Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/1110
Voorlopige hechtenis in hoger beroep na veroordeling door rechter in eerste aanleg. Situatie als bedoeld in art. 5 lid 1 onder a EVRM. Motiveringsplicht.
HR 09-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1662
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 november 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering, M. Kuijer, C. Caminada
- Zaaknummer
20/02775
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1662, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑11‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:833, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑12‑2020
- Wetingang
Art. 5 lid 1 aanhef en onder a en c EVRM; art. 24 lid 1, art. 75 lid 1, art. 78 lid 2 Sv
Essentie
Afwijzing verzoek schorsing voorlopige hechtenis in hoger beroep na veroordeling door de rechter in eerste aanleg tot een gevangenisstraf die aanmerkelijk langer is dan de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis. Op die situatie is art. 5 lid 1, aanhef en onder a EVRM van toepassing. Motiveringsplicht.
Samenvatting
De klachten die het cassatiemiddel aanvoert over de beslissingen die het hof in hoger beroep heeft genomen over de voorlopige hechtenis, zijn gebaseerd op een aantal recente uitspraken van het EHRM waarin een schending van artikel 5 EVRM is geconstateerd (EHRM 9 februari 2021, appl. nr. 10982/15 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.