NJ 2013/427
Handelingen vóór tenlastegelegde periode. Inspelen op devotie/godvruchtigheid slachtoffer als feitelijkheid cfm. art. 242 Sr.
HR 27-08-2013, ECLI:NL:HR:2013:494
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 augustus 2013
- Magistraten
Mrs. W.A.M. Van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
11/02203
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- JCDI
JCDI:ADS96959:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:494, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑08‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:415, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑04‑2012
- Wetingang
Art. 242 Sr
Essentie
Verkrachting. Het hof heeft vastgesteld dat in de gegeven omstandigheden de verdachte een psychisch en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht had op het slachtoffer en (meermalen) heeft ingespeeld op haar devotie of godvruchtigheid, hetgeen een zodanige psychische druk opleverde dat het voor het slachtoffer zo moeilijk was om zich aan de bewezenverklaarde handelingen te onttrekken, dat sprake was van door de verdachte uitgeoefende dwang. Dit oordeel geeft geen blijk van verkeerde uitleg van begrip andere feitelijkheid als bedoeld in art. 242 Sr. Bij het bewijs dat in de tenlastegelegde periode sprake was van dwang als bewezen is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.