Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken
Artikel 30 Voorbehouden
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2011
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Protocol van 27-05-2010, Trb. 2010, 314.
- Bronpublicatie:
27-05-2010, Trb. 2010, 314 (uitgifte: 07-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2013, Trb. 2013, 113 (uitgifte: 12-07-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
1.
Een Staat kan bij ondertekening of bij nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring of op iedere datum daarna, verklaren zich het recht voor te behouden:
- a.
geen enkele vorm van bijstand te verlenen ten aanzien van de belastingen van de andere Partijen, opgesomd in artikel 2, eerste lid, letter b, op voorwaarde dat hij geen enkele nationale belasting in die categorie heeft opgenomen in Bijlage A bij het Verdrag;
- b.
geen bijstand te verlenen bij de invordering van verschuldigde belasting, of bij de invordering van een administratieve boete, voor alle belastingen of slechts voor belastingen in één of meer van de categorieën opgesomd in artikel 2, eerste lid;
- c.
geen bijstand te verlenen ten aanzien van belastingen die reeds verschuldigd waren op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag ten aanzien van die Staat, of, indien eerder een voorbehoud is gemaakt krachtens letter a of letter b hierboven, op de datum van intrekking van een zodanig voorbehoud ten aanzien van belastingen in de desbetreffende categorie;
- d.
geen bijstand te verlenen bij de uitreiking van documenten voor alle belastingen of slechts voor belastingen in één of meer van de categorieën opgesomd in artikel 2, eerste lid;
- e.
de uitreiking van documenten per post, zoals voorzien in artikel 17, derde lid, niet toe te staan.
- f.
de bepalingen van artikel 28, zevende lid, uitsluitend toe te passen op administratieve bijstand ter zake van belastingtijdvakken beginnend op of na 1 januari van het derde jaar voorafgaand aan het jaar waarin het Verdrag, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010, voor een Partij in werking trad, of bij ontbreken van een belastingtijdvak, op administratieve bijstand ter zake van belastingvorderingen ontstaan op of na 1 januari van het derde jaar voorafgaand aan het jaar waarin het Verdrag, zoals gewijzigd bij het Protocol van 2010, voor een Partij in werking trad.
2.
Geen enkel ander voorbehoud kan worden gemaakt.
3.
Na de inwerkingtreding van het Verdrag ten aanzien van een Partij kan die Partij één of meer van de in het eerste lid opgesomde voorbehouden maken die zij niet heeft gemaakt bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Die voorbehouden worden van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van het voorbehoud door één van de Depositarissen.
4.
Een Partij die een voorbehoud heeft gemaakt krachtens het eerste en het derde lid kan dit geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een aan één van de Depositarissen gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de desbetreffende Depositaris.
5.
Een Partij die een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een bepaling van dit Verdrag kan niet van een andere Partij verlangen dat zij die bepaling toepast; zij kan echter, indien het voorbehoud gedeeltelijk is, verlangen dat de bepaling wordt toegepast voor zover zijzelf deze heeft aanvaard.