Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
1.1.1.1 Steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen op landbouwbedrijven
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2024
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
05-03-2024, PbEU C 2024, C/2024/1902 (uitgifte: 05-03-2024, regelingnummer: C/2024/1902)
- Inwerkingtreding
05-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2024, PbEU C 2024, C/2024/1902 (uitgifte: 05-03-2024, regelingnummer: C/2024/1902)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(144)
De Commissie zal steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen op landbouwbedrijven aanmerken als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag als die steun in overeenstemming is met deel I, hoofdstuk 3, van deze richtsnoeren, met de in punt (143) vermelde algemene voorwaarde voor investeringssteun en met de in deze afdeling vermelde voorwaarden.
(145)
Deze afdeling is van toepassing op steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële activa en immateriële activa op landbouwbedrijven. De investering wordt verricht door een of meer begunstigden of heeft betrekking op materiële of immateriële activa die door een of meer begunstigden worden gebruikt.
(146)
Voorts is deze afdeling van toepassing op investeringen in materiële activa en immateriële activa die verband houden met de productie, op het bedrijf, van biobrandstoffen of van energie uit hernieuwbare bronnen, voor zover die productie aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
- a)
als wordt geïnvesteerd voor de productie, op het landbouwbedrijf, van biobrandstoffen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 33, van Richtlijn (EU) 2018/2001, komen de installaties voor de productie van hernieuwbare energie slechts voor steun in aanmerking als de jaarlijkse productiecapaciteit van die installaties niet groter is dan de capaciteit die overeenstemt met het gemiddelde jaarlijkse brandstofverbruik van het landbouwbedrijf; de geproduceerde biobrandstoffen mogen niet op de markt worden verkocht;
- b)
als wordt geïnvesteerd voor de productie, op het landbouwbedrijf, van thermische energie en/of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, komen de installaties voor de productie van hernieuwbare energie slechts voor steun in aanmerking als het de bedoeling is in de eigen energiebehoeften te voorzien en als de jaarlijkse productiecapaciteit van die installaties niet groter is dan de capaciteit die overeenstemt met het gecombineerde gemiddelde jaarlijkse energieverbruik van thermische energie en elektriciteit van het landbouwbedrijf, met inbegrip van het landbouwhuishouden; wat elektriciteit betreft, is de verkoop van elektriciteit aan het net toegestaan binnen de jaarlijkse gemiddelde limiet van het eigen verbruik.
(147)
Als meer dan één landbouwbedrijf de investering uitvoert met het oog op de productie, op het landbouwbedrijf, van energie uit hernieuwbare bronnen om in de eigen energiebehoeften te voorzien, of met het oog op de productie van biobrandstoffen, is het gemiddelde jaarlijkse verbruik de som van het gemiddelde jaarlijkse verbruik van alle begunstigden.
(148)
De lidstaten moeten bepalen dat bij investeringen in infrastructuur voor hernieuwbare energie die energie verbruikt of produceert, moeten worden voldaan aan de minimumnormen voor energie-efficiëntie, indien dergelijke normen op nationaal niveau bestaan.
(149)
Investeringen in installaties die vooral tot doel hebben elektriciteit op te wekken uit biomassa, komen niet voor steun in aanmerking tenzij een door de lidstaten te bepalen minimumpercentage van de opgewekte warmte-energie wordt gebruikt.
(150)
De lidstaten moeten overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn (EU) 2018/2001 voor de verschillende types installaties drempelwaarden vaststellen voor het maximale aandeel granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikergewassen en oliehoudende gewassen dat mag worden gebruikt voor de productie van bio-energie, waaronder biobrandstoffen. De steun voor bio-energieprojecten moet beperkt zijn tot bio-energie die voldoet aan de toepasselijke criteria inzake duurzaamheid en broeikasgasemissiereducties die zijn vastgelegd in de wetgeving van de Unie, onder meer in artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001.
(151)
Als de productiecapaciteit van de installatie groter is dan het gemiddelde jaarlijkse verbruik van de begunstigde of de begunstigden als bedoeld in de punten (146) en (147), moeten de lidstaten voldoen aan de voorwaarden van de richtsnoeren betreffende staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022, tenzij die steun van de aanmeldingsverplichting is vrijgesteld.
(152)
De investering moet gericht zijn op ten minste een van de volgende doelstellingen:
- a)
verbeteren van de algehele prestatie en duurzaamheid van het landbouwbedrijf, met name door een verlaging van de productiekosten of de verbetering en omschakeling van de productie;
- b)
verbeteren van het natuurlijke milieu, de hygiëne of de normen inzake dierenwelzijn;
- c)
aanleggen en verbeteren van infrastructuur voor de ontwikkeling, aanpassing en modernisering van de landbouw, met inbegrip van ontsluiting van landbouwgrond, ruilverkaveling, bodemverbetering, levering van duurzame energie, energie-efficiëntie en watervoorziening en -besparing;
- d)
herstellen van agrarisch productiepotentieel dat schade heeft opgelopen door een natuurramp, een buitengewone gebeurtenis, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, dierziekten, plantenplagen en beschermde dieren, voorkomen van schade als gevolg van die gebeurtenissen en factoren en beperken van het risico van dergelijke schade;
- e)
bijdragen aan de matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en een betere koolstofvastlegging, en bevorderen van duurzame energie en energie-efficiëntie;
- f)
bijdragen aan een duurzame circulaire bio-economie en bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door het verminderen van de afhankelijkheid van chemische middelen;
- g)
bijdragen tot het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterken van ecosysteemdiensten en in stand houden van habitats en landschappen.
In aanmerking komende kosten
(153)
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten:
- a)
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, met inbegrip van investeringen in passieve binnenhuisbekabeling of gestructureerde bekabeling voor datanetwerken en, indien nodig, de randuitrusting van het passieve netwerk op het particuliere terrein buiten het gebouw, waarbij aangekochte grond slechts in aanmerking komt voor een bedrag dat niet hoger is dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken verrichting; in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen kan een hoger percentage worden toegestaan voor verrichtingen ten behoeve van milieubehoud en het behoud van koolstofrijke bodems of voor door jonge landbouwers met behulp van financieringsinstrumenten aangekochte grond;
- b)
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
- c)
algemene kosten in verband met de in de punten a) en b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; de kosten van haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van de punten a) en b) worden verricht;
- d)
de kosten van aankoop, ontwikkeling of gebruik van computersoftware, cloud- en soortgelijke oplossingen en van de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
- e)
uitgaven voor niet-productieve investeringen die verband houden met in de punten (152), e), f) en g) bedoelde doelstellingen;
- f)
als het gaat om investeringen met het oog op het herstel van agrarisch productiepotentieel dat beschadigd is door een natuurramp, een buitengewone gebeurtenis, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, dierziekten, plantenplagen of beschermde dieren: kosten om het productiepotentieel, met inbegrip van gekapitaliseerde werkzaamheden, te herstellen tot op het niveau van vóór de betrokken gebeurtenis; waar passend moeten de begunstigen bij het herstel trachten maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering te nemen;
- g)
als het gaat om investeringen ter preventie van schade door natuurrampen, buitengewone gebeurtenissen, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, dierziekten, plantenplagen of beschermde dieren: kosten van specifieke preventieve acties om de impact van dergelijke waarschijnlijke gebeurtenissen te verminderen. Bij schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld of als gevolg van plantenplagen, moeten de begunstigden waar passend bij het herstel trachten maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering te nemen, zodat de schade en verliezen als gevolg van vergelijkbare gebeurtenissen in de toekomst tot een minimum worden beperkt.
(154)
Er mag geen steun worden toegekend voor:
- a)
de aankoop van landbouwproductierechten en betalingsrechten;
- b)
de aankoop en aanplant van eenjarige gewassen;
- c)
de aankoop van dieren;
- d)
investeringen om aan de geldende nationale normen of normen van de Unie te voldoen;
- e)
andere dan de in punt (153) bedoelde kosten in verband met een leasingcontract, zoals de marge voor de leasinggever, kosten van de herfinanciering van rente, overheadkosten en verzekeringspremies;
- f)
werkkapitaal;
- g)
bedrading of bekabeling voor datanetwerken buiten het particuliere eigendom.
(155)
In afwijking van punt (154), b), mag steun worden toegekend voor de aankoop en aanplant van eenjarige gewassen met het oog op de in punt (152), d), vermelde doelstelling en voor de aankoop en aanplant van eenjarige gewassen met het oog op het in stand houden van plantensoorten die door genetische erosie worden bedreigd, in het kader van de in punt (210) bedoelde verbintenissen.
(156)
In afwijking van punt (154), c), mag steun worden verleend voor de volgende kosten:
- a)
de aankoop van dieren met het oog op de doelstelling van punt (152), d);
- b)
de aankoop van dieren van met uitsterven bedreigde rassen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 24, van Verordening (EU) 2016/1012, in het kader van de in punt (207) bedoelde verbintenissen;
- c)
de aankoop van waakhonden ter bescherming van vee tegen grote roofdieren.
(157)
Met betrekking tot irrigatie op nieuwe en bestaande geïrrigeerde arealen worden alleen investeringen die aan de volgende voorwaarden voldoen, geacht in aanmerking komende kosten te zijn:
- a)
de Commissie is in kennis gesteld van een stroomgebiedbeheerplan overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG dat is opgesteld voor het hele gebied waarin de investering plaatsvindt en voor alle andere gebieden waar de investering gevolgen voor het milieu kan hebben; de maatregelen die in het kader van het stroomgebiedbeheerplan overeenkomstig artikel 11 van die richtlijn worden uitgevoerd en voor de landbouwsector van belang zijn, moeten in het betrokken maatregelenprogramma zijn omschreven;
- b)
er is een watermetingssysteem waarmee het waterverbruik op het niveau van de gesteunde investering kan worden gemeten, of er wordt een dergelijk systeem geplaatst als onderdeel van de investering;
- c)
een investering in een verbetering van bestaande irrigatie-installaties of irrigatie-infrastructuuronderdelen komt alleen in aanmerking als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- i)
vooraf is geoordeeld dat zij, afgaande op de technische parameters van de bestaande installatie of infrastructuur, waterbesparingen oplevert;
- ii)
wanneer een investering een weerslag heeft op grond- of oppervlaktewaterlichamen waarvan de toestand, om met de waterhoeveelheid verband houdende redenen, in het betrokken stroomgebiedbeheerplan is aangemerkt als minder dan goed, of als uit geavanceerde beoordelingen van de klimaatkwetsbaarheid en -risico's blijkt dat de betrokken, in een goede toestand verkerende waterlichamen die toestand door de effecten van de klimaatverandering kunnen verliezen om met de waterhoeveelheid verband houdende redenen, moet overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG een daadwerkelijke vermindering van het watergebruik worden bewerkstelligd die bijdraagt tot het bereiken en het in stand houden van een goede toestand van deze waterlichamen;
- iii)
de lidstaten moeten als voorwaarde voor de steun percentages vaststellen voor de potentiële waterbesparing en de daadwerkelijke vermindering van het watergebruik om het volgende te waarborgen:
- 1.
de potentiële waterbesparing moet ten minste 5 % bedragen wanneer de technische parameters van de bestaande installatie of infrastructuur reeds een hoge mate van efficiëntie bieden, en ten minste 25 % wanneer de huidige efficiëntie (vóór de investering) laag is en/of voor investeringen in gebieden waar waterbesparingen hard nodig zijn om een goede watertoestand te bereiken (indien die nog niet is bereikt) en een verslechtering van de toestand van waterlichamen te voorkomen;
- 2.
de daadwerkelijke vermindering van het waterverbruik moet, voor de gehele investering, ten minste 50 % bedragen van de potentiële waterbesparing die mogelijk wordt gemaakt door de investering in de bestaande irrigatie-installatie of het bestaande infrastructuuronderdeel.
De in punt c) vermelde voorwaarden zijn niet van toepassing op investeringen in bestaande installaties die enkel gevolgen hebben voor de energie-efficiëntie, investeringen in de aanleg van reservoirs of investeringen in het gebruik van gerecycleerd water die geen gevolgen hebben voor grond- of oppervlaktewaterlichamen;
- d)
steun voor investeringen in het gebruik van teruggewonnen water als alternatieve watervoorziening, voor zover de levering en het gebruik van dat water in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad (1);
- e)
een investering die leidt tot een netto-uitbreiding van het geïrrigeerd areaal met gevolgen voor een bepaald oppervlakte- of grondwaterlichaam komt alleen voor steun in aanmerking als aan de twee onderstaande voorwaarden is voldaan:
- i)
de toestand van het waterlichaam in het betrokken stroomgebiedbeheerplan is niet als minder dan goed aangemerkt om met de waterhoeveelheid verband houdende redenen;
- ii)
uit een milieuanalyse blijkt dat de investering geen significante negatieve milieueffecten zal hebben. Een dergelijke analyse van de milieueffecten moet door de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden uitgevoerd of goedgekeurd, en kan tevens betrekking hebben op groepen bedrijven.
(158)
Investeringen in de aanleg of uitbreiding van een reservoir ten behoeve van irrigatie komen alleen in aanmerking indien deze geen significant negatief milieueffect hebben.
Steunintensiteit
(159)
De steunintensiteit mag ten hoogste 65 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
(160)
De in punt (159) bedoelde steunintensiteit kan tot maximaal 80 % worden verhoogd voor de volgende investeringen:
- a)
investeringen die verband houden met een of meer specifieke milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen als bedoeld in punt (152), e), f) en g), of met dierenwelzijn;
- b)
investeringen door jonge landbouwers;
- c)
investeringen in de ultraperifere gebieden of de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee.
(161)
De in punt (159) bedoelde steunintensiteit kan worden verhoogd tot maximaal 85 % voor investeringen van kleine landbouwers in de zin van artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115.
(162)
De in punt (159) bedoelde steunintensiteit kan tot maximaal 100 % worden verhoogd voor de volgende investeringen:
- a)
niet-productieve investeringen die verband houden met een of meer specifieke milieu- en klimaatdoelstellingen als bedoeld in punt (152), e), f) en g);
- b)
investeringen voor het herstel van het in punt (152), d), bedoelde productiepotentieel en investeringen in verband met de preventie van schade als gevolg van natuurrampen, buitengewone gebeurtenissen, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, of beschermde dieren, en met de beperking van het risico van dergelijke schade.
(163)
Bij irrigatie mag de steunintensiteit niet hoger zijn dan:
- a)
80 % van de in aanmerking komende kosten van investeringen in irrigatie op het landbouwbedrijf op grond van punt (157), c);
- b)
100 % van de in aanmerking komende kosten van investeringen in landbouwinfrastructuur buiten het landbouwbedrijf ten behoeve van irrigatie;
- c)
65 % van de in aanmerking komende kosten van andere irrigatie-investeringen op landbouwbedrijven.
Voetnoten
Verordening (EU) 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake minimumeisen voor hergebruik van water (PB L 177 van 5.6.2020, blz. 32).