Einde inhoudsopgave
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Artikel 27a
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2013. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
28-03-2013, Stb. 2013, 115 (uitgifte: 29-03-2013, kamerstukken: 33318)
- Inwerkingtreding
01-04-2013, terugwerkend tot: 01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-03-2013, Stb. 2013, 116 (uitgifte: 29-03-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Indien ter zake van het overlijden van een rechthebbende op pensioen recht op een weduwepensioen als bedoeld in deze regeling ontstaat, heeft de weduwe recht op een toeslag voor de tijd die bij de berekening van het pensioen in aanmerking is genomen indien en voor zolang recht bestaat op een nabestaandenuitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet, die wordt verminderd wegens inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in de Algemene nabestaandenwet.
2.
De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per pensioentellend jaar 2,5% van het verschil tussen 75% van de krachtens de artikelen 14 en 30 van de Algemene nabestaandenwet vastgestelde nabestaandenuitkering en het bedrag van de nabestaandenuitkering, zoals deze na toepassing van de vermindering, bedoeld in artikel 18 van de Algemene nabestaandenwet is vastgesteld. De toeslag bedraagt niet meer dan 75% van de krachtens de artikelen 14 en 30 van de Algemene nabestaandenwet vastgestelde nabestaandenuitkering en kan niet negatief zijn. De toeslag wordt telkens nader vastgesteld:
- a.
aan de hand van de ontwikkelingen van de bedragen van de Algemene nabestaandenwet;
- b.
bij iedere nadere vaststelling van de hiervoor bedoelde nabestaandenuitkering krachtens artikel 18 van de Algemene nabestaandenwet.
3.
Het recht op de toeslag, bedoeld in het eerste lid, gaat in met ingang van het tijdstip waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor het recht.
4.
Het recht op de toeslag, bedoeld in het eerste lid, vervalt:
- a.
met ingang van de dag waarop de weduwe de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, bereikt;
- b.
met ingang van de maand volgende op die waarin de weduwe hertrouwt, als partner wordt geregistreerd of aangemerkt, of als ongehuwd samenwonend als bedoeld in de Algemene nabestaandenwet wordt aangemerkt.
5.
De toeslag, bedoeld in het eerste lid, is geen pensioen als bedoeld in artikel 1, tweede lid.