Einde inhoudsopgave
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 17-04-1996. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1985
- Bronpublicatie:
20-03-1996, Stb. 1996, 215 (uitgifte: 16-04-1996, kamerstukken: 24415)
- Inwerkingtreding
17-04-1996, terugwerkend tot: 01-01-1985
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-1996, Stb. 1996, 215 (uitgifte: 16-04-1996, kamerstukken: 24415)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
In deze wet wordt verstaan onder:
- 1.
‘overheidsdienaren’:
- a.
vóór de soevereiniteitsoverdracht in dienst getreden: burgerlijke of militaire landsdienaren van Nederlands-Indië en van Indonesië, ambtenaren van de zelfstandige gemeenschappen, ingesteld op de voet van de artikelen 119, 121 of 123 der Indische Staatsregeling, van de waterschappen, bedoeld in artikel 186 van die staatsregeling en van de zelfbesturende landschappen in Indonesië, pensioengerechtigde leerkrachten bij het gesubsidiëerd onderwijs in Indonesië, ambtenaren van het Beheerskantoor in Indonesië van de voormalige Indische Pensioenfondsen en personeel bij de Lands Landbouwbedrijven in Indonesië;
- b.
dienst- en reserveplichtigen van het voormalige Koninklijk Nederlands Indisch Leger, aan wie of aan wier nagelaten betrekkingen op grond van de vóór 8 december 1941 gegolden hebbende voorschriften een pensioen is toegekend tengevolge van in en door de dienst bekomen letsel;
- c.
personen, aan wie krachtens de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië of de Garantiewet Militairen K.N.I.L. garanties zijn of zullen zijn verleend;
- 2.
‘pensioen’:
een ten laste van de Staat of van een door de Staat ingesteld orgaan, al dan niet krachtens wettelijke garanties, betaalde periodieke uitkering als omschreven in artikel 2, eerste lid, onder c en d, van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 (Stb. 1957, 319) met inbegrip van de daarop door de Staat verleende of te verlenen toeslagen en bijslagen, met uitzondering van kindertoelage;
- 3.
‘wachtgelden’:
door gewezen overheidsdienaren genoten wachtgelden en daarmede in aard overeenkomende onderstanden, welke ten laste van de Staat worden betaald, beide met inbegrip van de daarop door de Staat verleende of te verlenen toeslagen en bijslagen, met uitzondering van kindertoelage;
- 4.
‘algemeen ouderdomspensioen’: een bruto ouderdomspensioen als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet met inbegrip van de daarbij behorende vakantie-uitkering voorzover deze niet behoren tot de overlijdensuitkering krachtens die wet.