RvdW 2021/551:Beklag, beslag ex art. 94a Sv onder Rabobank op banktegoeden i.h.k.v. strafzaak tegen o.a. klager. Het oordeel van de rechtbank dat verdenking van 'medeplegen van overtreding van art. 1 lid 1 onder a en/of 1 lid 1 onder b Wet op de kansspelen' (Wok) kan worden aangemerkt als de in art. 94a lid 1 of 94a lid 2 Sv omschreven verdenking van misdrijf waarvoor geldboete van vijfde categorie kan worden opgelegd is ontoereikend gemotiveerd. Art. 36 Wok kwalificeert w.b. niet naleven van in art. 1 lid 1, ahf. en onder a en b, Wok neergelegde voorschriften slechts als misdrijf de gedragingen v.zv. zij opzettelijk zijn begaan en daarover heeft Rb niets overwogen. V.zv. Rb voorts heeft geoordeeld dat vanwege economische delicten waarvan klager wordt verdacht geldboete van vijfde categorie kan worden opgelegd, behoeft dat oordeel eveneens nadere motivering, in aanmerking genomen dat uit art. 6 lid 1, ahf. en onder 2 en 5, WED volgt dat — behoudens specifiek in art. 6 lid 1 WED omschreven uitzonderingen — ten hoogste geldboete van vierde categorie kan worden opgelegd vanwege economische delicten waarvan klager wordt verdacht.