Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
2.3 Middelen van bestaan
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
21-06-2017, Stcrt. 2017, 36329 (uitgifte: 30-06-2017, regelingnummer: WBV2017/5)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-2017, Stcrt. 2017, 36329 (uitgifte: 30-06-2017, regelingnummer: WBV2017/5)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Als de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan ter hoogte van minimaal het normbedrag voor alleenstaanden als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, VV, telt de IND het duurzame, zelfstandig verworven inkomen van het gezinslid bij wie hij verblijft mee bij de berekening van de middelen van bestaan. In dat geval geldt het toepasselijke normbedrag als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, aanhef en onder a, Vb. Een kind dat feitelijk niet langer bij een gezinslid verblijft omdat hij buitenshuis een volledige dagopleiding volgt (al dan niet met een studiebeurs), wordt geacht nog steeds bij dit gezinslid te verblijven.
De IND telt bij de in artikel 21, tweede lid, Vw genoemde periode van tien jaar aaneengesloten rechtmatig verblijf, mee:
- –
de periode van het verblijf in Nederland als Nederlander; of
- –
de periode van het verblijf in Nederland als houder van een verblijfsvergunning asiel.