Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/2.4
2.4 Forumkeuze onder de EEX-verordening
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS389544:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie Kuypers 2008, p. 389 e.v., p. 402 e.v.
Zo ook Kuypers 2008, p. 404-405.
HvJ EG 10 maart 1992, NJ 1996, 279 (Duffryn/Petereit), r.o. 13-14.
HvJ EG 3 juli 1997, NJ 1999, 681, m.nt. PV (Benincasa/Dentalkit), r.o. 25.
HvJ EG 9 december 2003, NJ 2007,151, m.nt. P. Vlas (Gasser/MISAT), r.o. 48.
HvJ EG 9 december 2003, NJ 2007,151, m.nt. P. Vlas (Gasser/MISAT), r.o. 51.
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, COM(2010)748, p. 10.
Hess, Pfeiffer & Schlosser 2007, p. 159, nr. 376.
Bell 2003, p. 290 lijkt er bijv. wel van uit te gaan dat Benincasa/Dentalkit meebrengt dat de geldigheid volledig aan de hand van de EEX-regeling dient te worden beoordeeld. Ook A-G Strikwerda lijkt in principe deze mening toegedaan, maar meent wel dat het Hof van Justitie nog een zekere ruimte laat voor toepassing van nationaal recht bij de beoordeling van de vraag of aan het vereiste van overeenstemming is voldaan; zie zijn conclusie voor HR 16 mei 2008, RvdW 2008, 525 (Pentamedia/New Skies), nr. 22; zie ook Hof Amsterdam 13 januari 2009, NJF 2009,118, r.o. 4.7. Volgens Gaudemet-Tallon 2010, p. 141, nr. 152 moet worden afgewacht of het Hof van Justitie deze visie inderdaad bevestigt; Vlas daarentegen schrijft in zijn noot onder Benincasa/ Dentalkit dat het Hof zich niet uitlaat over de vraag welk recht de geldigheid van de forumkeuze zelf beheerst. Dit moet naar zijn mening worden bepaald aan de hand van het IPR van de geadieerde rechter; Noot Vlas bij HvJ EG 3 juli 1997, NJ 1999, 681, m.nt. PV (Benincasa/Dentalkit), nr. 3; Burgerlijke rechtsvordering, P. Vlas, art. 23 EEX-Vo, aant. 7.1.
Zo ook Burgerlijke rechtsvordering, P. Vlas, art. 23 EEX-Vo, aant. 1; Strikwerda 2008, p. 259.
HvJ EG 24 juni 1981, NJ 1981,546, m.nt. JCS (Elefanten Schuh/Jacqmain), r.o. 24-26; HvJ EG 16 maart 1999, nr. C-159/97, NJ 2001,116, m.nt. PV (Castelletti/Trumpy), r.o. 34-38.
HvJ EG 16 maart 1999, nr. C-159/97, NJ 2001,116, m.nt. PV (Castelletti/Trumpy), r.o. 48-49.
Zie, met verwijzing naar jurisprudentie, Kuypers 2008, p. 925, 926; Pontier & Burg 2004, p. 69 e.v. Zie o.a. HvJ EG 1 maart 2005, NJ 2007, 369, m.nt. P. Vlas (Owusu/Jackson), r.o. 38-41; HvJ EG 9 december 2003, NJ 2007, 151, m.nt. P. Vlas (Gasser/MISAT), r.o. 51, 72; HvJ EG 16 maart 1999, NJ 2001, 116, m.nt. PV (Castelletti/Trumpy), r.o. 48; HvJ EG 3 juli 1997, NJ 1999, 681, m.nt. PV (Benincasa/Dentalkit), r.o. 27-29.
HvJ EG 1 maart 2005, NJ2007, 369, m.nt. P. Vlas (Owusu/Jackson), r.o. 43.
HvJ EG 16 maart 1999, NJ 2001,116, m.nt. PV (Castelletti/Trumpy), r.o. 34,46-50; HvJ EG 3 juli 1997, NJ 1999, 681, m.nt. PV (Benincasa/Dentalkit), r.o. 27-29; zie ook Pontier & Burg 2004, p. 108,143.
Tot uitgangspunt is genomen dat procesovereenkomsten geheel beheerst worden door het procesrecht, terwijl het burgerlijk recht analoog kan worden toegepast. Het is de vraag wat in dit verband heeft te gelden voor overeenkomsten tot forumkeuze die worden beheerst door de EEX-verordening. Houdt ook de EEX in dat met betrekking tot bepaalde vragen teruggegrepen dient te worden op het burgerlijk recht van een bepaalde staat? Of regelt de EEX alle vragen die zich rond de forumkeuze kunnen voordoen uitputtend?
Verdedigd is wel dat de overeenkomst tot forumkeuze in haar geheel wordt beheerst door de EEX-regeling, en dat er dus geen ruimte is voor toepassing van nationale bepalingen van burgerlijk recht.1 Voordeel van een dergelijke benadering is dat hierdoor een uniforme rechtstoepassing zo veel mogelijk wordt gewaarborgd. Elke EEX-staat kent een eigen stelsel van burgerlijk recht, zodat toepassing hiervan al snel tot verschillende resultaten kan leiden.2 Nadeel van een dergelijke benadering is dat de EEX-regeling zich over vele vragen niet uitlaat. Als niet kan worden teruggegrepen op het recht van een bepaalde staat, is onduidelijk welke normen wel moeten worden gehanteerd.
Met name uit de arresten Duffryn/Petereit, Benincasa/Dentalkit en Gasser/MISAT zou kunnen worden afgeleid dat de EEX volgens het Hof van Justitie geen ruimte laat voor toepassing van nationaal recht. In het arrest Duffryn/Petereit oordeelde het Hof dat het begrip 'overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter' autonoom dient te worden uitgelegd. Hierdoor zou een zo groot mogelijke uniformiteit van de uit de EEX-regeling voortvloeiende rechten en verplichtingen worden verzekerd.3 Het is echter onduidelijk of het Hof van Justitie hiermee wel bedoelde dat alle aspecten van de overeenkomst autonoom dienen te worden uitgelegd, dus ook de vraag naar wilsovereenstemming of wilsgebreken. Het arrest Benincasa/Dentalkit geeft een aanwijzing dat dit inderdaad de juiste interpretatie is. In dit arrest bepaalde het Hof van Justitie dat de geldigheid van het forumkeuzebeding los moet worden beoordeeld van de geldigheid van de overeenkomst waarvan het beding deel uitmaakt. Het Hof overwoog:
‘Een bevoegdheidsbeding, dat een procedurele functie heeft, wordt beheerst door de bepalingen van het Executieverdrag, dat tot doel heeft eenvormige regels voor de internationale rechterlijke bevoegdheid in het leven te roepen. Daarentegen zijn de materiële bepalingen van de hoofdovereenkomst waarin het beding is opgenomen, alsmede elke betwisting betreffende de geldigheid daarvan, onderworpen aan de lex causae, die wordt bepaald door het internationaal privaatrecht van de staat van de aangezochte rechter.'4
Het lijkt erop dat volgens het Hof een bevoegdheidsbeding enkel wordt beheerst door de bepalingen van het Executieverdrag. Ook uit het arrest Gasser/MISAT lijkt dit te volgen. In deze zaak ging het om de vraag wie de geldigheid van een overeenkomst tot forumkeuze dient te beoordelen: de als eerst aangezochte rechter, of het gerecht dat in de forumkeuze als bevoegd wordt aangewezen? De regering van het Verenigd Koninkrijk betoogde dat het aan dit laatste gerecht is om de geldigheid te boordelen, omdat het aangewezen gerecht in het algemeen beter in staat zou zijn om zich over de werking van het beding uit te spreken voor zover dit beding wordt beheerst door zijn 'eigen' materiële recht. Deze redenering wordt niet door het Hof gevolgd:
‘Bovendien is het laatst aangezochte gerecht in geen geval beter dan het eerst aangezochte gerecht in staat om te beoordelen, of dit laatste al dan niet bevoegd is. Die bevoegdheid wordt immers rechtstreeks bepaald door de regels van het Executieverdrag, die voor de twee gerechten gelijkelijk gelden en door elk van hen met hetzelfde gezag kunnen worden uitgelegd en toegepast (... ).'5
Verderop in het arrest merkt het Hof nog terloops op dat het begrip 'forumkeuzebe-ding' als een autonoom begrip moet worden aangemerkt en uitsluitend aan de vereisten van artikel 17 EEX-Verdrag (artikel 23 EEX-Vo) moet worden getoetst.6 Het lijkt er dus niet op dat het Hof ruimte laat voor toepassing van het materiële recht van een bepaalde staat.
Daar staat tegenover dat in het voorstel tot aanpassing van de EEX-verordening van een andere opvatting wordt uitgegaan. Het voorgestelde nieuwe artikel 23 EEX-Vo bepaalt dat indien partijen een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen, dit gerecht of deze gerechten bevoegd zijn, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat substantieel nietig is. Naar toekomstig recht staat dus vast dat er wel degelijk ruimte is voor toepassing van nationaal recht.
De vraag is of hieruit niet moet worden afgeleid dat dit ook reeds geldt naar huidig recht. Doel van de aanpassing van artikel 23 EEX-Vo is om een geharmoniseerde regel te geven voor de vraag welk nationaal recht toegepast dient te worden.7 Uitgangspunt van het voorstel is dus dat er ruimte is voor toepassing van nationaal recht. In een rapport ter voorbereiding van het voorstel wordt opgemerkt dat, hoewel artikel 23 EEX-Vo op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie weinig ruimte lijkt te laten voor toepassing van nationaal recht, in de praktijk lidstaten vaak wel refereren aan nationaal recht.8 Daarnaast bestaat in de literatuur verschil van mening of op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie wel geconcludeerd moet worden dat geen ruimte is voor toepassing van het recht van de lidstaten.9
Tegen deze achtergrond moet worden aangenomen dat ook naar huidig recht de overeenkomst tot forumkeuze niet uitputtend wordt beheerst door de EEX, maar dat kan worden teruggegrepen op nationaal recht. Hiervoor komt, in anticipatie op de inwerkingtreding van het voorstel, het recht van de lidstaat van het in de forumkeuze aangewezen gerecht in aanmerking.
Hoewel kan worden aangenomen dat de EEX-verordening ruimte laat voor toepassing van nationaal recht, is daarmee nog niet de vraag beantwoord welke ruimte de EEX-verordening laat. Naar mijn mening is deze ruimte zeer gering. Het Hof van Justitie lijkt de toepassing van regels van nationaal recht in het kader van artikel 23 EEX-Vo zo veel mogelijk te willen beperken. Zo kan uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie worden afgeleid dat aan een forumkeuze geen nadere eisen mogen worden gesteld dan in de verordening gegeven.10 Het staat lidstaten bijvoorbeeld, mede gezien het belang van de rechtszekerheid, niet vrij om andere vormvoorschriften voor te schrijven dan in de EEX-regeling worden genoemd.11 Ook de keuze van het aangewezen gerecht kan volgens het Hof van Justitie slechts aan de vereisten van de EEX-regeling worden getoetst.12 Duidelijk is verder dat het Hof van Justitie in het kader van de EEX grote waarde aan rechtszekerheid hecht.13 Het Hof acht een uniforme toepassing van de bevoegdheidsregels van belang.14 Met betrekking tot artikel 23 EEX-Vo benadrukt het Hof van Justitie dat de rechter zich gemakkelijk over zijn bevoegdheid moet kunnen uitspreken.15 Aannemelijk is kortom dat in het kader van de EEX slechts een beperkte rol is weggelegd voor de toepassing van nationaal recht, aangezien een uniforme rechtstoepassing op het gebied van de forumkeuze zo veel mogelijk moet worden gewaarborgd. Met name op het gebied van de totstandkoming van de overeenkomst en de wilsgebreken zal waarschijnlijk wel teruggegrepen kunnen worden op het recht van een bepaalde lidstaat. Op deze voorschriften lijkt ook het voorgestelde nieuwe artikel 23 EEX-Vo, gezien zijn bewoordingen, te doelen. Daarbuiten zal die ruimte mijns inziens zeer beperkt zijn. In met name hoofdstuk 10 zal de vraag in hoeverre ruimte bestaat voor toepassing van bepalingen van nationaal burgerlijk recht nog nader aan de orde komen.