Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken
Artikel 28 Ondertekening en inwerkingtreding van het Verdrag
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2011
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Protocol van 27-05-2010, Trb. 2010, 314.
- Bronpublicatie:
27-05-2010, Trb. 2010, 314 (uitgifte: 07-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2013, Trb. 2013, 113 (uitgifte: 12-07-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
1.
Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de lidstaten van de Raad van Europa en de lidstaten van de OESO. Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij één van de Depositarissen.
2.
Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op een tijdvak van drie maanden na de datum waarop vijf Staten hun instemming door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid.
3.
Ten aanzien van iedere lidstaat van de Raad van Europa of iedere lidstaat van de OESO die later zijn instemming door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
4.
Elke lidstaat van de Raad van Europa of van de OESO die na de inwerkingtreding van het Protocol tot wijziging van dit Verdrag, dat vanaf 27 mei 2010 openstaat voor ondertekening (het ‘Protocol van 2010’), Partij wordt bij het Verdrag, wordt Partij bij het Verdrag zoals gewijzigd bij dat Protocol, tenzij in een schriftelijke mededeling aan een van de Depositarissen blijk wordt gegeven van een ander voornemen.
5.
Na de inwerkingtreding van het Protocol van 2010 kan elke Staat die geen lid is van de Raad van Europa of van de OESO verzoeken om een uitnodiging tot ondertekening en bekrachtiging van dit Verdrag zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010. Verzoeken daartoe worden gericht aan een van de Depositarissen die deze doorzenden naar de Partijen. De Depositaris stelt ook het Comité van Ministers van de Raad van Europa en de Raad van de OESO hiervan in kennis. De beslissing om Staten, die om een uitnodiging hebben verzocht, uit te nodigen Partij te worden bij dit Verdrag wordt door de Partijen bij het Verdrag via het coördinerend lichaam genomen met eenparigheid van stemmen. Voor een Staat die het Verdrag zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010 in overeenstemming met dit lid bekrachtigt, treedt dit Verdrag in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging bij een van de Depositarissen.
6.
De bepalingen van dit Verdrag, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010, zijn van toepassing op administratieve bijstand ter zake van belastingtijdvakken beginnend op of na 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het Verdrag, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010, voor een Partij in werking trad, of bij ontbreken van een belastingtijdvak, op administratieve bijstand ter zake van belastingvorderingen ontstaan op of na 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het Verdrag, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010, voor een Partij in werking trad. Twee of meer Partijen kunnen onderling overeenkomen dat het Verdrag, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010, van toepassing is op administratieve bijstand ter zake van eerdere belastingtijdvakken of belastingvorderingen.
7.
Niettegenstaande het zesde lid zijn de bepalingen van dit Verdrag, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010, vanaf de datum van inwerkingtreding ter zake van een Partij met betrekking tot eerdere belastingtijdvakken of belastingvorderingen van toepassing op belastingzaken waarbij sprake is van opzettelijke gedragingen die vervolgd kunnen worden krachtens de strafwetten van de verzoekende Partij.