte gedaan heeft tegen [verdachte] ? A: Omdat zij mij een keer heeft geappt met het verhaal dat [verdachte] haar misbruikt zou hebben. Toen appte zij dat [verdachte] haar misbruikt zou hebben. V: Wanneer was dit? A: Het was de eerste Zumbales na de kerstvakantie, dus dat was op 5 of 7 januari 2015, op een maandag’.5.
3. Op 13 maart 2015 komt [benadeelde 1] ten overstaan van [betrokkene 2] , de leidinggevende van [benadeelde 1] bij de AH, met de inhoudelijke invulling van het beweerdelijke misbruik door de verdachte. Dit blijkt volgens het hof genoegzaam uit de door [betrokkene 2] gemaakte samenvatting van het app-verkeer van belang. Hierin staat namelijk ‘[benadeelde 1] zegt tegen mij... wil jij het aan papa vertellen. Ik heb gezegd dat dat geen goed plan is want als ze aangifte wil doen zal ze ook moeten praten. Dus ik heb haar geadviseerd alles op te schrijven. Ze appt mij het volgende: het is nu inmiddels al 3 jaar bezig en ik heb het nog nooit durven zeggen tegen iemand. Nu weten enkele mensen dat hij me heeft verkracht, geneukt, gebeft en hij heeft alles gedaan. Ik moest ook dingen bij hem doen. Pijpen en zo. Zo een beetje goed? Ik weet ook niet goed hoe ik het moet zeggen. Ik zeg haar dat het goed is. Wanneer was de eerste keer, wanneer de laatste keer en hoe vaak is het ongeveer gebeurd. Zij zegt: Eerste keer is bij hen thuis. Laatste keer is toen ik hun 400 euro heb geleend. Eerst ging ik ieder weekend bij hen slapen en toen is het elke keer gebeurd.6.In deze samenvatting van het appverkeer tussen [benadeelde 1] en [betrokkene 2] wordt bevestigd dat ze het inmiddels in het algemeen tegen enkele mensen heeft gezegd (blijkens bovenstaande: [betrokkene 1] en [betrokkene 3] ) en dat de eerste echte meer inhoudelijke disclosure pas komt tegenover [betrokkene 2] en wel eerst nadat [betrokkene 2] haar daartoe expliciet heeft uitgenodigd. Zo verklaart ook [benadeelde 1] bij de rechter-commissaris: 'De raadsman vraagt of ik het op dat moment al aan iemand anders had verteld. Tegen [betrokkene 2] . De raadsman vraagt mij of zij de eerste was die ik het vertelde. Ja.7.
4. Op 16 maart 2015 heeft [benadeelde 1] aan haar moeder een briefje gegeven waarop stond dat ze door de verdachte is misbruikt. Dit leidt het hof onder ander af uit het proces-verbaal informatief gesprek zeden waarin [betrokkene 1] heeft verklaard dat 'Eerst koos [benadeelde 1] ervoor om het niet aan haar moeder te vertellen. Ze durfde het niet. Vader stimuleerde [benadeelde 1] het allemaal op te schrijven en het briefje dan aan haar moeder te geven. Dit deed [benadeelde 1] .8.Voorts leidt het hof dit af uit de e-mail van [benadeelde 1] waarin is vermeld ‘en pas op 16-3-15 heb ik het tegen ons mam verteld via een briefje.’9.19 Voorts blijkt dit uit de door [benadeelde 1] afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, namelijk 'De raadsman vraagt of ik me kan herinneren dat ik een briefje aan mijn moeder heb gegeven. Ja. Het was een kort briefje. Ik wijs nu naar een memoblaadje.’10.
5. In de week van en vóór vrijdag 20 maart 2015 vertelt [benadeelde 1] in de auto aan [betrokkene 1] voor het eerst iets inhoudelijks over het misbruik door de verdachte. Dit leidt het hof onder ander af uit het proces-verbaal informatief gesprek zeden gehouden op 20 maart 2015 waarin [betrokkene 1] heeft verklaard dat ‘ bracht [betrokkene 4] (hof: de broer van [benadeelde 1] ) naar [betrokkene 3] en ging zelf met [benadeelde 1] een boodschap doen. [benadeelde 1] begon toen plotseling hevig te huilen. Ze vertelde toen dat zij verkracht werd door [verdachte] en daardoor ontmaagd was. [verdachte] zou haar gedrogeerd hebben waardoor ze rustig werd. Het was begonnen op de camping. Toen was [verdachte] dronken en [benadeelde 1] ondersteunde hem toen. Hij stak toen zijn hand in haar broek en begon haar te kussen’ (hof etc.).11.Voorts heeft [benadeelde 1] hierover zelf verklaard bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, namelijk 'De raadsman vraagt waar ik het hem verteld heb. In de auto.’12.
[…]
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat [benadeelde 1] in de kern consistent, gedetailleerd en authentiek heeft verklaard over het seksuele misbruik door de verdachte. Het hof heeft geen enkele reden om aan de inhoud van de voor het bewijs gebruikte verklaring van [benadeelde 1] te twijfelen. De omstandigheid dat tussen haar verklaringen enige verschillen zitten, is voor het hof geen reden om tot een ander oordeel te komen. Die verschillen zijn niet zodanig essentieel dat aan de verklaringen afgelegd door [benadeelde 1] geen geloof kan worden gehecht.
De betrouwbaarheid van haar verklaringen wordt voorts bevestigd in het feit dat haar verklaringen steun vinden in de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Zo hebben de verdachte, [betrokkene 3] en [betrokkene 5] overeenkomstig [benadeelde 1] verklaard over het blijven logeren tijdens de vierdaagse, het logeren bij hen thuis, de aanwezigheid van [benadeelde 1] op de camping en de aanwezigheid van [benadeelde 1] in het bos te [plaats] alwaar zij met de verdachte zou moeten spreken. Voorts is onder de verdachte daadwerkelijk een paarse vibrator en diverse potjes met onder andere poppers in beslaggenomen. Verder verwijst het hof in dit kader op het feit dat ook [benadeelde 2] verklaart dat de verdachte haar voorafgaande aan de seksuele handelingen liet ruiken aan een zwart/bruin potje met vloeistof waar ze duizelig van werd.
[…]
III. Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
[…]
Het verweer dat [benadeelde 1] en [benadeelde 2] over die door de verdachte gebruikte “poppers” hebben kunnen verklaren, omdat de verdachte die in gewone huiselijke kring gebruikte, wordt verworpen. Zowel [benadeelde 1] en [benadeelde 2] verklaren specifiek over het gebruikt van het potje in de context van de seksuele gedragingen. Hierbij heeft [benadeelde 2] ook specifiek verklaard over hoe aan het potje gesnoven moet worden. Voorts hebben [benadeelde 1] en [benadeelde 2] specifiek verklaard over wat de inhoud van het potje deed met hun lichaam, namelijk dat het een bedwelmende, duizeligmakende of spierverslappende werking had. Tot slot neemt het hof hierbij in aanmerking dat de verdachte in eerste instantie het gebruik van het potje heeft ontkend. Pas in een later stadium is de verdachte gekomen met de bovenstaande lezing.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Het hof is van oordeel dat met betrekking tot de onderdelen A en B onder de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.”
Het juridisch kader
8. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Van door een ‘feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ van het slachtoffer als bedoeld in art. 242 Sr kan slechts sprake zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen als hiervoor bedoeld kan sprake zijn als de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in zijn algemeenheid beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.13.
Beoordeling van het middel
9. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaarde dwang in de zin van art. 242 Sr geoordeeld dat [benadeelde 1] ten tijde van het misbruik – vanaf circa haar dertiende tot haar zeventiende jaar – minderjarig was en minderbegaafd, en dat zij vanwege problemen thuis op diverse momenten een veilige haven zocht bij het gezin van de verdachte. Naar het, op de inhoud van de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen gebaseerde, oordeel van het hof heeft de verdachte situaties gecreëerd of gebruik gemaakt van de gelegenheden zodat hij met [benadeelde 1] alleen kon zijn en misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbare positie. Het hof noemt in dat verband het incident in het bos in [plaats] het meest sprekende. Ook wijst het hof erop dat de weerbaarheid van [benadeelde 1] verder werd aangetast door haar te laten ruiken aan een middel in een bruin-zwart potje met vloeistof. Voorts neemt het hof hier expliciet in aanmerking dat de verdachte [benadeelde 1] ontkleedde ondanks haar verzet daartegen. Op grond van deze feiten en omstandigheden is het hof tot het oordeel gekomen dat [benadeelde 1] zozeer is gedwongen tot het ondergaan van de bedoelde seksuele handelingen dat zij zich daartegen redelijkerwijze niet heeft kunnen verzetten.
10. In het middel lees ik twee samenhangende deelklachten: 1. uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet (zonder meer) volgen dat de verdachte [benadeelde 1] heeft ontkleed “ondanks haar verzet” daartegen en 2. uit de bewijsmiddelen kan niet (zonder meer) volgen dat de verdachte opzettelijk een situatie heeft gecreëerd zodat hij met [benadeelde 1] alleen kon zijn.
11. Beide deelklachten missen doel en behoeven gelet op de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen 2, 4, 8 en 14 geen uitvoerige bespreking. Ik citeer uit deze bewijsmiddelen het volgende:
“2. Het e-mailbericht gestuurd vanuit het e-mailadres […] aan verbalisant [verbalisant] d.d. 23 maart 2015 te 12.30 uur met als onderwerp zaaknummer 2015058701 [benadeelde 1] (pagina 38);
omdat ik moeilijk kan praten zet ik alles even op papier, ik hoop dat ik op deze manier mijn boosheid en emotie kwijt kan. het is begonnen op de camping zo 4 jaar geleden ongeveer. [verdachte] was heel erg dronken en kon bijna niet meer op ze benen staan en hij moest naar de wc dus ik ondersteunde hem... en heb buiten gewacht tot die weer terug kwam op de terug weg hielt die me vast dat ik niet weg kon ik wist niet wat ik moest doen hij stopte zijn hand in me broek ik durfde niks te zeggen... hij begon me te zoenen te gelijker tijd met ze hand in me broek... hij zij tegen mijn dat ik tegen niemand iets mocht zeggen dat heb ik toen ook niet gedaan hij zij elke keer dat ik het tegen niemand mocht vertellen.., maar bij deze keer is het niet gebleven, elke keer heeft [verdachte] gelogen tegen me tante dat die moest werken en heeft die de auto ergens anders geparkeerd midden in de nacht en is [verdachte] naar mijn caravan gekomen ik was daar alleen want mama was zwanger dus ze was niet altijd op de camping. sinds deze eerste keer heeft hij mijn bijna elke keer lichamelijk misbruikt en omdat ik bang ben durf ik er met niemand over te praten, ik heb het twee maanden geleden tegen ons pap vertelt, en pas maandag 16-3-15 heb ik het tegen ons mam verteld via een briefje, ik ben een maand lang thuis weg geweest omdat ik ruzie had met mama en toen heb ik bij [betrokkene 3] me tante geslapen [verdachte] is de vriend van me tante en in die tijd dat ik daar ben geweest heeft die me bijna iedere dag lichamelijk misbruikt... hij moest met mijn gaan praten van me tante omdat ik ver heen was ik had geen zin meer in het leven dus moest [verdachte] met mijn gaan praten en zijn we met de auto naar een bos gegaan en zijn we daar gaan praten dat was bij [plaats] ergens in de buurt toen zijn we een stukje gaan lopen en toen zijn we ergens gaan zitten in het bos en heeft die een beetje met mijn proberen te praten en dr na zij die kom we gaan en zijn we verder gelopen en toen heeft die mijn weer lichamelijk misbruikt, ik ging eerst elk weekend bij hun slapen en het werd steeds minder omdat ik van tevoren al bang was dat er weer iets ging gebeuren en nu kom ik er hellemaal niet meer. [verdachte] heeft mijn ontmaagd het deed heel zeer en ik heb toen ook tegen hem gezegd dat ik die het niet moest doen en ik heb al vaker tegen hem gezegd dat ik het niet wilde... maar het dringt denk ik niet tot hem door...
het is de meeste keren bij hun thuis gebeurt me tante sliep toen al of ze was weg... hij heeft ook een keer een vibarator gebruikt dat was bij hun thuis, en hij heeft ook een of ander potje dat moet je snuiven en dat verslapt al je spieren dat heeft die ook bij mijn gedaan...het zat in een potje ik weet niet precies wat het was er stond niks op...
[…]
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2015 (pagina's 53 - 58), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
Ze verklaart dat op een ander moment [benadeelde 1] met [verdachte] moest praten van haar tante. Ze zijn toen naar het bos gereden. In het bos zijn ze op een boomstam gaan zitten en hebben ze samen gepraat. Toen zouden ze terug naar haar tante gaan. [verdachte] bracht haar niet terug maar nam haar verder het bos in. Daar heeft hij haar ook misbruikt.
[…]
Verder met de vragen over het bos verklaart zij op de vraag hoe het was dat hij haar ging neuken verklaart ze verdrietig. Verder verklaart ze dat ze beiden stonden;
Hij uit het potje had gesnoven en [benadeelde 1] zelf ook;
Dat het in een donker potje zat;
Dat je het dekseltje eraf moest draaien;
Dat zij eraan moest snuiven van [verdachte] ;
Dat ze niet wist hoe het rook;
Dat ze daarna duizelig werd;
Dat hij het potje toen in zijn zak stopte;
Dat hij toen haar kleding naar beneden trok;
Dat ze een boxershort en een trainingsbroek droeg;
Dat hij ze naar beneden trok tot aan de enkels;
Dat haar bovenkleding aan bleef;
Dat hij zijn broek ook tot de enkels omlaag deed;
Dat hij haar op een gegeven moment op de grond legde;
Dat hij op zijn knieën voor haar ging zitten;
Dat hij toen met zijn knieën bij haar knieën zat;
(pagina 56)
Dat haar benen door hem omhoog werden getild bij de enkels;
Dat haar benen een beetje uit elkaar waren en een beetje gebogen;
Dat hij haar met zijn piemel neukt in haar vagina;
[…]
Op de vraag hoe het stopte verklaart zij dat dit was toen hij klaarkwam.
Op de vraag wat er dan gebeurde verklaart ze dat hij spuit.
Op de vraag hoe ze dat weet verklaart zij dat hij dit haar vertelde.
Op de vraag wat zij ervan merkte verklaart ze dat hij niet in haar klaar kwam.
Op de vraag waarin dan wel verklaart ze in een condoom. Op de vraag of hij in het condoom in haar spuit verklaart ze ja.
Op de vraag wat er daarna gebeurt verklaart zij aankleden.
Op de vraag wat er met het condoom is gebeurd verklaart ze dat die daar op de grond lag.
Op de vraag wat hij deed als hij geen condoom gebruikte verklaart zij dat hij altijd een condoom heeft gebruikt.
[…]
8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 februari 2016 (pagina’s 149 - 160), inhoudende - zakelijk weergegeven - de afgelegde verklaring van de verdachte;
[…]
V: [benadeelde 1] verklaart dat ze van tante [betrokkene 3] een keer moest praten met jou waarna jullie samen weg zijn gegaan en in een bos onder andere gepraat hebben. Wat kun je daar over vertellen?
A: Ja dat was met de problemen thuis. Er kwam niet veel zinnigs uit. Ze zat alleen maar te janken.
V: Waar jankte ze over?
A: Over de thuissituatie dat het allemaal niet goed ging. Ze had het verband nog om haar pols zitten.”
[…]
14. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 april 2016 (pagina’s 341 - 348), inhoudende - zakelijk weergegeven - de afgelegde verklaring van aangeefster [benadeelde 1]:
[…]
“V: We gaan je beetje helpen. Je hebt verteld dat je in zijn huis was op zijn slaapkamer. Hoe kom jij op die slaapkamer?
A: Hij heeft mij mee naar boven genomen.
V: Dan ben je op die slaapkamer. Wat gebeurt er dan?
A: Hij legde mij op bed.
V: Wat deed jij?
A: Ik wist niet wat ik moest doen, ik deed niks.
V: Hoe zit het dan met jouw kleren?
A: Hij trekt mijn kleren uit. Ik wil dat wel tegenhouden maar ja?
V: Maar hoe is het dan met die kleren?
A: Hij trekt gewoon door.
(pagina 344)
V: En dan?
A:?.
0: getuige valt stil.”
12. Nog daargelaten dat het woord verzet geen onderdeel uitmaakt van de bewezenverklaring, heeft dit woordgebruik in de bewijsoverwegingen van het hof kennelijk, en niet onbegrijpelijk, niet de betekenis van fysiek tegenstribbelen, mochten de stellers van het middel daarop doelen, maar van (innerlijke) weerstand en (psychische) afkeer. Dat daarvan bij [benadeelde 1] sprake was, maak ik op uit zowel bewijsmiddel 4 als uit bewijsmiddel 14. Blijkens bewijsmiddel 4 heeft [benadeelde 1] geschreven dat zij werd misbruikt, dat zij in het bos in [plaats] moest snuiven aan het potje van de verdachte voordat hij haar kleren naar beneden trok en dat zij (vaker) tegen de verdachte had gezegd dat zij het niet wilde. Bewijsmiddel 14 houdt als verklaring van [benadeelde 1] in, dat de verdachte haar kleren uittrok en dat zij dat wel wilde tegenhouden, maar dat de verdachte door bleef trekken.
13. Verder merk ik op dat het hof niet heeft overwogen, noch heeft bewezenverklaard, dat de verdachte opzettelijk situaties heeft gecreëerd om alleen met [benadeelde 1] te kunnen zijn. Overigens blijkt dat opzet wel degelijk uit de voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen. Wat heeft een volwassen man, met poppers en condooms bij de hand, met een minderjarig meisje te zoeken in een bos, waar hij haar verder (dieper) in meeneemt, of in zijn slaapkamer, waar hij haar mee naar toe heeft genomen en waar verder niemand anders is? De bewijsmiddelen geven het antwoord. Zoals het hof aan de hand daarvan op goede gronden heeft vastgesteld, heeft de verdachte onder meer (i) [benadeelde 1] naar een bos gebracht, waar hij alleen met haar kon zijn, en (ii) haar daar op de grond gelegd en haar benen bij de enkels omhoog getild, (iii) in zijn slaapkamer haar kleren uitgetrokken en daarbij door getrokken en een vibrator bij haar gebruikt, (iv) haar meermaals voor de seks laten ruiken aan een middel in een potje met een bedwelmende, duizeligmakende en spierverslappende werking, (v) tegen haar gezegd dat zij niets mocht vertellen, (vi) misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin zij zich bevond, (vii) fysiek en/of psychisch en/of feitelijk overwicht gehad op [benadeelde 1] vanwege het leeftijdsverschil en de afhankelijkheidsrelatie, waardoor zij niet, in elk geval onvoldoende, in staat is geweest weerstand te bieden aan hem en (viii) aldus voor haar een bedreigende situatie doen ontstaan.
14. Het middel faalt evident in beide onderdelen.
Slotsom
15. Beide middelen falen en kunnen met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden afgedaan.
16. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
17. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑02‑2023
Zie hiervoor ook bewijsmiddel 1.
Zie hiervoor ook bewijsmiddel 6.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, inhoudende de afgelegde verklaring van [benadeelde 1] , pagina 1 en 2.
Zie hiervoor bewijsmiddel 7.
Zie hiervoor ook bewijsmiddel 6.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, inhoudende de afgelegde verklaring van [benadeelde 1] , pagina 1 en 2.
Zie het proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 3 april 2015, pagina 34 (dossier [naam] ).
Zie hiervoor ook bewijsmiddel 1.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, inhoudende de afgelegde verklaring van [benadeelde 1] , pagina 2.
Zie het proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 3 april 2015, pagina 34 (dossier [naam] ).
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, inhoudende de afgelegde verklaring van [benadeelde 1] , pagina 1 en 2.
HR 14 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:865, NJ 2022/232 en HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494, NJ 2013/427.