De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener jegens de niet-particuliere cliënt
Einde inhoudsopgave
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.4:3.4 Bespreking van de jurisprudentie over de civielrechtelijke zorgplicht
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.4
3.4 Bespreking van de jurisprudentie over de civielrechtelijke zorgplicht
Documentgegevens:
I.P.M.J. Janssen, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
I.P.M.J. Janssen
- JCDI
JCDI:ADS364210:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zoals reeds toegelicht in paragraaf 3.2.2. Het is immers in de hoedanigheid van beleggingsdienstverlener dat de concrete verplichting op hem rust.
In de lagere jurisprudentie is niet doorgeprocedeerd tot de hoogste instantie wat de rechtsregel die daaruit voortvloeit in algemene zin minder van belang maakt.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In paragraaf 3.2.1 heb ik reeds een algemene omschrijving gegeven van de civielrechtelijke zorgplicht zoals de Hoge Raad heeft aangenomen jegens particuliere cliënten. Daaruit blijkt dat de omstandigheden van het geval steeds van doorslaggevend belang zijn bij de bepaling van de concrete omvang van de civielrechtelijke zorgplicht. In deze paragraaf zet ik de specifieke verplichtingen uiteen die de Hoge Raad heeft bepaald in het kader van de civielrechtelijke zorgplicht – of om in zijn woorden te blijven, bijzondere zorgplicht – in de specifieke relatie tussen de beleggingsdienstverlener en zijn particuliere cliënt. Waar de Hoge Raad spreekt over bank, spreek ik over beleggingsdienstverlener.1 Ik beperk mij in paragraaf 3.4 tot de jurisprudentie van de Hoge Raad, omdat slechts in die gevallen het bestaan van de deelverplichting buiten kijf staat.2 Ik maak hierop slechts een uitzondering in paragraaf 3.4.3. Daar bespreek ik de civielrechtelijke zorgplicht ten aanzien van de niet-particuliere cliënt. Ik behandel daar lagere rechtspraak, omdat de Hoge Raad zich nog niet heeft kunnen uitspreken over de civielrechtelijke zorgplicht bij niet-particuliere cliënten. Zo kan ik toch enige duiding geven aan de wijze waarop de civielrechtelijke zorgplicht ten aanzien van de niet-particuliere cliënt tot op heden wordt ingevuld.
De specifieke verplichtingen die voortvloeien uit de civielrechtelijke zorgplicht splits ik op in een aantal deelverplichtingen. Door deze onderverdeling kan ik in hoofdstuk 4 deze deelverplichtingen zo nauwkeurig mogelijk afzetten tegen de toezichtrechtelijke deelverplichtingen als onderdeel van de MiFID-loyaliteitsverplichting. Gezien het casuïstische karakter van de specifieke verplichtingen die voortvloeien uit de civielrechtelijke zorgplicht, lenen deze zich soms iets minder goed voor categorisering dan de verplichtingen die onderdeel zijn van de MiFID-loyaliteitsverplichting. Waar nodig zal ik dan ook enige nuance aanbrengen op de onderverdeling. In paragraaf 3.1.1 heb ik reeds uiteengezet wat ik onder de verschillende deelverplichtingen versta in het kader van dit hoofdstuk.
Het is bij deze paragraaf van belang in het achterhoofd te houden dat de jurisprudentie over de civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener – in tegenstelling tot de MiFID-loyaliteitsverplichting – geen compleet beeld geeft van de invulling daarvan. De rechter kan weliswaar een algemeen kader schetsen, maar dit slechts toepassen op de omstandigheden van het geval en zich daardoor niet uitlaten over de algehele invulling van de civielrechtelijke zorgplicht. Daar komt bij dat de situaties die partijen aan de rechter voorleggen, vaak min of meer extreme situaties betreffen. In andere situaties is er vaak geen noodzaak de gang naar de rechter te maken. De deelverplichtingen die in paragraaf 3.4.1 en 3.4.2 aan de orde komen, zijn dan ook vergaande verplichtingen waarover partijen van mening verschilden of zij onderdeel zijn van de civielrechtelijke zorgplicht. Voorgaande leidt ertoe dat het doel van deze paragraaf niet is om de precieze invulling van de civielrechtelijke zorgplicht vast te stellen, maar in kaart te brengen welke verplichtingen in ieder geval uit de civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener kunnen voortvloeien. Op die punten vergelijk ik in hoofdstuk 4 de civielrechtelijke zorgplicht met de MiFID-loyaliteitsverplichting. Zoals reeds aangegeven, hanteer ik bij de bespreking van de jurisprudentie – in tegenstelling tot in de rest van dit proefschrift – wel de term bijzondere zorgplicht om zo dicht mogelijk bij de bewoordingen van de Hoge Raad te blijven. Inhoudelijk gezien beoog ik daarmee echter geen verschil. Waar de bijzondere zorgplicht staat, kan de civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener gelezen worden.
3.4.1 Jurisprudentie precontractuele deelverplichtingen tegenover particuliere cliënten3.4.2 Jurisprudentie contractuele deelverplichtingen tegenover particuliere cliënten3.4.3 Lagere rechtspraak over de civielrechtelijke zorgplicht jegens de niet-particuliere cliënt