Hof 's-Hertogenbosch, 11-10-2011, nr. 20-003035-10
ECLI:NL:GHSHE:2011:BT7167, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
11-10-2011
- Zaaknummer
20-003035-10
- LJN
BT7167
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BT7167, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 11‑10‑2011
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BY5355, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BY5355
Uitspraak 11‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf ter zake van twee verkrachtingen, vier pogingen tot verkrachting, afpersing en diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd in het buitengebied van Roosendaal. Schakelbewijs. Geen TBS aangezien niet is gebleken van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer: 20-003035-10
Uitspraak: 11 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 27 juli 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-812580-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
thans verblijvende in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
waarbij:
- -
de verdachte is veroordeeld ter zake van twee maal ‘verkrachting’, vijf maal ‘poging tot verkrachting’, ‘diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld’ en ‘afpersing’ tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van voorarrest en hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is opgelegd;
- -
de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2 (slachtoffer 4)], [benadeelde 4 (slachtoffer 6)], [benadeelde 5 (slachtoffer 8)], [benadeelde 1 (slachtoffer 2)] en [benadeelde 3 (slachtoffer 5)] (gedeeltelijk) werden toegewezen;
- -
aan verdachte vijf schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht werden opgelegd;
- -
een gedeelte van de op de beslaglijst genoemde in beslaggenomen voorwerpen werd onttrokken aan het verkeer;
- -
de overige in beslaggenomen voorwerpen werden teruggegeven aan verdachte.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van de onder 2, eerste deel, 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten; bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2, tweede deel, 4, 5 primair, 6, 7 primair en 8 ten laste is gelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede tot oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat:
- -
de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2 (slachtoffer 4)] geheel zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 5.277,25, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag;
- -
de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4 (slachtoffer 6)] geheel zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 2.599,15, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag;
- -
de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5 (slachtoffer 8)] deels zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 750,-, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag;
- -
de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3 (slachtoffer 5)] deels zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 750,-, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag;
- -
de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1 (slachtoffer 2)] deels zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 996,-, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.
De raadsvrouwe van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten onder 4 en 6 gerefereerd aan het oordeel van het hof en bepleit dat haar cliënt van de onder 1, 2, 3, 5, 7 en 8 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. Voorts heeft zij bepleit dat bij de strafoplegging zal worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en dat aan verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 16 december 2008 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
- -
die [slachtoffer 1] achterna is gefietst en/of
- -
die [slachtoffer 1] met zijn fiets heeft klemgereden en/of
- -
die [slachtoffer 1] gedwongen heeft te stoppen en/of
- -
een mes aan die [slachtoffer 1] heeft getoond/voorgehouden en/of
- -
die [slachtoffer 1] telkens dreigend heeft toegevoegd: "Jij naar mij luisteren, anders maak ik je dood" en/of "Jij gaat mee de bosjes in, je luistert, anders maak ik je dood", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 december 2008 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer 1] heeft getoond/voorgehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Jij naar mij luisteren, anders maak ik je dood" en/of "Jij gaat mee de bosjes in, je luistert, anders maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- 2.
A
hij op of omstreeks 22 december 2008 te Zegge, gemeente Rucphen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
- -
die [slachtoffer 2] achterna is gefietst en/of
- -
die [slachtoffer 2] heeft klemgereden en/of aangereden, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam en/of
- -
een mes aan die [slachtoffer 2] heeft getoond/voorgehouden en/of
- -
die [slachtoffer 2] dreigend heeft toegevoegd: "Stil, anders vermoord ik jou", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
B
hij op of omstreeks 22 december 2008 te Zegge, gemeente Rucphen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
- -
die [slachtoffer 2] is achterna gefietst en/of
- -
die [slachtoffer 2] heeft klemgereden/aangereden, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam en/of
- -
een mes aan die [slachtoffer 2] heeft getoond/voorgehouden en/of
- -
die [slachtoffer 2] dreigend heeft toegevoegd: "Stil, anders vermoord ik jou", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
- 3.
hij op of omstreeks 14 januari 2009 te Zegge, gemeente Rucphen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende hij, verdachte
- -
die [slachtoffer 3] achterna gefietst en/of
- -
die [slachtoffer 3] klemgereden en/of aangereden en/of tegen de fiets van die [slachtoffer 3] getrapt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val kwam en/of
- -
zijn hand op de mond van die [slachtoffer 3] geduwd/gelegd en/of
- -
een mes aan die [slachtoffer 3] getoond/voorgehouden en/of
- -
die [slachtoffer 3] dreigend heeft toegevoegd: "Jij gaat met mij mee of ik vermoord je" en/of "Ik neem jou mee. Jij gaat met mij mee", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2009 te Zegge, gemeente Rucphen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer 3] getoond/voorgehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Jij gaat met mij mee of ik vermoord je" en/of "Ik neem jou mee. Jij gaat met mij mee", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- 4.
A
hij op of omstreeks 05 april 2009 te Roosendaal door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 4] met zijn fiets heeft klemgereden en/of
- -
een mes aan die [slachtoffer 4] heeft getoond/voorgehouden en/of (aldus) voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en/of
B
hij op of omstreeks 05 april 2009 te Roosendaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 10 Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
- -
die [slachtoffer 4] met zijn fiets heeft klemgereden en/of
- -
een mes aan die [slachtoffer 4] heeft getoond/voorgehouden en/of
- -
zijn penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer 4] heeft geduwd/gebracht;
- 5.
hij op of omstreeks 19 mei 2009 te Roosendaal ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 5] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5], hebbende hij, verdachte
- -
die [slachtoffer 5] achterna gefietst en/of
- -
die [slachtoffer 5] met een mes in haar hals geprikt en/of
- -
een mes aan die [slachtoffer 5] getoond/voorgehouden en/of
- -
die [slachtoffer 5] bij haar keel gegrepen/gepakt en/of
- -
die [slachtoffer 5] dreigend heeft toegevoegd: "Niet gillen, anders vermoord ik je", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2009 te Roosendaal [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes in de hals van die [slachtoffer 5] geprikt en/of een mes aan die [slachtoffer 5] heeft getoond/voorgehouden en/of die [slachtoffer 5] bij haar keel heeft gegrepen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Niet gillen, anders vermoord ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- 6.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2009 tot en met 16 juni 2009 te Roosendaal door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 6], hebbende verdachte de borsten van die [slachtoffer 6] betast en/of zijn, verdachtes penis in de anus van die [slachtoffer 6] gebracht/gehouden en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 6] achterna is gefietst en/of
- -
die [slachtoffer 6] heeft gedwongen om haar fiets te stoppen en/of
- -
die [slachtoffer 6] dreigend heeft toegevoegd: "Wil je dood of wil je leven" en/of "als je wil leven, dan moet je mee", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
aan die [slachtoffer 6] (op korte afstand) een mes heeft getoond/voorgehouden en/of
- -
samen met die [slachtoffer 6] - onder constante bedreiging met een mes - naar een (afgelegen) plek is gefietst en/of
- -
aldaar die [slachtoffer 6] gedwongen heeft zich (deels) te ontkleden en/of om te draaien en/of
- -
tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd "iedere keer als je schreeuwt komt er een snee bij" en/of "als je achterom kijkt, dan ben je dood" en/of (aldus) voor die [slachtoffer 6] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
- 7.
hij op of omstreeks 19 mei 2009 te Roosendaal ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 7] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 7],
- -
die [slachtoffer 7] achterna is gefietst en/of
- -
met een mes in haar wang heeft geprikt en/of
- -
een mes aan die [slachtoffer 7] heeft getoond/voorgehouden en/of
- -
die [slachtoffer 7] dreigend heeft toegevoegd: "Meekomen, anders maak ik je dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 7 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2009 te Roosendaal [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes in de wang van die [slachtoffer 7] geprikt en/of een mes aan die [slachtoffer 7] getoond/voorgehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Meekomen, anders maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
- 8.
hij op of omstreeks 20 juni 2009 te Roosendaal ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 8] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 8],
- -
die [slachtoffer 8] is achterna gefietst en/of
- -
die [slachtoffer 8] heeft gedwongen om haar fiets te stoppen en/of van haar fiets af te stappen en/of
- -
zijn, verdachtes fiets voor de fiets van die [slachtoffer 8] heeft geplaatst en/of
- -
aan die [slachtoffer 8] een mes heeft getoond/voorgehouden en/of
- -
die [slachtoffer 8] dreigend telkens heeft toegevoegd: "wil je dood of leven" en/of "wil je dood of leven, ik wil neuken", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof heeft de tenlastelegging ten aanzien van feit 1, 2, 4, 6 en 7 verbeterd gelezen, in dier voege dat het hof in feit 1 (primair) bij het eerste gedachtenstreepje het woord ’is’ heeft ingelezen, en bij het tweede gedachtenstreepje in plaats van ‘is’ heeft gelezen ‘heeft’, in feit 2 en 7 (primair) eenmaal het woord ‘is’ en driemaal het woord ‘heeft’ heeft ingelezen en in feit 4 en 6 telkens in plaats van het woord “of” (in de eerste, tweede, zesde en zevende regel) de woorden “en/of” heeft ingelezen. Verder heeft het hof de in de tenlastelegging ten aanzien van feit 1, 2, 7 en 8 kennelijk abusievelijk voorkomende woorden ‘hebbende hij, verdachte’ (feit 1, 2 en 7 primair) respectievelijk ‘waarbij verdachte’ ongelezen gelaten. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bij de cumulatieve tenlasteleggingen die onder één cijfer zijn genoemd heeft het hof de letters A en B toegevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging voor het overige taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor evenmin geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal, en met de verdediging, acht het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
3 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De verdachte wordt verweten dat hij zich op 14 januari 2009 en op 19 mei 2009 schuldig zou hebben gemaakt aan (primair) poging tot verkrachting en (subsidiair) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van respectievelijk [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5].
Het dossier bevat de aangiftes van beide slachtoffers.
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft tegenover de politie verklaard dat zij op 14 januari 2009, omstreeks 20.00 uur, over de Bredaseweg te Roosendaal fietste en dat een jongen achter haar aan is komen fietsen. Op ongeveer 200 meter afstand van haar woning [straatnaam] voelde zij plotseling een harde klap tegen de linker achterzijde van haar fiets. Tengevolge van de trap viel [slachtoffer 3] op de grond. Op dat moment is de jongen bij haar gekomen en heeft [slachtoffer 3] met zijn linkerhand op haar mond in bedwang proberen te houden en op de grond gehouden. De jongen heeft vervolgens een mes getoond en heeft tegen [slachtoffer 3] gezegd: “Jij gaat met mij mee of ik vermoord je”. [slachtoffer 3] heeft de indruk gewekt dat zij met de jongen mee zou gaan, maar is vervolgens op haar fiets gestapt en hard naar haar huis gereden. De jongen is [slachtoffer 3] nog enige tijd achterna gefietst. [slachtoffer 3] heeft de jongen omschreven als een Turks/Marokkaans type met een licht getinte huidskleur. Voorts sprak de jongen met een accent en droeg hij een zwarte sjaal voor zijn mond en neus.
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft bij de politie een verklaring afgelegd, inhoudende dat zij op 19 mei 2009, omstreeks 21.30 uur, over de Parallelweg te Roosendaal in de richting van Zegge fietste. Op enig moment werd [slachtoffer 5] door iemand aangetikt en voelde zij dat zij in haar hals werd geprikt. [slachtoffer 5] is gestopt en zag dat de man die haar had aangetikt een mes vasthad. De man zei dat hij [slachtoffer 5] zou vermoorden als zij zou gaan gillen. Vervolgens zei de man dat [slachtoffer 5] het gras op moest lopen. Op het moment dat [slachtoffer 5] tegen de man zei dat zij dat niet wilde, werd ze bij haar keel gepakt. De man zei nogmaals dat als [slachtoffer 5] zou gaan gillen, hij haar zou vermoorden. Kort hierna heeft [slachtoffer 5] haar telefoon kunnen pakken. De man heeft zijn fiets gepakt en is weggereden. [slachtoffer 5] heeft de man omschreven als een man met een getinte huid, met een Turks of Marokkaans accent en met een sjaal voor zijn mond.
[slachtoffer 5] heeft gezien dat de man een pet droeg en afgeschoren bakkebaarden, geschoren haar en nette, niet vergroeide wenkbrauwen had.
De verdachte heeft ontkend deze feiten te hebben begaan.
De aangiftes alleen zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Voor voldoende wettig bewijs dient steunbewijs aanwezig te zijn en daaromtrent overweegt het hof als volgt.
Hoewel de door de aangeefsters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] beschreven modus operandi in een aantal opzichten overeenstemt met die van de verdachte bij de hierna bewezen verklaarde feiten, is het hof van oordeel dat de aangiftes op andere punten opmerkelijk afwijkend zijn.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat de dader een trap tegen haar fiets heeft gegeven, dat hij haar met een hand op haar mond in bedwang heeft gehouden en dat hij haar - nadat zij was gevlucht richting haar huis - achterna is gefietst. Dit alles heeft plaatsgevonden in de directe omgeving van woonbebouwing. Deze handelwijze van de dader alsmede de plaats delict wijken naar het oordeel van het hof te sterk af ten opzichte van de andere (pogingen tot) verkrachting(en) om daaraan steunbewijs te kunnen ontlenen.
Daar komt nog bij dat de medewerkers van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek onderzoek hebben verricht naar de veiliggestelde sporen op de plaats delict. Hierbij zijn de bandensporen en de schoensporen vergeleken met de banden van de fiets van verdachte respectievelijk de schoenen van verdachte. Uit het onderzoek is gebleken dat de sporen niet overeen kwamen met de banden van de fiets en met de schoenen van verdachte.
[slachtoffer 5] heeft tegenover de politie verklaard dat de dader onder zijn pet afgeschoren bakkebaarden en geschoren haar had. Tevens zegt [slachtoffer 5] te hebben gezien dat de dader wenkbrauwen had. Dit signalement past niet bij de verdachte, aangezien deze ten gevolge van een ziekte sinds zijn jeugd geen haargroei meer heeft. Hij heeft dan ook, naar het hof ter terechtzitting heeft waargenomen, bakkebaarden noch wenkbrauwen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof onvoldoende wettig bewijs aanwezig voor hetgeen de verdachte onder 3 en 5 ten laste is gelegd, zodat hij van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van de feiten feit 4A en 4B en 6
Het hof acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep , alsmede de aangifte van [slachtoffer 4] en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4A en B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
A
hij op 05 april 2009 te Roosendaal door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en de mond van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 4] met zijn fiets heeft klemgereden en
- -
een mes aan die [slachtoffer 4] heeft getoond/voorgehouden;
en
B
hij op 05 april 2009 te Roosendaal met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 10 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 4], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- -
die [slachtoffer 4] met zijn fiets heeft klemgereden en
- -
een mes aan die [slachtoffer 4] heeft getoond/voorgehouden.
Het hof acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep , alsmede de aangifte van [slachtoffer 6] wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
6.
hij in de periode van 15 juni 2009 tot en met 16 juni 2009 te Roosendaal door een feitelijkheid en door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 6], hebbende verdachte de borsten van die [slachtoffer 6] betast en zijn, verdachtes penis in de anus van die [slachtoffer 6] gebracht/gehouden en bestaande die feitelijkheid en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 6] heeft gedwongen om haar fiets te stoppen en
- -
die [slachtoffer 6] dreigend heeft toegevoegd: "Wil je dood of wil je leven" en "als je wil leven, dan moet je mee", en
- -
aan die [slachtoffer 6] (op korte afstand) een mes heeft getoond/voorgehouden en
- -
samen met die [slachtoffer 6] - onder bedreiging met een mes - naar een afgelegen plek is gefietst en
- -
aldaar die [slachtoffer 6] gedwongen heeft zich deels te ontkleden en om te draaien en
- -
tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd "iedere keer als je schreeuwt komt er een snee bij" en "als je achterom kijkt, dan ben je dood".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 8
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde feit stelt de verdachte zich op het standpunt dat zijn opzet niet gericht was op de verkrachting, maar alleen op de beroving van aangeefster [slachtoffer 8].
Op 20 juni 2009 is door [slachtoffer 8] aangifte gedaan van poging tot verkrachting. Op die dag is aangeefster vanaf haar werk richting haar woning gefietst. Terwijl [slachtoffer 8] haar mobiele telefoon in haar hand had, is op de Vijfhuizenberg te Roosendaal een andere fietser dicht tegen haar aan komen fietsen. Deze persoon heeft haar plotseling het pad afgesneden, zodat [slachtoffer 8] moest stoppen. [slachtoffer 8] is met haar fiets tussen haar benen komen te staan en de man heeft het voorwiel van zijn fiets voor het voorwiel van [slachtoffer 8] geplaatst. De man heeft vervolgens [slachtoffer 8] de woorden toegevoegd: “Wil je dood of leven”. Hierbij heeft de man een mes getoond en voor zijn lichaam gehouden. [slachtoffer 8] heeft vervolgens aan de man gevraagd wat hij wilde, geld of haar telefoon. De man antwoordde hierop: “Wil je dood of leven, ik wil neuken”. [slachtoffer 8] heeft hierop geantwoord: dat doe ik niet. Op datzelfde moment heeft [slachtoffer 8] met de telefoon in haar hand 112 gebeld. Nadat de man had gezegd dat hij [slachtoffer 8] wilde neuken zei hij ook: “Een half uurtje, dan mag je gaan” of woorden van gelijke strekking. [slachtoffer 8] heeft opnieuw geweigerd en hierna is de man weggefietst in de richting waar hij vandaan kwam. [slachtoffer 8] heeft de man beschreven als een lichte getinte man met een buitenlands accent. Voorts heeft [slachtoffer 8] verklaard dat de man een donkere muts droeg en een sjaal over zijn mond en neus droeg.
De inhoud van het op 20 juni 2009 door aangeefster gevoerde gesprek met de alarmcentrale 112 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“L = [slachtoffer 8]
- V.
= vrouw van alarmcentrale
V: Alarmcentrale 112, wie wilt u spreken?
L: Wat wil je van me hebben?
Opmerking verbalisant: Op de achtergrond is een mannenstem hoorbaar.
L: Nee, ik neuk niet.
V: Alarmcentrale 112
L: Ik wil niet met jou neuken. Doe dat mes weg. Ik sta nu op de Vijfhuizenberg in Roosendaal.”
De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij op 20 juni 2009 op de Vijfhuizenberg te Roosendaal aangeefster [slachtoffer 8] met zijn fiets tot stoppen heeft gedwongen en tegen haar heeft gezegd: “Wil je dood of leven”. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij een mes bij zich had en aan [slachtoffer 8] heeft getoond. Tijdens dit treffen droeg verdachte een sjaal voor zijn neus met de bedoeling om niet herkend te worden.
De verklaring van verdachte dat zijn opzet niet was gericht op de verkrachting, maar enkel op de beroving van [slachtoffer 8], acht het hof ongeloofwaardig, aangezien de verklaring van [slachtoffer 8] - voor wat betreft de door verdachte gebezigde woorden “ik wil neuken” - wordt ondersteund door het opgenomen gesprek met de alarmcentrale. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Het hof acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 8 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
- 8.
hij op 20 juni 2009 te Roosendaal ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 8] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 8],
- -
die [slachtoffer 8] is achterna gefietst en
- -
die [slachtoffer 8] heeft gedwongen om haar fiets te stoppen en van haar fiets af te stappen en
- -
zijn, verdachtes, fiets voor de fiets van die [slachtoffer 8] heeft geplaatst en
- -
aan die [slachtoffer 8] een mes heeft getoond/voorgehouden en
- -
die [slachtoffer 8] dreigend heeft toegevoegd: "wil je dood of leven" en "wil je dood of leven, ik wil neuken", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdere overwegingen omtrent het bewijs
Door de raadsvrouwe van verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep - voor zover hier van belang - ten verwere betoogd dat verdachte van het onder 1, 2, en 7 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat het daderschap van verdachte niet zonder meer kan worden gebaseerd op de verklaringen van de aangeefsters, nu zij allen slechts een summier signalement geven en het dossier bovendien geen steunbewijs bevat voor de stelling dat verdachte de dader is geweest. Ook de door de rechtbank gebruikte schakelconstructie kan naar de mening van de verdediging niet worden gebruikt, aangezien niet gesproken kan worden van een soortgelijke modus operandi die dusdanig specifiek is dat het niet anders kan dan dat verdachte al die feiten heeft gepleegd. Ook de opgegeven signalementen sluiten niet uit dat het om verschillende daders gaat.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is voorts aangevoerd dat uit het feit dat de telefoon van aangeefster [slachtoffer 2] een half jaar later bij verdachte is aangetroffen niet zonder meer de conclusie getrokken kan worden dat hij degene is geweest die [slachtoffer 2] heeft beroofd. Te meer nu verdachte heeft verklaard de telefoon te hebben gevonden en deze verklaring bevestigd wordt door de getuige [getuige], aldus de raadsvrouwe.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op 16 december 2008 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een poging tot verkrachting. Op 1 juli 2009 heeft aangeefster [slachtoffer 1] hieromtrent een aanvullende verklaring afgelegd. Hieruit blijkt het volgende. Op 16 december 2008, omstreeks 21.00 uur, is [slachtoffer 1] over het fietspad aan de Roosendaalsebaan te Oud-Gastel gefietst. Bij het oversteken bij de Vaartkant naar de linkerkant van de Gastelseweg in de richting van Oud-Gastel zag zij een man met een donkere muts en een sjaal om zijn gezicht achter haar fietsen. Vervolgens is [slachtoffer 1] op het fietspad klemgereden door deze man, waardoor zij niet meer verder kon rijden. De man stond met zijn fiets tussen zijn benen en [slachtoffer 1] zag dat hij een mes in zijn rechterhand had. De man hield het mes op borsthoogte en richtte het mes naar [slachtoffer 1]. De man zei vervolgens: “Jij naar mij luisteren, anders maak ik je dood” en “Jij naar mij luisteren, jij mee de bosjes in, anders maak ik je dood”. [slachtoffer 1] is meteen hard gaan gillen en hierop is de man op de fiets gesprongen en richting Roosendaal weggefietst.
Aangeefster heeft gezien dat de man een licht getinte huidskleur had en dat hij een sjaal over zijn mond en een gedeelte van zijn neus droeg. Voorts is aangeefster opgevallen dat de man met een buitenlands accent sprak.
Er is een onderzoek ingesteld naar de werkgevers en werktijden van verdachte. Op 16 december 2008 heeft verdachte tot 21.00 uur gewerkt bij [bedrijf], gevestigd aan de [adres] te [plaats]. Dit bedrijf is tussen de 900 en 1000 meter verwijderd van de kruising Gastelseweg-Vaartkant.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op 22 december 2008, omstreeks 17.10 uur, fietste aangeefster [slachtoffer 2] vanaf haar werk in Roosendaal richting haar woning in [woonplaats]. Op de Sint Maartenstraat, zijnde een donkere polderweg tussen Roosendaal en Zegge, werd [slachtoffer 2] plotseling van achteren door een persoon op een fiets aangereden, waardoor zij ten val kwam. Toen ze opkeek zag [slachtoffer 2] een manspersoon met een mes in zijn rechterhand. [slachtoffer 2] hoorde dat de man tegen haar zei: “Stil, anders vermoord ik jou”. Vervolgens zag [slachtoffer 2] dat de man haar tas uit het fietsmandje pakte, op zijn fiets stapte en terug in de richting van Roosendaal fietste. Tijdens de bedreiging hoorde [slachtoffer 2] dat de man met een Marokkaans accent sprak. De man had een zeer smal postuur en droeg een zwarte sjaal voor zijn mond, waardoor alleen de ogen en neus van de man zichtbaar waren. In de weggenomen tas van [slachtoffer 2] zat onder meer haar mobiele telefoon.
Bij de doorzoeking in de schuur van verdachte op 21 juni 2009 werd een blauwe mobiele telefoon van het merk Nokia aangetroffen en in beslaggenomen.
Op 25 juni 2009 heeft aangeefster [slachtoffer 2] een aanvullende verklaring afgelegd. Tijdens dit verhoor hebben de verbalisanten [slachtoffer 2] de bij verdachte aangetroffen blauwe Nokia telefoon getoond. [slachtoffer 2] heeft de telefoon herkend als zijnde haar op 22 december 2008 gestolen mobiele telefoon.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
Op 19 mei 2009, omstreeks 23.15 uur, fietste aangeefster [slachtoffer 7] op het fietspad tegenover Rosada te Roosendaal in de richting van Heerle. Op een gegeven moment kwam er van achteren een manspersoon naast [slachtoffer 7] fietsen en werd zij door deze man met een scherp voorwerp in haar linkerwang geprikt. Vervolgens zei de man op een dwingende manier dat [slachtoffer 7] moest stoppen. [slachtoffer 7] is met haar fiets gestopt en de man is ook gestopt. Toen de man voor haar stond, hoorde [slachtoffer 7] de man zeggen: “Ga met me mee anders maak ik je dood”. Even later zei de man: “Na een half uurtje mag je weg”. [slachtoffer 7] heeft hierop gezegd dat zij niet meeging, waarna de man met zijn fiets terugreed in de richting van Roosendaal. Volgens de omschrijving van [slachtoffer 7] had de man een tenger postuur, een getinte huidskleur, een sjaal voor zijn mond en voor zijn neus en droeg hij een petje. De man sprak Nederlands, maar met een buitenlandse intonatie.
Overweging met betrekking tot het schakelbewijs
De Hoge Raad laat toe om bewijsmiddelen, die ten grondslag zijn gelegd aan de bewezenverklaring van een strafbaar feit, mede te gebruiken als steunbewijs voor andere, soortgelijke, strafbare feiten (schakelbewijs). Voorwaarde is, dat uit dit bewijsmateriaal blijkt van een specifiek gedragspatroon van de verdachte, dat op essentiële punten overeenstemt met de (uit bijvoorbeeld de aangifte blijkende) gang van zaken bij het te bewijzen feit.
Bij de vraag of verdachte het onder 1, 2 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, heeft het hof de omstandigheid in aanmerking genomen, dat de feitelijke gang van zaken ten aanzien van het onder 4, 6 en 8 ten laste gelegde, op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de onder 1, 2 en 7 ten laste gelegde misdrijven, welke feiten soortgelijk zijn aan het onder 4, 6 en 8 ten laste gelegde.
Met betrekking tot de modus operandi overweegt de hof dat uit de stukken van het dossier met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de onder 1 primair, 2 en 7 primair ten laste gelegde pogingen tot verkrachting telkens door verdachte zijn gepleegd.
Het hof komt daartoe gelet op de gelijksoortigheid van de werkwijze en de geografische locatie. In alle gevallen is sprake geweest van het van achteren benaderen en klemrijden met een fiets in het buitengebied, waarna de dader een mes heeft getoond en zich bedreigend heeft uitgelaten. De wijze van aanspreken van de slachtoffers vertoont opvallende overeenkomsten, te weten “Jij naar mij luisteren, jij mee de bosjes in, anders maak ik je dood” (feit 1), “Stil, anders vermoord ik jou” (feit 2) en “Ga met me mee anders maak ik je dood” (feit 7). Wanneer de slachtoffers niet meewerkten droop de dader telkens af. Het door de slachtoffers opgegeven signalement komt in belangrijke mate overeen. De feiten zouden telkens zijn gepleegd door een man met een getinte huidskleur, een buitenlands accent en met een sjaal voor zijn mond en neus.
De voorgaande overeenkomsten worden naar het oordeel van het hof niet aangetast door de verschillen in de aangiftes met betrekking tot het soort mes, de kleur van de sjaal en de door verdachte gebruikte fiets, aangezien deze voorwerpen eenvoudig door de dader verwisseld kunnen zijn.
Dat de hier besproken feiten specifiek zijn ten opzichte van de vergelijkbare delicten, die in het betreffende tijdvak rond Roosendaal werden begaan,wordt verder bevestigd door een op verzoek van het hof opgemaakt overzicht van 23 maart 2011. Uit dit overzicht blijkt bovendien dat in de periode direct na de aanhouding van de verdachte geen feiten meer bij de politie zijn gemeld die aan de genoemde specifieke kenmerken voldeden.
Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte het onder 1 primair, 2A en B en 7 primair ten laste gelegde heeft begaan. Deze beslissing is zowel gegrond op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, als op het schakelbewijs bestaande uit de bewijsmiddelen die ten grondslag hebben gelegen aan de bewezenverklaring van de feiten 4, 6 en 8. Ten aanzien van feit 2 komt hierbij dat de mobiele telefoon van het slachtoffer [slachtoffer 2] bij de verdachte is aangetroffen. De verklaring van verdachte, kort gezegd, inhoudende dat hij die heeft gevonden, acht het hof ongeloofwaardig.
Het hof acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2A en B en 7 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 16 december 2008 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
- -
die [slachtoffer 1] met zijn fiets heeft klemgereden en
- -
die [slachtoffer 1] gedwongen heeft te stoppen en
- -
een mes aan die [slachtoffer 1] heeft getoond/voorgehouden en
- -
die [slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd: "Jij naar mij luisteren, anders maak ik je dood" en/of "Jij gaat mee de bosjes in, je luistert, anders maak ik je dood", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
A
hij op 22 december 2008 te Zegge, gemeente Rucphen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
- -
die [slachtoffer 2] heeft aangereden, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam en
- -
een mes aan die [slachtoffer 2] heeft getoond/voorgehouden en
- -
die [slachtoffer 2] dreigend heeft toegevoegd: "Stil, anders vermoord ik jou", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
B
hij op 22 december 2008 te Zegge, gemeente Rucphen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas (met inhoud), toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- -
die [slachtoffer 2] is achterna gefietst en
- -
die [slachtoffer 2] heeft aangereden, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam en
- -
een mes aan die [slachtoffer 2] heeft getoond/voorgehouden en
- -
die [slachtoffer 2] dreigend heeft toegevoegd: "Stil, anders vermoord ik jou";
7.
hij op 19 mei 2009 te Roosendaal ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 7] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 7],
- -
met een mes in haar wang heeft geprikt en
- -
die [slachtoffer 7] dreigend heeft toegevoegd: "Meekomen, anders maak ik je dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1, 2A, 7 en 8 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2B is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste lid, van die wet.
Het bewezen verklaarde onder 4A is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht en het bewezen verklaarde onder 4B is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid, van die wet.
Het bewezen verklaarde onder 6 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee verkrachtingen, vier pogingen tot verkrachting, diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, en afpersing.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van twee verkrachtingen, vijf pogingen tot verkrachting, diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld en afpersing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest, en hem de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal opleggen.
Door de verdediging is bepleit dat bij de strafoplegging zal worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en dat aan verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
Het hof ziet zich derhalve gesteld voor de vraag of in de onderhavige zaak de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, eventueel in combinatie met een straf.
Bij de beantwoording van deze vraag heeft het hof allereerst in aanmerking genomen het de verdachte betreffend rapport pro justitia van het Pieter Baan Centrum, d.d. 21 januari 2010, opgemaakt door A.E. Grochowska, psychiater en J.B. Seinen, psycholoog, onder meer inhoudende als conclusies:
“Betrokkene heeft (waarschijnlijk uit processuele overwegingen) geweigerd om aan het onderhavige onderzoek mee te werken. Hoewel door de weigering van betrokkene zijn intelligentieniveau niet bepaald kon worden met behulp van een intelligentieonderzoek, zijn er op basis van de observaties en korte contacten geen aanwijzingen voor een gebrekkige intelligentie zoals zwakbegaafdheid of zwakzinnigheid. (…) Er zijn bij betrokkene geen aanwijzingen gevonden voor een weigering wegens pathologische motieven als gevolg van psychotische of andere psychiatrische symptomen. Op basis van de beschikbare informatie hebben wij geen beeld gekregen van mogelijke (periodes van) psychische problemen gedurende het leven van betrokkene. (…) Gelet op het voorgaande is het niet mogelijk de vraag te beantwoorden of er bij betrokkene, in het bijzonder ten tijde van het tenlastegelegde, sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.”
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen de inhoud van het forensisch psychologisch dossieronderzoek d.d. 19 april 2010, opgemaakt door D.J. van Beek, klinisch psycholoog, onder meer inhoudende als conclusie en advies van voornoemde deskundige:
“De bestudering van het dossier en de aanvullende diagnostiek geeft de onderzoeker aanleiding om tot de conclusie te komen dat er bij betrokkene sprake is van primair psychoseksuele problematiek die gerelateerd is aan hyperseksualiteit, hechtings- en relatieproblematiek en verslavingsproblemen bij een enigszins antisociale/psychopathische man, die tegen een verstandelijk beperkt niveau aan lijkt te functioneren. Naar de mening van de onderzoeker zijn er voldoende gronden om aan te nemen dat er sprake is van een gestoorde hechting. (…) Betrokkene is volgens onderzoeker niet zelf in staat zijn delictketen te onderbreken. Het zelfinzicht en probleembesef schieten daarvoor ernstig tekort en zijn vermogen tot zelfreflectie en zijn relationele vaardigheden zijn daarvoor te beperkt. Behandeling is nodig om de kans op recidive te verminderen. (…) Vanwege de houding van betrokkene ten opzichte van behandeling en de ernst van de problematiek, is een terbeschikkingstelling geïndiceerd. Binnen de terbeschikkingstelling zou betrokkene de structuur en richting kunnen worden geboden die hij nodig heeft om aan zijn problematiek te werken. Een vrijwillig kader leent zich daar niet voor, gegeven het ontberen van motivatie bij betrokkene om zichzelf onder ogen te zien.”
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Voor de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, als door de advocaat-generaal verzocht, is vereist dat blijkt van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Om te kunnen vaststellen of daarvan sprake was is opdracht gegeven tot een onderzoek door gedragsdeskundigen. Verdachte heeft geweigerd aan die onderzoeken mee te werken. Een dergelijke weigering staat niet zonder meer in de weg aan de constatering dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Indien door de weigering echter geen antwoord kan worden gegeven op de vraag of een psychische stoornis aanwezig was ten tijde van het begaan van het strafbare feit, kan de maatregel tot terbeschikkingstelling niet worden opgelegd (zie: HR 9 januari 2001, NJ 2001, 112).
Van Beek heeft - anders dan gebruikelijk - een deskundigenonderzoek gedaan aan de hand van het beschikbare dossier van verdachte. Zonder dat hij persoonlijk contact met hem heeft gehad, heeft hij geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van hyperseksualiteit, welke stoornis volgens Van Beek gerangschikt zou kunnen worden onder een impulscontrolestoornis. Hyperseksualiteit staat echter, zoals ook Van Beek vaststelde, niet omschreven in de DSM-IV-TR en wordt door het hof op zichzelf dan ook niet als psychische stoornis aangemerkt. Dit zou anders kunnen zijn indien kan worden vastgesteld dat de hyperseksualiteit vergezeld gaat van een wel geclassificeerde stoornis zoals bijvoorbeeld de door Van Beek genoemde impulscontrolestoornis, doch daarvoor heeft het hof geen aanknopingspunten gevonden.
Ook overigens ziet het hof onvoldoende aanwijzingen voor een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van de geestvermogens. Uit de enkele omstandigheid dat de verdachte extreem gedrag vertoonde op seksueel gebied en een reeks van (pogingen tot) verkrachting(en) beging, kan een dergelijke gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing niet worden afgeleid. Hierdoor is niet voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht genoemde noodzakelijke voorwaarde voor oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling.
Het hof zal de vordering tot oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling afwijzen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de omstandigheid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee angstaanjagende verkrachtingen die de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers op ernstige wijze hebben geschonden;
- -
de omstandigheid dat verdachte zich voorts schuldig heeft gemaakt aan vier pogingen tot verkrachting, diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld en afpersing, waarbij volstrekt onbekenden door hem onverhoeds werden overvallen;
- -
de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van feiten als de onderhavige nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
- -
de omstandigheid dat verdachte zich kennelijk geen enkele rekenschap heeft gegeven van de belangen van de slachtoffers en zich slechts heeft bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens;
- -
de omstandigheid dat door dergelijke feiten de rechtsorde ernstig is geschokt en dat dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
- -
de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 juli 2011, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- -
de inhoud van de hiervoor genoemde deskundigenrapporten;
- -
de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen.
Gelet op het vorenstaande, in het bijzonder gelet op de ernst van de feiten, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd.
Alles overziende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaar passend en geboden. In hetgeen door de raadsvrouwe is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking waartoe of met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan cq. die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen, aan verdachte toebehoren en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Schadevergoeding
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1 (slachtoffer 2)]
De benadeelde partij [benadeelde 1 (slachtoffer 2)] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1.296,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 996,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1 (slachtoffer 2)] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2 (slachtoffer 4)]
De benadeelde partij [benadeelde 2 (slachtoffer 4)] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 5.277,25. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2 (slachtoffer 4)] als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3 (slachtoffer 5)]
De benadeelde partij [benadeelde 3 (slachtoffer 5)] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1.500,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde 3 (slachtoffer 5)] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4 (slachtoffer 6)]
De benadeelde partij [benadeelde 4 (slachtoffer 6)] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2.599,15. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 4 (slachtoffer 6)] als gevolg van verdachtes onder 6 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5 (slachtoffer 8)]
De benadeelde partij [benadeelde 5 (slachtoffer 8)] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1.500,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 750,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 5 (slachtoffer 8)] als gevolg van verdachtes onder 8 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2A en B, 4A en B, 6, 7 primair en 8 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
- 1.
Poging tot verkrachting
- 2.
- A.
Poging tot verkrachting
- B.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
- 4.
- A.
Verkrachting
- B.
Afpersing
- 6.
Verkrachting
- 7.
Poging tot verkrachting
- 8.
Poging tot verkrachting
Verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de op de aan het arrest gehechte beslaglijst genoemde in beslaggenomen voorwerpen, met de nummers: 118865, 86275, 86277, 87200, 87205, 87243, 87506, 87508, 87517 en 87521.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de op de aan het arrest gehechte beslaglijst genoemde in beslaggenomen voorwerpen, met de nummers: 118823, 118840, 118847, 118854, 118857, 86265, 86266, 86268, 86271, 86274, 86278, 86279, 86282, 86284, 87160, 87165, 87182, 87187, 87236, 87252, 87258, 87265, 87273, 87282, 87290, 87293, 87493 en 87499.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1 (slachtoffer 2)]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 1 (slachtoffer 2)] terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 996,00 (negenhonderdzesennegentig euro) bestaande uit EUR 496,00 (vierhonderdzesennegentig euro) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1 (slachtoffer 2)], een bedrag te betalen van EUR 996,00 (negenhonderdzesennegentig euro) bestaande uit EUR 496,00 (vierhonderdzesennegentig euro) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2 (slachtoffer 4)]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 2 (slachtoffer 4)] terzake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 5.277,25 (vijfduizend tweehonderdzevenenzeventig euro en vijfentwintig cent) bestaande uit EUR 2.777,25 (tweeduizend zevenhonderdzevenenzeventig euro en vijfentwintig cent) materiële schade en EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2 (slachtoffer 4)], een bedrag te betalen van EUR 5.277,25 (vijfduizend tweehonderdzevenenzeventig euro en vijfentwintig cent) bestaande uit EUR 2.777,25 (tweeduizend zevenhonderdzevenenzeventig euro en vijfentwintig cent) materiële schade en EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3 (slachtoffer 5)]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 3 (slachtoffer 5)], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4 (slachtoffer 6)]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 4 (slachtoffer 6)] terzake van het onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.599,15 (tweeduizend vijfhonderdnegenennegentig euro en vijftien cent) bestaande uit EUR 99,15 (negenennegentig euro en vijftien cent) materiële schade en EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4 (slachtoffer 6)], een bedrag te betalen van EUR 2.599,15 (tweeduizend vijfhonderdnegenennegentig euro en vijftien cent) bestaande uit EUR 99,15 (negenennegentig euro en vijftien cent) materiële schade en EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5 (slachtoffer 8)]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 5 (slachtoffer 8)] terzake van het onder 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5 (slachtoffer 8)], een bedrag te betalen van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. J.M. Reijntjes en mr. J.G. Sillevis Smitt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. van der Heijden, griffier,
en op 11 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.G. Sillevis Smitt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.