HR, 12-03-2024, nr. 22/01247
ECLI:NL:HR:2024:303
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-03-2024
- Zaaknummer
22/01247
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:303, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:277
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2022:1048
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑03‑2024
Inhoudsindicatie
Poging tot zware mishandeling van 2 verbalisanten die worden meegesleurd op het moment dat verdachte plotseling wegrijdt en daardoor tegen openstaand portier van dienstauto opbotsen, art. 302.1 Sr. Denaturering voor bewijs gebruikte verklaring verdachte. Heeft hof aan verklaring van verdachte (dat het klopt dat portier van dienstauto openstond) ten onrechte betekenis toegekend dat verdachte gezien had dat portier openstond? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01247
Datum 12 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 maart 2022, nummer 20-002830-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, S. van den Akker en M.J. van Berlo, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2024.