Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken
Artikel 23 Rechtsgedingen
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1995
- Bronpublicatie:
25-01-1988, Trb. 1991, 4 (uitgifte: 07-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-01-1997, Trb. 1997, 10 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
1.
Rechtsgedingen betreffende door de aangezochte Staat krachtens dit Verdrag genomen maatregelen worden slechts aanhangig gemaakt bij de daartoe bevoegde instantie van die Staat.
2.
Rechtsgedingen betreffende door de verzoekende Staat krachtens dit Verdrag genomen maatregelen, met name die welke, op het gebied van invordering, het bestaan of het bedrag van de verschuldigde belasting betreffen, of de akte die het nemen van dwangmaatregelen toestaat, worden slechts aanhangig gemaakt bij de daartoe bevoegde instantie van die Staat. Indien zodanige rechtsgedingen aanhangig worden gemaakt, doet de verzoekende Staat de aangezochte Staat daarvan mededeling, en deze schorst de procedure hangende de beslissing van die instantie. De aangezochte Staat neemt echter, indien daarom wordt verzocht door de verzoekende Staat, conservatoire maatregelen om de invordering van de verschuldigde belasting te waarborgen. Ook betrokkenen kunnen de aangezochte Staat mededeling doen van zodanige rechtsgedingen. Na ontvangst van een zodanige mededeling pleegt de aangezochte Staat, indien noodzakelijk, met de verzoekende Staat overleg over de aangelegenheid.
3.
Zodra een definitieve beslissing in het rechtsgeding is gegeven, stelt de aangezochte Staat of de verzoekende Staat, al naar gelang, de andere Staat in kennis van de beslissing en van de gevolgen daarvan voor het verzoek om bijstand.