Einde inhoudsopgave
Advocatenwet
Artikel 36b [Incompatibiliteiten. Nevenfuncties]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
01-10-2014, Stb. 2014, 354 (uitgifte: 15-10-2014, kamerstukken: 32382)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-11-2014, Stb. 2014, 429 (uitgifte: 14-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De in artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden van het college van toezicht kunnen niet tevens advocaat zijn.
2.
De in artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden kunnen niet tevens:
- a.
lid of medewerker zijn van een ander orgaan van de Nederlandse orde van advocaten of van een orgaan van de orden in de arrondissementen;
- b.
voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, lid, plaatsvervangend lid of griffier zijn van een raad van discipline of het hof van discipline;
- c.
het lidmaatschap bekleden van publiekrechtelijke colleges waarvoor de keuze geschiedt krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;
- d.
een openbare betrekking bekleden waaraan een vaste beloning of toelage is verbonden; of
- e.
het lidmaatschap bekleden van vaste colleges van advies en bijstand aan de Regering.
3.
Een lid van het college vervult geen nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie, of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.
4.
Nevenfuncties van een lid worden openbaar gemaakt door het ter inzage leggen van een opgave daarvan bij het bureau van het college.
5.
Onder het tweede lid, onderdeel d, worden niet begrepen betrekkingen bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1., onderdeel f, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
6.
Onder het tweede lid, onderdelen d en e, worden niet begrepen de leden van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst die uitsluitend in de Afdeling advisering van de Raad van State zijn benoemd.